Although father–child relationships (FCRs) are central to children’s experience of paternal imprisonment, few studies address this subject. A systematic review was conducted to synthesize the literature on paternal imprisonment and FCRs. Four academic databases were searched for peer-reviewed studies. Thirty studies were identified. It was found that FCRs most often deteriorate due to paternal imprisonment, but sometimes remain stable or change positively. Four key factors were found to influence FCRs: (a) the quality of preprison FCRs, (b) the frequency and experience of father–child contact during imprisonment, (c) the child’s primary caregivers’ role in facilitating father–child contact, and (d) prison barriers for maintaining FCRs during imprisonment. The interplay between these factors is essential for understanding FCRs in this context, which may explain children’s divergent experiences of paternal imprisonment. An integrated framework of FCRs in the context of paternal imprisonment is presented. Limitations and directions for research are discussed.
DOCUMENT
Ruim twee eeuwen geleden (in 1821) is het Nederlandse gevangenisstelsel ingevoerd. Het doel van vrijheidsbeneming lag aanvankelijk vooral in vergelding en zedelijke verbetering of, zoals Molleman1 het beschrijft, in ‘beleren en bekeren’. Doel en vorm van het gevangeniswezen maakten in de loop der tijd veel veranderingen door: van lijfstraffen naar inzetten op opvoeding en gedragsverandering; van eenzame opsluiting naar meerpersoonscellen; van het verdienen van privileges om te luchten/sporten naar het recht op bezoek en geloofsbeoefening; van inzetten op zwaardere beveiligingsmaatregelen naar het voorkomen van detentieschade. Niet alleen doel en vorm veranderden in de loop der tijd, ook de gevangenispopulatie veranderde; bij de huidige doelgroep die in een penitentiaire inrichting (PI) verblijft, is steeds meer sprake van meervoudige en complexe problematiek. Zo kampt een substantieel deel met problematisch middelengebruik, velen hebben last van psychische klachten of stoornissen, en bij veel gedetineerden is sprake van een licht verstandelijke beperking. De hiervoor geschetste veranderingen van doel, vorm en doelgroep vragen andere (nieuwe) vaardigheden van penitentiair inrichtingswerkers (piw’ers). Mede vanwege toenemende zorg om gedetineerden met een complexe problematiek zijn er naast piw’ers ook zorg- en behandelinrichtingswerker (zbiw’er)5 werkzaam in de PI’s. Op dit moment werken er circa 3500 piw’ers en zbiw’ers in een Nederlandse PI. Hoewel verschillend opgeleid, werkzaam in verschillende regimes en met verschillende doelgroepen staan zij allemaal min of meer voor dezelfde opdracht: het realiseren van een goed leefklimaat dat detentieschade kan voorkomen en kan bijdragen aan re-integratie van gedetineerden. Daarin is in toenemende mate ook aandacht voor herstelgericht werken met oog voor slachtoffer en samenleving. Dat vraagt een hybride manier van werken. Dat is het bewaken en bewaren van de veiligheid van gedetineerden en personeel combineren met het bieden van zorg aan gedetineerden en hen motiveren voor en voorbereiden op een delictsvrije toekomst na detentie. Het is belangrijk dat inrichtingswerkers geschoold en begeleid worden in het ontwikkelen van deze meer hybride werkwijze. Om dat adequaat te doen is het belangrijk aan te sluiten bij hun opvattingen. Die bepalen immers een deel van het handelen. Opvattingen van inrichtingswerkers kennen en daarop aansluiten in scholing en begeleiding kan effect hebben op de aard van de begeleiding van gedetineerden. Er is nog betrekkelijk weinig onderzoek gedaan naar opvattingen van inrichtingswerkers over hun werk, enkele (kleinschalige) uitzonderingen daargelaten. Dit artikel beschrijft een onderzoek naar opvattingen van inrichtingswerkers over hybride werken, uitgevoerd in PI Vught. Resultaten bieden richting voor coaching en scholing van inrichtingswerkers, zowel voor de PI’s zelf als voor de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en andere opleidingsinstituten.
DOCUMENT
Kwartiermaken staat voor het werken aan de ontvangst van een groep nieuwelingen. Mensen die na jarenlang weggestopt te zijn in inrichtingen, zijn in zekere zin nieuwelingen in de samenleving. De samenleving vindt hen vreemd of ‘anders’ en op hun beurt ervaren zij de samenleving als vreemd en soms ook als vijandig. Kwartiermaken is het werken aan gastvrijheid voor deze ‘vreemdelingen’. Daartoe onderzoeken kwartiermakers de uitsluitende werking van de ‘normale’ samenleving. Kwartiermaken is het werken aan een klimaat waarin mensen met een psychiatrische achtergrond of met een verstandelijke of lichamelijke beperking – en andere ‘niet-standaardburgers’ – mee kunnen doen naar eigen wens en mogelijkheden.
DOCUMENT
Verslag van twee bijeenkomsten: Symposium 'Kwalitatief onderzoek als bewijs voor wat werkt' en oratie Saskia Keuzenkamp als bijzonder hoogleraar Participatie en Armoede bij VU in Amsterdam en Masterclass Onderzoek 'RCT, ja of nee?' georganiseerd door Kenniscentrum Phrenos.
LINK
Dit is een korte versie van de Multidisciplinaire richtlijn diagnostieken behandeling van suïcidaal gedrag. Deze samenvatting heeft als doel om de richtlijn en de belangrijkste aanbevelingen toegankelijk te maken voor de praktijk. De volledige tekst van de richtlijn (hoofdstuk 1-10) bevat de wetenschappelijke onderbouwing voor de vele vraagstukken over diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Die wetenschappelijke onderbouwing heeft met de overige overwegingen geleid tot de aanbevelingen (zie hoofdstuk 3 tot en met 10 en bijlage 1). De werkgroep realiseert zich dat er behoefte is aan een handzame, praktisch te gebruiken samenvatting. Het is onvermijdelijk dat bij het samenvatten nuanceringen verloren zijn gegaan. Voor toelichting en achtergrondinformatie verwijzen wij dan ook met nadruk naar de integrale tekst van de richtlijn (hoofdstuk 1 tot en met 10).
DOCUMENT
In de documentaire "Where to invade Next" van Michael Moore, zien we de filmmaker in een aantal Europese landen om zich te laten voorlichten over onderwijs, gezondheidszorg, sociale wetgeving, gevangeniswezen en legalisering drugs. De voorbeelden zijn utopisch te noemen omdat bijvoorbeeld in Finland er minder lessen gegeven worden en er minder huiswerk wordt gemaakt en er ook nog ruimte is voor kunstzinnige en sportieve vakken. Desondanks scoort Finland het hoogste bij meerdere internationale metingen , ook op cognitieve vakken.
LINK
Ter gelegenheid van de Vlaamse open monumentendag werd deze 'inspiratemodule' geschreven over monumenten en armenzorg.
DOCUMENT
In de vorige masterclass legde Jean Pierre Wilken een stevig fundament voor de support benadering, hij bouwde al bijna een klaar en af huis. Voor de metafoor van ontwikkelingskracht zijn we nog niet zover. Ik heb wel geprobeerd elementen en dilemma's bij elkaar te leggen. Startpunt is de wet op de maatschappelijke ontwikkeling waarbij gemeentes de opdracht krijgen om zorg te dragen voor die ontwikkeling. We zullen de komende tijd hard moeten werken dat idee van maatschappelijke ontwikkeling kracht te geven en daarbij intensief gebruik maken van onze creatief agogische wortels. In de tweede stelling ging ik op zoek naar de legitimering van onze professie. Als ontwikkelingskracht de kern is zijn bureaucratisering en zuivere marktwerking (vraagsturing) niet zulke geschikte strategieën. Ontwikkelingskracht gedijt op het sociale terrein beter in het voice model. Voor ontwikkelingskracht is het heel belangrijk dat er bruggen tussen de verschillende talen geslagen worden. Sociale professionals moeten meesters zijn in logica's van verschillende professies en logica's van wetenschap, beleid, management en uitvoering met elkaar te verbinden. We moeten zeer waakzaam zijn voor academisering. We zijn op zoek naar een wetenschappelijk en beleidsmatig gefundeerde verdere professionalisering. Bij de stelling over perspectieven kan veel kracht gevonden worden in het zoeken naar de meest vruchtbare combinaties van presentie, vakmethodiek en instrumenten. Daar kunnen we als opleiding nog een slag maken. De setting naar doelgroep, naar werksoort, naar frontlinie of backoffice, naar generalist of specialist moet in de opleiding niet doorslaggevend zijn. Onze professionals zijn in staat zich snel naar een setting te zetten. Het is wel noodzakelijk dat ze doorzien en doorvoelen hoe verschillend settings kunnen zijn en hoe belangrijk het is om te investeren in het leren kennen van een setting. Gedurende de opleiding en trouwens ook gedurende de professionele loopbaan zullen social workers voortdurend pendelen tussen het versterken van de corebusiness en het opzoeken van de randen. De meeste dynamiek en ontwikkelingskracht zit over het algemeen aan de randen, niet in de kern. En we zullen support en ontwikkelingskracht moeten gaan vertalen in competenties en in nieuwe manieren om die competenties je eigen te maken.
DOCUMENT
Vanaf 1 januari 2019 treedt er een wijziging in het Besluit verplichte meldcode in werking. Vanaf dat moment is een afwegingskader onderdeel van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Iedere beroepsgroep beschikt over een specifiek op haar eigen beroepsuitoefening toegesneden afwegingskader ‘op basis waarvan de professionals het risico op en de aard en ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling wegen en dat hen in staat stelt te beoordelen of sprake is van dusdanig ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dan wel een vermoeden daarvan, dat een melding bij Veilig Thuis is aangewezen’. Het hanteren van een afwegingskader is verplicht in de stappen 4 en 5 van de Meldcode. Een andere belangrijke verandering is dat in stap 5 de professional naast melden bij Veilig Thuis tegelijkertijd zelf hulp kan (blijven) bieden of organiseren, al dan niet in samenwerking met Veilig Thuis. Het eerdere onderscheid tussen óf hulpverlenen óf melden vervalt dus als na toepassing van het afwegingskader de conclusie is dat melden bij Veilig Thuis is aangewezen. Het afwegingskader wordt onderdeel van de professionele standaarden van de beroepsgroep, waaronder ook de beroepscode valt.
DOCUMENT