Deze publicatie beschrijft het actieonderzoek van het Project ‘De Haagse Verbindt Jong en Oud in de Wijk’, dat binnen de Werkplaats Sociaal Domein heeft plaatsgevonden in het studiejaar 2023-2024. Opdrachtgevers en samenwerkingspartners zijn Wijkz, de Gemeente Den Haag en het lectoraat Urban Ageing van De Haagse Hogeschool. Het project genaamd ‘De Haagse Verbindt Jong en Oud in de wijk’ (DHVJO) onderzoekt de ervaringen en behoeften van ouderen en hun mantelzorgers bij de Haags Ontmoeten locaties van Wijkz en de WoonZorgcentra Haaglanden. Deze organisaties verzorgen ontmoetingsactiviteiten voor zelfstandig wonende senioren onder de noemer Haags Ontmoeten. Bij de locaties van Haags Ontmoeten kunnen ouderen in de wijk terecht zonder een Wet maatschappelijke ondersteuning indicatie (Rijksoverheid, 2015). Het eerste deel van het project vond plaats in 2022-2023 (Kroon, 2023). Uit dit project blijkt dat Haags Ontmoeten een waardevolle wijze van elkaar treffen is tussen ouderen en jongeren. Ook komen de ouderen graag in de Haags Ontmoeten locaties en voelen zij zich erbij betrokken. Voor de eerstejaars studenten Social Work is het project een goede leerervaring in het ouderenwerk en voor de locaties van Haags Ontmoeten een bijdrage aan hun activiteitenaanbod voor de ouderen in de wijk. Het vervolg in studiejaar 2023-2024 gaf de mogelijkheid nog meer ouderen te spreken, portretteren en activiteiten voor hen te bedenken en te organiseren. Bij alle interviews is gekozen meer de focus te leggen op de levensgebieden zoals die door het Kennisplatform zijn benoemd. In samenwerking met de programmacoördinatoren van Haags Ontmoeten zijn er zo’n 25 Haags Ontmoeten locaties benaderd en beschikbaar gesteld en er is met zo’n 186 ouderen gesproken. De activiteiten zijn in subgroepjes uitgevoerd op één middag per locatie. De projectleider heeft de 20 betrokken professionals van de Haags Ontmoeten organisaties benaderd (in studiejaar 2023-2024) en zo mogelijk geïnterviewd om ook hun visie, kennis en ervaringen bij het antwoord op de onderzoeksvragen te betrekken.
DOCUMENT
Voor hen die het welzijnswerk (c.q. het sociaal domein) een warm hart toedragen is er goed nieuws. Een groeiend aantal evaluaties wijst uit dat de inzet op preventie van het welzijnswerk in de regel positieve effecten heeft op iemands gezondheid of goedkoper is dan een alternatieve inzet. In deze studie bekijken we de effecten van verschillende typen welzijnswerk (sociale wijkteams, schuldpreventie, jongerenwerk, ouderenwerk, collectieve interventies en sociaal ondernemerschap). Dit is een uitbreiding van een eerdere literatuurstudie (de Lange, Rözer, Huber, & Veldboer, 2021). Hiervoor hebben we organisch naar literatuur gezocht. In een overkoepelende rapportage vatten we de resultaten samen en bieden we een bredere blik (Rözer, Veldboer, & de Lange, 2022).
DOCUMENT
Aan de hand van casussen uit het ouderenwerk, jongerenwerk, opbouwwerk en de GGZ,wordt beschreven hoe actief burgerschap in de werkpraktijk gestalte krijgt.
DOCUMENT
Kun je zeggen dat studenten “recht hebben” op geschiedenis? Ik vind van wel. De geschiedenis van hun toekomstige beroep hoort thuis in het curriculum van MWD, SPH, CMV, SJD, CT, HRM en Pedagogiek. Zeven colleges is echt het minimum. Dat heb je nodig om het ontstaan, de ontwikkeling en de veranderingen in het sociale beroepenveld in de historische, maatschappelijke en veranderende context uit te leggen. In vogelvlucht en daarbij kun je lijnen trekken naar de actualiteit. Met deze colleges, met studieopdrachten, onder andere met behulp van de Canon Sociaal Werk, en het bestuderen van een handboek, verwerven studenten een kennisbasis en een referentiekader (www.canonsociaalwerk.eu1; Bijlsma & Janssen, 2010; Van der Linde, 2010). Een voorwaarde hiervoor is wel dat het onderdeel wordt afgesloten met een kennistoets. Kennis die niet getoetst wordt, hoeft niet geleerd te worden. Dat weet elke student. Op deze kennisbasis kan in andere lessen worden voortgebouwd. Werkterreinen als jeugdzorg, gehandicaptenzorg, huiselijk geweld, maatschappelijke opvang, ouderenwerk, schuldhulpverlening, jongerenwerk, opbouwwerk hebben elk een fascinerende en leerzame geschiedenis. Binnen de hbo opleidingen staat de geschiedenis van de eigen beroepen en werkterreinen niet vanzelfsprekend in het curriculum. Enkele opleidingen hebben het vak in ere gehouden. De meeste hebben de geschiedenis geschrapt: “verleden tijd”. Of het is ooit geïntegreerd in een methodiek-onderdeel en daar geleidelijk verdwenen
DOCUMENT
Inleiding In het vorige hoofdstuk hebben we de ondernemendheid van welzijnswerkers en wijkopbouwers besproken. In dit hoofdstuk nemen we de ondernemendheid van maatschappelijke werkers onder de loep. Aangezien beide beroepsgroepen in hun dagelijkse werk geconfronteerd worden met vergelijkbare omstandigheden en invloeden –te denken valt aan WMO, WNS, marktwerking & concurrentie, bezuinigingen, reorganisaties, afslankingen en ontslagen- zullen we vooral inzoomen op de meest in het oogvallende aspecten van de maatschappelijke werkers en hun pogingen ondernemendheid aan de dag te leggen. Kenmerkend voor het werk van maatschappelijk werkers is de uitgesproken één-op-één-relatie met cliënten terwijl het werk van welzijnswerkers en vooral wijkopbouwwerkers vooral op collectiviteiten, op groepen van mensen, is gericht. Te denken valt hierbij aan bewoners van een bepaalde buurt, aan wie bepaalde gezamenlijke activiteiten wordt aangeboden (Nederlandse les, leren fietsen, samen zwemmen). Bij maatschappelijk werkers is het startpunt in beginsel de individuele behoefte of problematiek. Deze overwegende individuele relatie vindt plaats binnen één van de werkgebieden van Maatschappelijk Werk: algemeen maatschappelijk werk, sociaal raadswerk, SHV en ouderenwerk. In dit hoofdstuk volgen we Moniek op de voet. Zij is algemeen maatschappelijk werkster, 53 jaar oud en zij woont en werkt in Rommeldam. In onderstaande interviewreportage leren wij haar en haar werk kennen. Samen gaan we op zoek naar de mogelijkheden en de belemmeringen in haar dagelijkse werk om ondernemend aan de slag te gaan.
DOCUMENT
Onderzoek in opdracht van GGD-Roterdam-Rijnmond met als vraag: zijn netwerkgesprekken met mantelzorgers ondersteunend bij hun zorgtaak. Onderzoek uitgevoerd als handelingsonderzoek, waarin onderzoekers en professionals uit hulp-en dienstverlening samenwerken. Netwerkgesprekken zijn gedefinieerd als ‘ het aangaan en voeren van het gesprek over de situatie van de mantelzorger tussen leden uit het informele netwerk.’ Netwerkgesprekken blijken op verschillende manieren ondersteunend te kunnen zijn, nl. zowel in het proces als als uitkomst. Netwerkgesprekken als proces is gefaseerd in: contact maken, situatie inschatten, steunbehoefte formuleren, netwerk verkennen, netwerkgesprekken. In alle fasen verandert de rol van de professional van probleemoplosser naar verbinder en monitoring. Wat betreft netwerkgesprekken als uitkomst is onderscheid aangebracht tussen sterk en zwak/afwezig netwerk. In zeven casussen gaf mantelzorger of zorgvrager aan geen behoefte te hebben aan een gesprek (2 bij sterk netwerk, 5 bij zwak/afwezig netwerk) en bij twee derde van alle gevoerde gesprekken speelt de professional een actieve rol (17 van de 26 casussen). De gesprekken zijn in die gevallen gevoerd met het natuurlijk netwerk (vijf; bij sterk netwerk), zijn netwerkvormend geweest (zeven; m.n. bij zwak/afwezig netwerk) of alleen met professionals gevoerd (vijf; m.n. bij zwak/afwezig netwerk).
DOCUMENT
Heerlen is een van de snelst verouderende gemeenten in Nederland. Bovendien is Heerlen een gemeente met een onevenredig groot aandeel mensen in een uitkeringssituatie die op of onder de grens van de armoede leven. Het aantal arme ouderen in Heerlen die van een laag of ontoereikend pensioen moeten rondkomen, is naar verwachting dan ook hoog. De verwachting is dus dat er in Heerlen een aanzienlijke groep ouderen is die als kwetsbare ouderen kunnen worden beschouwd. De WMO omschrijft in prestatieveld 3 de gemeentelijke taak om cliënten te informeren, te adviseren en te ondersteunen. Deze algemene taak wordt in dit onderzoek vertaald naar het armoedevraagstuk van ouderen in de gemeente Heerlen. Hoe kan de gemeente ouderen, die hetzij reeds onder de armoedegrens leven, hetzij dreigen daarin te komen ondersteunen om hun plek in de Heerlense samenleving in te vullen? Welke projecten zijn er die zich richten op deze doelgroep en hoe kunnen dergelijke projecten worden uitgevoerd door Heerlense diensten en instellingen, die zich op het terrein van het armoedevraagstuk bewegen? Voor ouderen is een gang naar de arbeidsmarkt om uit hun armoedesituatie te komen geen optie. Sociale activering van ouderen dient dan ook een ander karakter te hebben dan sociale activering bij ontvangers van een uitkering. Dit onderzoek zoekt naar manieren waarop de gemeente Heerlen haar ouderen – en specifiek haar arme ouderen – kan uitnodigen en ondersteunen om actief aan de samenleving deel te nemen. Anders gezegd – wat kan actief burgerschap betekenen voor ouderen op of onder de armoedegrens in Heerlen? Het onderzoek richt zich op de verbetering van de uitvoeringspraktijk van de gemeente Heerlen ten aanzien van ouderen, die op het sociale minimum of daaronder zitten. Speciale aandacht zal er in dit verband uitgaan naar de sociale activering van die ouderen. Hiertoe zullen ‘practices’ van elders onderzocht worden en geanalyseerd op hun bruikbaarheid voor de gemeente Heerlen. In dit onderzoek worden dus twee begrippen gecombineerd, namelijk het begrip kwetsbare ouderen met de aan elkaar verwante begrippen sociale activering en actief burgerschap.
DOCUMENT
Nu het Rijk daadwerkelijk aan het bezuinigen slaat in de zorg, hebben we een sterke eerstelijn nodig. Dat geldt ook voor het welzijnswerk. Om voorbereid te zijn op extra kaalslag, doen Ard Sprinkhuizen en Margot Scholte een voorzet.
DOCUMENT
Het rapport bevat een exemplarisch handelingsonderzoek over het pilot-Sociaal Team Centrum in de gemeente Oldambt. Het algehele doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de werkwijze en de werking van het Sociaal Team Centrum en wat deze aanpak volgens het team heeft opgeleverd in termen van toename van burgerkracht en samenredzaamheid.Bijlage: Uitdraai registratiesysteem CS 01-03-2013 - 18-09-2015 (in apart document bij het rapport geleverd)
MULTIFILE