In Amsterdam Nieuw-West zijn in vergelijking met andere stadsdelen in Amsterdam relatief veel werklozen. Het is aannemelijk dat een deel van deze werkloze bevolking een afstand tot de arbeidsmarkt heeft. In dit onderzoek ligt de nadruk op wat organisaties in Nieuw-West doen om deze groep mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te laten participeren.
Ziekenhuizen behoren tot wat Mintzberg professionele bureaucratieën noemt. Ze worden geconfronteerd met problemen op het gebied van kwaliteit, patiëntvriendelijkheid, veiligheid en efficiency. Een belangrijke vraag is of ze voor het bereiken van deze doelen de juiste structuur bezitten. In zijn boek Structure in fives (1983) presenteert Mintzberg een ontwerptheorie waarmee deze vraag beantwoord zou kunnen worden. Structuurparameters spelen hierin een belangrijke rol. In het samen met Glouberman geschreven artikel (2001) past hij zijn ontwerptheorie toe op het ziekenhuis. In dat artikel wordt de vraag beantwoord: aan welke knoppen moet de ontwerper draaien om de problemen van ziekenhuizen op te lossen? In deze bijdrage vergelijk ik de opvattingen van Mintzberg met recente opvattingen over een patiëntgerichte en procesgestuurde organisatie van het ziekenhuis. Ik kom tot de conclusie dat wat hierin voorgesteld wordt, overeenkomt met 1) wat volgens Minztberg niet kan (het kantelen van de ziekenhuisorganisatie van een functionele naar een marktgerichte structuur) en 2) wat volgens Minztberg niet mag (het standaardiseren van output en processen). Dat is praktisch belangrijk, immers, volgens Mintzberg krijgen we nooit de zo gewenste multidisciplinaire, patiëntgerichte en proces- gestuurde ziekenhuisorganisatie. In deze bijdrage beperk ik mij nadrukkelijk tot het ziekenhuis als vraagstuk van structuurontwerp. Ik kan, binnen dit bestek, niet ingaan veranderingskundige vraagstukken op meso- en met vraagstukken van institutioneel herontwerp op macroniveau. Deze bijdrage is onderdeel van een vergelijkend onderzoek van de sterke en zwakke punten van verschillende organisatieontwerpbenaderingen (zie Achterbergh, Vriens, 2009; Christis, 2005, 2009 en 2011).
Veel organisaties ontdekken dat organiseren veel meer is dan een organisatiestructuur inrichten met managers, afdelingen en functies. De ‘organisatiehark’ met ‘boven en onder’ heeft natuurlijk betekenis, maar het samenwerken wordt pas effectief door naar de collega’s ‘links en rechts’ te kijken: ‘Wat moet ik doen, zodat jij er goed mee verder kunt?’ Dan gaat het om horizontaal organiseren in processen die dwars op de organisatiehark staan (Bakker en Hardjono, 2011 en 2013). Die aandacht voor processen lijkt heel logisch en dat is het ook. Maar de invoering daarvan heeft vaak een dwars karakter: velen voelen zich thuis bij een hiërarchische baas die hiërarchisch medewerkers aanstuurt. Denken en werken in processen vraagt om een goede afstemming, een professionele houding en vooral ook vertrouwen ontwikkelen in elkaars vakmanschap. Dat weten ze bij Hogeschool Utrecht maar al te goed.
We hebben als Gemeente Nijmegen, Radboud Universiteit (RU), Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) en ROC Nijmegen (ROC) de afgelopen jaren in gezamenlijkheid gewerkt aan het creëren van een rijke leeromgeving voor studenten en aan het bieden van een toegevoegde waarde voor de stad. Met behulp van de impulsfinanciering CDKM heeft CDKM Nijmegen sinds de ondertekening van de CDKM mooie resultaten geboekt. Wij hebben ervaring opgedaan met diverse interdisciplinaire en multi-level onderwijsprojecten in verschillende wijken, een netwerksamenwerking ontwikkeld en onderzoek gedaan naar de bijdrage van deze rijke leeromgevingen voor betrokkenen. Het is duidelijk geworden dat de betrokken kennisinstellingen en de gemeente Nijmegen het gedachtengoed van CDKM omarmen en het belang en de meerwaarde inzien van deze samenwerking (‘de stad als campus’). Maar het is ook duidelijk geworden dat deze samenwerking complex is, deze afstemming vraagt op meerdere niveaus binnen en tussen organisaties, en overbrugging vraagt van bestaande organisatiestructuren en onderwijssystemen. Om onze gezamenlijke ambitie daadwerkelijk te bereiken is een volgende, verdiepende stap nodig. Om uit de ‘probeer- en pilotfase’ te komen tot een duurzame verankering in de curricula, is het nodig om ons in deze fase nadrukkelijker te richten op de leeromgeving van de betrokken instellingen en wat daar nodig is. Het wegnemen van (o.a. bureaucratische) barrières is noodzakelijk om grootschalige inbedding van deze onderwijsinnovatie mogelijk te maken. Gezien de complexiteit pakken we dit vraagstuk aan in de organisaties zelf, en ontwikkelen we gerichte implementatieplannen die aansluiten bij de specifieke organisatiestructuur, mogelijkheden en knelpunten van de betreffende organisaties. Deze implementatieplannen per instelling ontwikkelen wij in nauwe afstemming met elkaar. Op verschillende kernthema’s gaan wij onze ambities aanscherpen en concretiseren om te komen tot een implementatieplan per betrokken partner, inclusief financieringsmodel. De huidige aanvraag is bedoeld om deze stap, om te komen tot concrete implementatieplannen, te faciliteren en te versnellen.
Bedrijven en organisaties uit de KWD-sector (Kantoren, Winkels en Dienstverlening) vertegenwoordigen maar liefst 5,3 miljoen ton bedrijfsafval per jaar. De inzameling van bedrijfsafval wordt door verschillende verwerkers grootschalig en laagfrequent uitgevoerd met dieselwagens, waardoor slechts de helft van de KWD-afvalstroom wordt gerecycled. Overheden en inzamelbedrijven zijn daarom op zoek naar nieuwe logistieke concepten die, in lijn met de ambities voor een Circulaire Economie, een lage milieudruk en positieve sociale impact hebben. Een consortium bestaande uit de gemeente Amsterdam afdeling bedrijfsafval, afvalverwerker Renewi, logistiek bedrijf ZOEV City, sociaal leer- en werkbedrijf Pantar en HvA Centre of Expertise Urban Technology (CoE UT) realiseert een pilot om een nieuw logistiek afvalinzamelingsconcept te testen. Inzameling door verschillende dieselvuilnisauto’s wordt vervangen door collectieve inzameling op aanvraag door kleine elektrische auto’s die het afval naar een nabijgelegen overslagpunt brengen, waarna het afval per schip naar de verwerker gebracht wordt. Het consortium wil onderzoeken hoe en in welke mate het vernieuwende logistieke concept bijdraagt aan een combinatie van logistieke, milieukundige en sociale impact. Naast de voorgenoemde kennisontwikkeling, wil het consortium de kennis ook delen en het netwerk uitbreiden, om de transitie naar een circulaire stad te versnellen. In overleg met het consortium monitoren de onderzoekers van de HvA, gedurende de implementatie van het nieuwe logistieke concept, de logistieke en milieukundige impact, en de beleving onder deelnemers. Het project levert de volgende deliverables op: • Datasets van de impact van het oude en het nieuwe logistieke inzamelconcept • Tussen- en eindrapportage van het monitoringsonderzoek inclusief inzicht in sociaal-technische implicaties die impactresultaten op grotere schaal kunnen beïnvloeden • Bijdrage aan netwerkvorming, vraagarticulatie en onderzoeksplan ten behoeve van een RAAK-pro onderzoeksvoorstel rondom circulaire afvallogistiek in de stad. • Bijdrage aan HvA onderwijs en onderzoek (stadslogistiek en circulaire business modellen)
Leren met de Stad (LmdS) is een programma van Hogeschool Leiden (HL), Universiteit Leiden (UL), gemeente Leiden (GL) en mboRijnland (mboR) dat studenten de kans biedt om samen met bewoners en lokale organisaties te werken aan maatschappelijke vraagstukken uit de stad. Dit leren met maatschappelijke impact heeft als kenmerk dat studenten leren in een rijke leeromgeving die overeenkomt met de toekomstige praktijk. Dit is relevant voor de stad, voor de student en voor het onderwijs en onderzoek. Het hoofddoel van LmdS voor de komende jaren is om de methodiek van LmdS te implementeren in alle faculteiten en colleges van de betrokken kennisinstellingen. Dit betekent een opschaling van studentenaantallen, van onderwijs en onderzoeksprogramma's en van netwerkpartners. Om dit te bereiken zet LmdS de ontwikkelde methodiek en de opgebouwde infrastructuur in: een fysieke locatie in de stad, LmdS|Op Locatie (LmdS|OL) en de Leergemeenschap STAD (LGS), platform voor kennisuitwisseling en communitybuilding tussen kennisinstellingen en stad. De afgelopen jaren heeft LmdS succes geboekt en impact gemaakt. In deze nieuwe fase zetten de samenwerkende partners in op inbedding van de LmdS-methodiek in onderwijs en onderzoek van de kennisinstellingen: van innovatie naar geïntegreerde werkwijze. Onderdeel van deze overgang van project naar programma is het verankeren van LmdS in de reguliere organisatiestructuur van de kennisinstellingen. LmdS gaat door op de ingeslagen weg en introduceert drie nieuwe ontwikkelingen: implementatie van LGS, toetreding van mboR tot het consortium en de verbinding met faculteiten via kennismakelaars. Deze aanvraag is gericht op bovengenoemde inbedding en opschaling en zet in de komende hoofstukken uiteen hoe LmdS invulling geeft aan deze ambities. Van strategische plannen naar te nemen stappen, resulterend in een activiteitenoverzicht met de bijbehorende trajectorganisatie. De City Deal Kennis Maken (CDKM) subsidie is hierbij nodig om de stappen van onderwijsinnovatie naar regulier aanbod en van project naar programma te kunnen zetten.