In het kader van het Woon- en Leefbaarheidsplan van de DEAL - gemeenten (Delfzijl, Eemsmond, Appingedam en Loppersum) is door het Kenniscentrum NoorderRuimte en Stichting Welzijn & Dienstverlening een aanpak beschreven om de organisatiekracht van inwoners te vergroten. Centraal staat het begrip 'organisatiekracht', gedefinieerd als "de bereidheid en de capaciteit van een groep bewoners die op basis van onderlinge betrokkenheid en gedeelde overtuigingen doelgericht voor het algemene belang aan de slag zijn". Voorgestaan wordt om op straat-, buurt- of wijkniveau inwoners actief burgerschap te stimuleren. De rol van de faciliterende overheid wordt in de aanpak meegenomen. Dit voorstel is besproken in diverse overleggen van het WLP en heeft geleid tot een aangepaste aanpak voor de uitvoering.
DOCUMENT
In het kader van het Actieprogramma Sociale Vitaliteit (WLP Eemsdelta leeft!) hebben sociaalwerkers van twee welzijnsorganisaties (ASWA - Appingedam en SW&D, Delfzijl) bewonersgroepen in drie gemeenten (Delfzijl, Appingedam en Loppersum) ondersteund voor de ontwikkeling van hun organisatiekracht ten behoeve van initiatieven voor leefbaarheid in het dorp, de buurt of de straat. De focus lag op de bewoners - hoe ontwikkelen zij zich, de sociaalwerkers - hoe sluiten zij aan bij de bewoners en de gemeentelijke contactpersonen - hoe faciliterend zijn zij? Uit het begeleidende onderzoek dat een activerend karakter had bleek vooral dat de bewoners hun organisatiekracht hoog inschatten, terwijl in de praktijk bleek dat de groepen (deels) uiteen vielen of hun doelen niet bereikten. Sociaalwerkers moeten dan ook meer aandacht besteden aan bronnen en oorzaken voor conflicten om de continuiteit in de groep te waarborgen. Gemeentelijke medewerkers bleken voor bewonersgroepen vaak onbereikbaar of onvoldoende behulpzaam. In de periode van het activerend onderzoek zijn de verbeterpunten ter harte genomen, in die zin heeft het activerend onderzoek gewerkt. De vragenlijst waarmee de organisatiekracht van bewoners is onderzocht is beschikbaar en als bijlage aan het rapport toegevoegd.
DOCUMENT
In het kader van het programma Sociale Vitaliteit (Woon- en Leefbaarheidsplan Eemsdelta Leeft) heb ik onderzoek gedaan naar de organisatiekracht van bewonersgroepen en hoe deze zich ontwikkelt mede door ondersteuning van sociaal werkers en door medewerking vanuit de gemeentelijke organisatie. De gebruikte vragenlijst is na afloop van het onderzoek herzien en bestaat nu uit 40 items waarmee periodiek met de bewonersgroep geevalueerd kan worden hoe zij hun eigen bijdrage en die van andere betrokkenen zien. De vragenlijst is openbaar en gebruikt worden voor vervolgonderzoek. Het onderzoeksrapport is eveneens openbaar gepubliceerd (Rozema, et al (2017).
DOCUMENT
Van 2015 - 2017 zijn in het kader van het Woon- en Leefbaarheidsplan Eemsdelta Leeft, Actieprogramma Sociale Cohesie pilots uitgevoerd met bewoners en professionals. De pilots hadden tot doel om de organisatiekracht van bewoners en de facilitering van professionals richting bewonersinitiatieven te versterken. Het rapport doet verslag van deze pilots en geeft tips naar aanleiding van de geleerde lessen.
DOCUMENT
Elk dorp en elke stad heeft een kloppend hart nodig. Een plaats om te ontmoeten, te ontspannen en om geld uit te geven. Het is het visitekaartje, maar ook een belangrijke werkgever. Die economische functie staat de laatste jaren onder druk. Winkelketens gaan failliet, panden staan leeg, straten worden getekend door verloedering en leegstand. Wat heeft de binnenstad nodig om te bloeien? Dat stond centraal in het onderzoeksproject De Ondernemende Binnenstad. In deze publicatie staat de vraag centraal welke meerwaarde een op samenwerking van publieke en private stakeholders gerichte centrumorganisatie kan opleveren. Aan de hand van vijf deelthema's - de factor mens , organisatiekracht, onderscheidingskracht, betaalbaarheid en vitaliteit - wordt verkend hoe deze samenwerking eruit zou kunnen zien en welke eisen moeten worden gesteld aan centrummanagers en andere professionals die werkzaam zijn in een 'Ondernemende Binnenstad’.
DOCUMENT
Het doel van dit onderzoek is om, op bescheiden schaal, kennis en inzicht te ontwikkelen over de betrokkenheid, motivatie en organisatiekracht van sportverenigingen bij de organisatie van de buurtsportclubs in Overvecht en Leidsche Rijn. Dit levert informatie op over de mate van draagvlak en eigenaarschap bij sportverenigingen met betrekking tot de buurtsportclubs. Daarnaast biedt het inzicht in de wijze waarop scholen werken aan een structurele samenwerking met de buurtsportclubs. Uiteindelijk leidt het onderzoek tot praktijkgerichte aanbevelingen ten behoeve van beleid en praktijk omtrent de buurtsportclubs.
DOCUMENT
De aard van de opgaven in de grote, middelgrote en kleine gemeenten verschillen onderling, toch lijken de visies op de oplossing opvallend eensgezind. Overal klinkt het pleidooi voor meer en betere samenwerking. Of dit nu via platformoverleg is, een ondernemersfonds, of een bedrijveninvesteringszone (BIZ). Het belang van samenwerking is binnen het Nederlandse discours zelfs zodanig gemeengoed dat het welhaast politiek incorrect lijkt om het nut en de noodzaak ervan ter discussie te stellen. De vraag dringt zich niettemin op of elke vorm van samenwerken even effectief is en wat onder goede samenwerking mag worden verstaan.
DOCUMENT
Het project Wijk en Participatie – destijds Wijk en Psychiatrie genaamd- (WeP) startte in het voorjaar van 2005. De doelstelling van het project was het bevorderen van deelname van mensen met een psychiatrische achtergrond, inmiddels een bredere groep mensen in kwetsbare posities, aan het maatschappelijke leven. WeP wil daarmee de eenzaamheid van mensen in kwetsbare posities, doorbreken dan wel tegengaan. Dit wil men bewerkstelligen door de deelname van deze groep aan activiteiten in de wijk en in het wijkcentrum of wijkvoorzieningen te bevorderen. WeP werd naar verschillende wijken en doelgroepen getransformeerd en er ontvouwde zich een methode die ook als zodanig werd opgenomen in de databank Effectieve Sociale Interventies van Movisie. De invoering van de Wmo vraagt van professionals en professionele zorg- en welzijnsorganisatie een andere manier van werken. De praktijk is zich mede onder druk van nieuwe wet en regelgeving en nieuw beleid continu aan het ontwikkelen. Volgens Kooiman, et al (red), (2015, p. 5) brengt deze tijd van transitie en transformatie per definitie veel verwarring met zich mee voor betrokkenen die werken en leren in een onzekere context waarin veel tegenstellingen spelen. Er zijn geen pasklare antwoorden en oplossingen voor de vragen die hierdoor ontstaan, maar deze moeten in co-creatie en al doende ontdekt worden. Dit vraagt burgerkracht, b) beroepskracht, c) organisatiekracht, d) ondernemerskracht en e) leerkracht. Op basis van ervaringen uit het verleden lijkt de werkwijze WeP in meer of mindere mate deze krachten te benutten. Hoe dit ten aanzien van de laatste ontwikkelingen gebeurt, namelijk de verbreding van de werkwijze naar ‘nieuwe’ doelgroepen, mensen met een (licht) verstandelijke beperking en ouderen, komt in dit onderzoek naar voren.
DOCUMENT
De transitie naar een nieuw sociaal en zorgstelsel brengt veel veranderingen en vragen met zich mee. We bevinden ons midden in de 4D-operatie: de decentralisatie van taken van centrale naar lokale overheid. De verantwoordelijkheid en beleidskaders voor hulp en ondersteuning aan burgers veranderen ingrijpend. Gemeenten buigen zich over de organisatie en uitvoering van: de maatschappelijke ondersteuning (Wmo), jeugdzorg (Jeugdwet), arbeidsparticipatie (Participatiewet) en passend onderwijs (Wet Passend Onderwijs). De Wmo en Jeugdwet brengen zorg en welzijn samen, dichterbij de directe leefomgeving van de burger die hulp of ondersteuning vraagt. Dat heeft grote gevolgen voor het doen en laten van alle deelnemers aan het sociale domein. Vaak wordt de metafoor van de ‘kanteling’ gebruikt, die onder meer staat voor kantelen van aanbod naar vraaggestuurd, van probleem- naar krachtgericht, van individueel naar contextueel, van organisatie- naar netwerkgericht, van verticale naar horizontale verhoudingen. Terwijl de transitie staat voor verandering in het stelsel van financiering, regelgeving en organisatie, laten we zeggen de structuur, staat transformatie vooral voor de verandering in de cultuur van werken en het anders inzetten van kennis.
DOCUMENT
Hoofdstuk 1 in: Leren transformeren. De transitie naar een nieuw sociaal en zorgstelsel brengt veel veranderingen en vragen met zich mee. We bevinden ons midden in de 4D-operatie: de decentralisatie van taken van centrale naar lokale overheid. De verantwoordelijkheid en beleidskaders voor hulp en ondersteuning aan burgers veranderen ingrijpend. Gemeenten buigen zich over de organisatie en uitvoering van: de maatschappelijke ondersteuning (Wmo), jeugdzorg (Jeugdwet), arbeidsparticipatie (Participatiewet) en passend onderwijs (Wet Passend Onderwijs). De Wmo en Jeugdwet brengen zorg en welzijn samen, dichterbij de directe leefomgeving van de burger die hulp of ondersteuning vraagt. Dat heeft grote gevolgen voor het doen en laten van alle deelnemers aan het sociale domein. Vaak wordt de metafoor van de ‘kanteling’ gebruikt, die onder meer staat voor kante¬len van aanbod naar vraaggestuurd, van probleem- naar krachtgericht, van individueel naar contextueel, van organisatie- naar netwerkgericht, van verticale naar horizontale verhoudingen. Terwijl de transitie staat voor verandering in het stelsel van financiering, regelgeving en organisatie, laten we zeggen de structuur, staat transformatie vooral voor de verandering in de cultuur van werken en het anders inzetten van kennis.
DOCUMENT