Vergeet de ruzies die volwassenen erover maken en kijk door de ogen van een kind. Een kind kan vele pieten aan, als de mythe maar intact blijft. In dit artikel in Trouw 11-11-2015 komen twee pedagogen aan het woord over de zwartepietendiscussie, onder wie lector Christa Nieuwboer van Fontys Hogeschool Pedagogiek.
DOCUMENT
https://crimsonpublishers.com/ggs/fulltext/GGS.000645.php Sinds kort is er in Nederland meer aandacht voor de intieme en seksuele behoeften van ouderen, zowel in hun privé-thuisomgeving als in de langdurige zorg. Het is algemeen bekend dat een persoonsgerichte aanpak nodig is om de kwaliteit van de zorg aan ouderen te verbeteren. Er zijn verschillende hulpmiddelen ontwikkeld om de intieme en seksuele behoeften van oudere volwassenen te ondersteunen. Desondanks is er in de praktijk nog steeds een gebrek aan begrip bij zorgprofessionals (HPC 's) en organisaties hoe ze deze tools in specifieke situaties kunnen gebruiken. Het matchen van de juiste tool met de juiste organisatie, HPC 's, ouderen en hun dierbaren is essentieel om persoonsgerichte intieme en seksuele ondersteuning te bieden aan oudere volwassenen.Sleutelwoorden: Oudere volwassene; Intimiteit, Seksualiteit, Persoonsgericht, Co-creatie, Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg (HCP 's)
MULTIFILE
Ruim een half miljoen kinderen in Nederland groeien op in een gezin waarin een of beide ouders psychische problemen of een verslaving heeft. De opvoeding van hun kinderen kent voor deze ouders bijzondere uitdagingen, met het risico dat psychische problematiek verergert en/of haar weerslag heeft op de kinderen. Effectieve hulp aan deze gezinnen vraagt om integrale samenwerking tussen het jeugddomein en de geestelijke gezondheidszorg voor volwassenen (v-ggz). In de regio Haaglanden worden een aantal pilots uitgevoerd om bij gezinnen met ernstige, complexe problematiek naast jeugdhulp ook expertise of ondersteuning vanuit de v-ggz in te zetten. Het gaat daarbij om de volgende projecten: ‘Beter Thuis’ (Den Haag, Zoetermeer en ‘Integraal 0-6-team in de wijk’) en ‘Ggz bij Jeugdbescherming west’ (vanuit Indigo en Impegno). Dit onderzoek heeft als doel inzicht te geven in de meerwaarde van deze pilots, in het bijzonder wanneer het gaat om de integratie van jeugdhulp en v-ggz.
MULTIFILE
De nieuwe herindelingsgemeente Midden-Groningen wil leefbaarheids- en welzijnsproblemen binnen dorpen, buurten en wijken stevig aanpakken. Vergeleken met elders in Nederland heerst er onder de inwoners van de gemeente gemiddeld meer armoede en werkloosheid en is er sprake van een lagere levensverwachting en minder kansen. Ook valt er aan de woonomgeving vaak veel te verbeteren (1, 2). Vanuit het Strategisch kader voor het lokaal programma van het Nationaal Programma Groningen (1) heeft de gemeente zich onder andere als doel gesteld om in de verschillende dorpen en wijken gebiedsgericht aan de slag te gaan. Dit geldt zo ook voor Noorderpark: een woonwijk in het noorden van Hoogezand-Sappemeer met ca. 3400 inwoners waar verschillende ruimtelijke en sociaaleconomische problemen in de leefomgeving samenkomen. De gemeente gaat in deze wijk de komende jaren stapsgewijs aan de slag met sociaal ruimtelijke wijkvernieuwing. Het lectoraat Leefomgeving in Transitie (LiT) doet onderzoek naar de relatie tussen mens en veranderende leefomgeving en is vanuit het Kenniscentrum NoorderRuimte van de Hanzehogeschool Groningen bij de wijkvernieuwing betrokken. Dit om van binnen meer inzicht te genereren wat speelt en leeft in de wijk en om inwoners en hun wensen en ideeën op proces en inhoud beter te kunnen betrekken in de planvorming. Onder de paraplu van meerjarig Participatief Actie Onderzoek vindt samen met inwoners op meerdere manieren onderzoek plaats naar hoe zij de leefbaarheid van de wijk ervaren. In het eerste deelonderzoek (5) hebben inwoners met behulp van fotowandelingen hun ervaringen, beelden, ideeën en wensen in beeld gebracht. Het bleek lastig om jongeren hier aan mee te laten doen. Jongeren hebben echter wel hun eigen specifieke behoeften . Daarbij komt dat ze in deze omgeving hun leven vaker een onvoldoende geven dan elders in Nederland (14). Het is daarom van belang om vanuit hun eigen perspectief meer inzicht te krijgen in hoe zij hun woonomgeving ervaren en welke mogelijkheden zij zien voor verbeteringen. Zodat er vanuit de wijkvernieuwing -waar wenselijk en haalbaar- gerichte plannen en acties opgezet kunnen worden die bijdragen aan een prettigere leefomgeving en daarmee ook aan een hoger welzijn voor jongeren. Om meer te weten te komen over wat er onder hen leeft en speelt, gaat dit tweede deelonderzoek in op de groep oudere kinderen -leerlingen uit groep 7 en 8 van de in de wijk gelegen basisschool Het Galjoen – en hun beleving van de leefbaarheid van de wijk. De gedachte hierbij is ook dat door deze groep over hun leefomgeving na te laten denken, zij meer omgevingsbewustzijn krijgen en in de nabije toekomst wellicht meer bereid zijn om mee te doen bij initiatieven in de wijk (bijvoorbeeld vanuit de gemeente of jongerenwerk). De deelnemers hebben in groepjes met polaroidcamera’s foto’s van plekken gemaakt waar ze graag meer over willen zeggen (zoals bijvoorbeeld sport- speel- en ontmoetingsplekken). Zij mochten hierbij zelf bepalen welke onderwerpen en plekken zij belangrijk vonden en naar voren wilden brengen.
DOCUMENT
Ouderen die voor het eerst een instrument leren bespelen, blijken daar heel goed toe in staat te zijn. En muziek maken heeft ook nog eens een gunstig effect op het welzijn en de cognitieve vermogens van ouderen. De groeiende vergrijzing van onze samenleving en het gegeven dat ouderen langer gezond blijven maakt dat muziekles geven aan ouderen een vak in ontwikkeling is. Een vak dat kansen biedt voor de professionele muziekdocent. Hoe beïnvloeden muziek en de kunsten het proces van gezond ouder worden? Deze vraag wordt vanuit diverse invalshoeken onderzocht door het lectoraat Lifelong Learning in Music binnen de onderzoekslijn Healthy Ageing through Music & the Arts. De informatie die met Ouderen en Muziek werd verzameld is samengebracht in een Kennisbank die voor iedereen is te raadplegen op ww.hanze.nl/ouderenenmuziek Er bestaan nog vele vragen over het op een effectieve manier muziekles geven aan ouderen en over hoe je deze gevarieerde groep het beste kunt benaderen. In samenwerking met muziekdocenten uit de noordelijke regio is het lectoraat Lifelong Learning in Music met het onderzoeksproject Ouderen en Muziek op zoek gegaan naar mogelijke antwoorden op deze vragen. De resultaten zijn samengevat in deze brochure. De inhoudelijke lijn van het project wordt bewaakt door het Consortium Ouderen en Muziek.
DOCUMENT
Lichamelijke zwakte is een belangrijk onderdeel van kwetsbaarheid en komt veel voor bij oudere volwassenen. Terwijl vrouwen een hogere prevalentie en een eerder begin van kwetsbaarheid kennen zijn sekseverschillen in de ontwikkeling van lichamelijke zwakte nauwelijks bestudeerd. Daarom hebben we in spieren de veranderingen onderzocht die onderscheid maken tussen fitte en zwakke ouderen voor elk geslacht afzonderlijk. Mannen (n = 28) en vrouwen (n = 26) van 75 jaar en ouder werden gegroepeerd op basis van hun fysieke prestatiecriteria. Er werd gebruik gemaakt van spierbiopten genomen uit de vastus lateralis-spier voor genexpressie- en histologisch onderzoek. Er werden paarsgewijze vergelijkingen gemaakt tussen de sterkste en de zwakste groepen voor elk geslacht afzonderlijk, en potentiële geslachts-specifieke effecten werden beoordeeld. Zwakke vrouwen toonden een hogere expressie van ontstekingsroutes, infiltratie van NOX2-immuuncellen, samen met een hogere VCAM1-expressie. Zwakke mannen werden gekenmerkt door een kleinere diameter van type 2 (snelle) spiervezels en lagere expressie van PRKN. Zwakte-geassocieerde genexpressie-veranderingen in de spieren waren verschillend van veroudering-geassocieerde genexpressie-veranderingen, wat erop wijst dat de pathofysiologie van fysieke zwakte niet noodzakelijkerwijs afhankelijk is van veroudering. We concluderen dat zwakte-geassocieerde veranderingen in de spieren sekse-specifiek zijn. Aanbevolen wordt om bij onderzoek naar kwetsbaarheid rekening te houden met sekseverschillen, omdat deze verschillen een grote impact kunnen hebben over de ontwikkeling van (farmaceutische) interventies tegen kwetsbaarheid.
MULTIFILE
Geospatial technologies have the potential to transform the lives of older adults by providing them with necessary tools to navigate their local communities, access services, connect with others, and access valuable information. However, the usability and accessibility of such technologies often fall short of the needs of older adults. Many existing geospatial tools are not designed with the needs and preferences of older adults in mind; this can lead to usability challenges and limit their usage. This paper explores a participatory approach in developing an inclusive geodata-collection tool that is specifically tailored to older users’ needs. The paper also highlights the importance of incorporating user-centered design principles, participatory design methods, and accessibility guidelines throughout the entire geodata-tool-development process. It also emphasizes the need for ongoing user engagement and feedback in order to ensure that the tool remains relevant and usable in the evolving digital landscape. This participatory approach has resulted in a tool that is easy to use and accessible for older adults; it is available in various languages, thus ensuring that the elderly can actively participate in the prototype’s creation and contribute to the collection of the geospatial information that reflects their lived experiences and needs.
MULTIFILE
BACKGROUND: Due to the rapidly increasing number of older people worldwide, the prevalence of frailty among older adults is expected to escalate in coming decades. It is crucial to recognize early onset symptoms to initiate specific preventive care. Therefore, early detection of frailty with appropriate screening instruments is needed. The aim of this study was to evaluate the underlying dimensionality of the Groningen Frailty Indicator (GFI), a widely used self-report screening instrument for identifying frail older adults. In addition, criterion validity of GFI subscales was examined and composition of GFI scores was evaluated.METHODS: A cross-sectional study design was used to evaluate the structural validity, internal consistency and criterion validity of the GFI questionnaire in older adults aged 65 years and older. All subjects completed the GFI questionnaire (n = 1508). To assess criterion validity, a smaller sample of 119 older adults completed additional questionnaires: De Jong Gierveld Loneliness Scale, Hospital Anxiety Depression Scale, RAND-36 physical functioning, and perceived general health item of the EuroQol-5D. Exploratory factor analysis and Mokken scale analysis were used to evaluate the structural validity of the GFI. A Venn diagram was constructed to show the composition of GFI subscale scores for frail subjects.RESULTS: The factor structure of the GFI supported a three-dimensional structure of the scale. The subscales Daily Activities and Psychosocial Functioning showed good internal consistency, scalability, and criterion validity (Daily Activities: Cronbach's α = 0.81, Hs = .84, r = -.62; Psychosocial Functioning: Cronbach's α = 0.80, Hs = .35, r = -.48). The subscale Health Problems showed less strong internal consistency but acceptable scalability and criterion validity (Cronbach's α = .57, Hs = .35, r = -.48). The present data suggest that 90% of the frail older adults experience problems in the Psychosocial Functioning domain.CONCLUSIONS: The present findings support a three-dimensional factor structure of the GFI, suggesting that a multidimensional assessment of frailty with the GFI is possible. These GFI subscale scores produce a richer assessment of frailty than with a single overall sum GFI score, and likely their use will contribute to more directed and customized care for older adults.
DOCUMENT
The present document describes a nutritional approach that is nested in the European Innovation Partnership for Active and Healthy Aging (EIP-AHA) and aims to provide the first common European program translating an integrated approach to nutritional frailty in terms of a multidimensional and transnational methodology. The document has been developed by the A3 Nutrition Action Area of the EIP-AHA and aims at providing a stepwise approach to malnutrition in older citizens, identifying adequate interventions based on a unified assessment and ICT-supported solutions. “NutriLive” is an integrated nutritional approach, represented by a structured Screening-Assessment-Monitoring-Action-Pyramid-Model (SAM-AP). Its core concept is the stratification of the nutritional needs, considered by the working group as the key for targeted, effective, and sustainable interventions. “NutriLive” tries to close gaps in epidemiological data within an aging population, creating a unified language to deal with the topic of nutrition and malnutrition in Europe. By assembling all the validated screening, assessment, and monitoring tools on malnutrition in a first pyramid, which is interrelated to a second intervention pyramid, the A3 Nutrition WG identifies a common, integrated vision on the nutritional approach to frailty, which applies to the various health care settings.
LINK
Deze publicatie beschrijft het actieonderzoek van het Project ‘De Haagse Verbindt Jong en Oud in de Wijk’, dat binnen de Werkplaats Sociaal Domein heeft plaatsgevonden in het studiejaar 2023-2024. Opdrachtgevers en samenwerkingspartners zijn Wijkz, de Gemeente Den Haag en het lectoraat Urban Ageing van De Haagse Hogeschool. Het project genaamd ‘De Haagse Verbindt Jong en Oud in de wijk’ (DHVJO) onderzoekt de ervaringen en behoeften van ouderen en hun mantelzorgers bij de Haags Ontmoeten locaties van Wijkz en de WoonZorgcentra Haaglanden. Deze organisaties verzorgen ontmoetingsactiviteiten voor zelfstandig wonende senioren onder de noemer Haags Ontmoeten. Bij de locaties van Haags Ontmoeten kunnen ouderen in de wijk terecht zonder een Wet maatschappelijke ondersteuning indicatie (Rijksoverheid, 2015). Het eerste deel van het project vond plaats in 2022-2023 (Kroon, 2023). Uit dit project blijkt dat Haags Ontmoeten een waardevolle wijze van elkaar treffen is tussen ouderen en jongeren. Ook komen de ouderen graag in de Haags Ontmoeten locaties en voelen zij zich erbij betrokken. Voor de eerstejaars studenten Social Work is het project een goede leerervaring in het ouderenwerk en voor de locaties van Haags Ontmoeten een bijdrage aan hun activiteitenaanbod voor de ouderen in de wijk. Het vervolg in studiejaar 2023-2024 gaf de mogelijkheid nog meer ouderen te spreken, portretteren en activiteiten voor hen te bedenken en te organiseren. Bij alle interviews is gekozen meer de focus te leggen op de levensgebieden zoals die door het Kennisplatform zijn benoemd. In samenwerking met de programmacoördinatoren van Haags Ontmoeten zijn er zo’n 25 Haags Ontmoeten locaties benaderd en beschikbaar gesteld en er is met zo’n 186 ouderen gesproken. De activiteiten zijn in subgroepjes uitgevoerd op één middag per locatie. De projectleider heeft de 20 betrokken professionals van de Haags Ontmoeten organisaties benaderd (in studiejaar 2023-2024) en zo mogelijk geïnterviewd om ook hun visie, kennis en ervaringen bij het antwoord op de onderzoeksvragen te betrekken.
DOCUMENT