In deze lezing neem ik jullie mee in het denken over kindermishandeling en geweld in intieme relaties. Het inzicht in kindermishandeling en de aanpak ervan heeft zich ogenschijnlijk los ontwikkeld van de aandacht en aanpak voor geweld in intieme relaties (ook wel huiselijk geweld of partnergeweld genoemd). Pas recent komt meer aandacht voor en wetenschappelijk onderzoek naar de samenhang hiertussen, en voor een integrale en systeemgerichte aanpak met aandacht voor alle gezinsleden. Oog voor genderverschillen is hierbij (nog) niet vanzelfsprekend. Dat kinderen als kwetsbare partij tegenover de ouders bescherming behoeven door de overheid is algemeen geaccepteerd en vastgelegd in de wet. Dat volwassenen beschermd moeten worden in een intieme relatie is echter van een andere orde. In Nederland zijn mannen en vrouwen voor de wet gelijk. Dat betekent niet dat de patriarchale verhoudingen en ongelijkheden tussen mannen en vrouwen maatschappelijk gezien zijn verdwenen, zoals onder meer de discussie omtrent Me Too laat zien. Juist bij verschuivende machtsverhoudingen kan geweld toenemen (Van Lawick, 2003; Yerden, 2008). Bij geweld, dwang en controle in intieme relaties zijn er verschillen tussen slachtofferschap van vrouwen en mannen. Geweld uit onmacht of stressfactoren binnen intieme relaties heeft een ander effect op kinderen dan dwingende controle binnen intieme relaties. Wat dit betekent voor de bescherming en hulp aan kinderen en volwassenen en hoe dit vanuit een geïntegreerde visie kan worden vormgegeven is een enorme uitdaging. In deze lezing geef ik een aantal overdenkingen mee over de samenhang tussen kindermishandeling en geweld in intieme relaties, dilemma’s in het bieden van hulp en bescherming, en toekomstbeelden. Het gaat bij kindermishandeling en partnergeweld over onveiligheid. Onveiligheid kan bestaan uit allerlei vormen van geweld, zoals fysiek, psychisch, of seksueel geweld, maar ook uit verwaarlozing of financiële uitbuiting. Onveiligheid kan eveneens betekenen dat een ouder, bijvoorbeeld wegens psychiatrische problematiek, niet de zorg, aandacht en liefde kan geven die een kind nodig heeft. Onveiligheid gaat over het ontbreken van respect en vertrouwen, over de subjectieve beleving van veiligheid in termen van ‘mogen zijn wie je bent’. Om juridisch in te kunnen grijpen bij kindermishandeling moet sprake zijn van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind. Dit is niet hetzelfde als ‘opgroeien in onveiligheid’ en kan fricties opleveren. Het is duidelijk dat beide termen, onveiligheid en een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind, geen objectief vast te stellen begrippen zijn, het heeft ook subjectieve elementen. De invulling van de begrippen veranderen in de tijd (Adriaenssens et al., 1998; Baartman, 2009).
DOCUMENT
Mantelzorgers zorgen vooral voor familieleden. Ruim 75% van de mantelzorgers biedt hulp aan een (schoon)ouder, partner, kind of ander familielid. Uit onderzoek blijkt dat mantelzorgers zich in de relatie met de professional lang niet altijd erkend voelen. Het boek dat in dit artikel besproken wordt, geeft antwoord op de vraag welke perspectieven mantelzorgers hebben op de zorg die zij verlenen en op relaties die zij onderhouden met zorgvragers en professionals. De grote bereidheid van mantelzorgers om zorg te geven staat soms haaks op hun wens om invulling te geven aan het leven naast het zorgen voor een familielid. Het in dit artikel besproken boek biedt handvatten aan beroepskrachten om relationeel en vraaggericht te werken met als vertrekpunt de ervaringen van de betrokkenen in de zorgsituatie.
DOCUMENT
BACKGROUNDS:Alcohol use among adolescents has become a major public health problem in the past decade and has large short- and long-term consequences on their health. The aim of this systematic review was to provide an overview of longitudinal cohort studies that have analyzed the association between the parent-child relationship (PCR) and change in alcohol use during adolescence.METHODS: A search of the literature from 1985 to July 2011 was conducted in Medline, PsycINFO, and EMBASE in order to identify longitudinal, general population studies regarding the influence of the PCR on alcohol use during adolescence. The studies were screened, and the quality of the relevant studies was assessed. A best-evidence synthesis was used to summarize the results.RESULTS: Twenty-eight relevant studies were identified. Five studies found that a negative PCR was associated with higher levels of alcohol use. Another seven papers only found this association for certain subgroups such as boys or girls, or a specific age group. The remaining sixteen studies did not find any association.CONCLUSIONS: We found weak evidence for a prospective association between the PCR and adolescent alcohol use. Further research to the association of the PCR with several types of alcohol use (e.g., initiation or abuse) and to the potential reversed causality of the PCR and alcohol use is required.
MULTIFILE
We used a validated agent-based model—Socio-Emotional CONcern DynamicS (SECONDS)—to model real-time playful interaction between a child diagnosed with Autism Spectrum Disorders (ASD) and its parent. SECONDS provides a real-time (second-by-second) virtual environment that could be used for clinical trials and testingprocess-orientedexplanationsofASDsymptomatology.Weconductednumerical experiments with SECONDS (1) for internal model validation comparing two parental behavioral strategies for stimulating social development in ASD (play-centered vs. initiative-centered) and (2) for empirical case-based model validation. We compared 2,000 simulated play sessions of two particular dyads with (second-by-second) time-series observations within 29 play sessions of a real parent-child dyad with ASD on six variables related to maintaining and initiating play. Overall, both simuladistributions. Given the idiosyncratic behaviors expected in ASD, the observed correspondence is non-trivial. Our results demonstrate the applicability of SECONDS to parent-child dyads in ASD. In the future, SECONDS could help design interventions for parental care in ASDted dyads provided a better fit to the observed dyad than reference null
DOCUMENT
Debates about social theory and social policy are highly fragmented and unclear in subject and direction. A recognised paradigm is failing. Maybe we have to accept that social reality is not to reconstruct in social theory. But we certainly need social theorists and social theories to support citizens, policy makers and social workers in improving social reality. Social reality in post modern societies is to be characterized by problematic relationships among citizens and between citizens and the public sector and by a sharp rise in problematic behaviour. The affluent society has failed to create a more sensitive world where people behave more socially. The dominant social problem is no longer seen from a social economic perspective but from a social cultural one. Social competences and social capital are considerer to be essential assets to cope with life in post modern society. For people weak ties and thin trust are essential to integrate into society. Thick trust and strong ties can bind people to much and cause inflexibility. The current social problem is a matter of designing a social world where relationships and behaviour are fair and reasonable. It asks for an interesting and creative social policy and social work, not too much stressing the problematic issues but encouraging people to trust each other. Current social policy is too much focused on the needs and problems. It has to change into a more expressive social policy, a policy that people challenges to express them and to create new relationships. Social behaviour asks for flexibility and creativity, for being authentic and playing roles. Scientists, policymakers, social workers and citizens are in the same field and have access to the same knowledge.
DOCUMENT
There is a central dilemma embedded in the relationship between teachers and researchers. Teachers know the story of the classroom well, but they are seldom asked to tell their stories, nor do they usually have the opportunity. Researchers, on the other hand, are skilled at telling certain things about classrooms, but they often miss the central stories that are there. This divergence can lead to different opinions on what teaching is about and what is important within it. To bridge this gap, we describe an approach which puts the teacher and the student at the centre. With respect to emotional and behavioural problems of students, we underline the notion of student-teacher compatibility, deriving from theories emphasizing the transactional/reciprocal nature of human behaviour. One of the aims of the Lectorship and Knowledge Network Behavioural Problems in School Practice, is to identify at-risk-teachers (i.e. those most vulnerable to the presence of behaviourally challenging students and parents) so that interventions, both in initial teacher training as well as in inservice training can be applied to help them develop adequate attitudes and coping-skills. In clinical supervision, peer coaching or reflective practice, these teachers can be helped to consider in what way student and parental problem behaviour contribute to their loss of satisfaction, their feelings of self doubt, perceived disruption of the teaching process, and their frustration working with parents.
DOCUMENT
Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
DOCUMENT
Divorce is a common and complex phenomenon with high social impact, especially when it involves pervasive conflict. This chapter discusses an analytic content-based framework for gaining an in-depth understanding of divorce. It considers seven inter- related dimensions: time, conflict, relationships, violence, systems, cooperation and communication. Each dimension can be further related to the exacerbating factors of addiction and psychiatric illness. This analytical method points the way to de- escalating domestic conflict and sometimes intimate violence after divorce by listen- ing to and properly interpreting the voices of children and parents. Partner violence and controlling behaviour before, during and after divorce can arise from the struggle of one partner to attack and diminish the other, or by both partners contending for power as the family breaks up. The resulting conflict can disrupt the parental partner- ship in ways that traumatize them and interfere with their children’s right to grow up in safe surroundings, nurtured and guided by both parents. Social professionals who respond effectively are able to look beyond stereotypes to sense the unique and subtle patterns underlying the intense and persistent discord characteristic of high-conflict divorce. Only when the particular aspects of those patterns are understood and prop- erly addressed can (co-) parenting be restored to assure the children of post-divorce safety and well-being.
DOCUMENT
Pesten op school is een beladen onderwerp dat de relatie tussen leerkracht en ouders flink op de proef stelt. Een gesprek over pesten ligt gevoelig omdat het raakt aan de opvoeding thuis. Bovendien zien leerkrachten en ouders een kind vanuit een verschillend perspectief en proberen zij vanuit verschillende invloedssferen het pesten te beteugelen. Er zijn de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen om het pesten op basisscholen tegen te gaan. Voor basisscholen zijn er verschillende sociale veiligheidsprogramma’s ontwikkeld. Daarnaast bestaat er een breed scala aan werkwijzen, trainingen en tools om leerkrachten te helpen in de samenwerking met ouders om de schoolse ontwikkeling van hun kind te versterken. In de meeste programma's voor sociale veiligheid ontbreekt het echter aan handvatten voor de leerkracht om met ouders samen te werken als er daadwerkelijk sprake is van een pestsituatie. Dit onderzoek heeft laten zien dat een doeltreffende aanpak voor de samenwerking tussen leerkrachten en ouders rond pesten niet kan bestaan uit een enkel instrument of protocol, maar een samenhangend geheel moet vormen van gedeelde definities, heldere communicatie, een vertrouwensband en constante afstemming. Literatuurstudie heeft laten zien dat samenwerking een cyclisch proces is dat beïnvloed wordt door persoonlijke, interpersoonlijke, organisatorische en maatschappelijke factoren. Een sociale netwerkstudie liet zien dat ouders over het algemeen redelijk goed zicht hebben op de positieve relaties en vriendschappen van hun kind, maar dat ze een minder scherp beeld hebben van subtiele of negatieve interacties. De kwalitatieve studie maakte duidelijk welke knelpunten en succesfactoren ouders, leerkrachten en kinderen ervaren, en onderstreept het belang van context, nuance en relationele aspecten.In een ontwerpstudie is op basis van deze inzichten, in co-creatie met ouders en leerkrachten, een strategie ontwikkeld die resulteerde in een handreiking. Deze handreiking biedt scholen en leerkrachten praktische handvatten om doelgerichter en met meer vertrouwen met ouders samen te werken rond pesten. Voor het vervolg zou het waardevol zijn bewijs te zoeken (evidence based) dat deze aanpak voor de samenwerking met ouders rond pesten effectief is.
DOCUMENT
In het onderzoek stond de vraag centraal hoe de samenwerking tussen ouders, onderwijs en jeugdhulp verbeterd kon worden. Dit kwalitatieve onderzoek bestond uit drie stappen. 1. Met ouders, professionals en beleidsmakers zijn uitgangspunten opgesteld over wat men onder goede samenwerking tussen ouders, onderwijs en jeugdhulp verstaat. Dit waren drie online focusgroepen, waar transcripten en een samenvatting van zijn. 2. Op 5 scholen zijn 21 casussen besproken en geëvalueerd aan de hand van deze uitgangspunten. Per casus (kind en diens gezin) zijn 1 tot 3 interviews gehouden, is een tijdlijn ingevuld en is een bespreking gehouden. De interviews zijn getranscribeerd en geanonimiseerd, de tijdlijn is een afbeelding en de bespreking is genotuleerd. 3. De bevindingen zijn ook besproken met beleidsmakers en bestuurders in twee bijeenkomsten van de Governancegroep. Hier zijn notulen van. Uit ons onderzoek kwamen zeven sleutels om de samenwerking tussen ouders, onderwijs- en jeugdhulpprofessionals te verbeteren, namelijk: 1. Bevorderen van duurzame onderlinge relaties 2. Het kind in diens context centraal stellen 3. Versterken van de vakbekwame professional 4. Ruimte om samen te werken 5. Dekkend aanbod in onderwijs en jeugdhulp met ruimte voor maatwerk 6. Ontschotten van het onderwijs en de jeugdhulp 7. Samenwerken met hulp rondom bestaanszekerheid
DOCUMENT