Geschiedenis is moeilijker te leren dan menigeen op het eerste gezicht denkt. Dat heeft te maken met de omstandigheid dat men zich moet verplaatsen in de tijd. De werkelijkheid bekijken vanuit een ander tijdsperspectief dan het huidige, is voor een mens geen vanzelfsprekendheid. Het moet worden geleerd. In deze studie wordt geschiedenisdidactiek benaderd vanuit het perspectief van een historisch tijdsbewustzijn. Tijd kan op allerlei manieren door mensen worden beleefd en tijdservaringen kunnen op diverse manieren worden beschreven. Historisch tijdsbewustzijn is één van die manieren. De auteur gaat in dit boek na wat de specifieke kenmerken zijn van een historisch tijdsbewustzijn en hoe die zich verhouden tot andere manieren om tijd te beleven. Zich baserend op een filosofische en geschiedenistheoretische studie komt hij tot de conclusie dat zes kenmerken de historische tijd bepalen: omgang met chronologie en periodisering, een historische opvatting over generaties en over overblijfselen uit andere werelden, en omgaan met anachronisme en contingentie. Nagegaan wordt wat uit het didactisch onderzoek tot dusverre bekend is over de wijze waarop leerlingen en leraren met deze zes concepten omgaan. Op grond daarvan wordt een onderzoeksagenda opgesteld voor toekomstig geschiedenisdidactisch onderzoek. In het empirische deel van deze studie wordt onderzocht welke middelen leerlingen het best kunnen gebruiken om zich te oriënteren in de historische tijd. Jaartallen en eeuwen blijken daarin een veel minder centrale rol te spelen dan associatieve beelden van verschillende tijden: beelden van tijd werken het best bij een historische oriëntatie. Een historisch tijdsbewustzijn heeft groot belang voor een open democratische samenleving. Het maakt duidelijk dat andere perspectieven dan het eenzijdige perspectief van het heden zicht geven op alternatieve waardepatronen; dat het heden het resultaat is van toeval in de historische ontwikkeling, en er dus ook heel anders had kunnen uitzien; dat opvattingen en waarden betrekkelijk zijn en met verloop van tijd kunnen veranderen. Zulke inzichten kunnen tolerantie en openheid in het maatschappelijk debat bevorderen. Daarom heeft geschiedenisonderwijs dat expliciet aandacht besteedt aan het bevorderen van een historisch tijdsbewustzijn maatschappelijke betekenis. Deze studie biedt een perspectief op de geschiedenisdidactiek die daarbij behulpzaam kan zijn. Arie Wilschut is historicus en geschiedenisdidacticus. Na een loopbaan als geschiedenis leraar in het voortgezet onderwijs werd hij docent geschiedenis en geschiedenisdidactiek aan de Hogeschool van Amsterdam, vervolgens hoofddocent. Vanaf 1 januari 2012 is hij lector didactiek van de maatschappijvakken aan dezelfde hogeschool.
LINK
Beknopte handleiding om een excursie naar de slagvelden rond Verdun te ondernemen of te organiseren. Naast praktische tips en websites ook korte overzichtsgeschiedenis.
DOCUMENT
Herontwikkelen van industrieel erfgoed vereist grondig onderzoek naar de bouw- en gebruiksgeschiedenis van dat erfgoed, en een kaart met alle waardevolle details. Anders gaat teveel verloren bij herontwikkelingen, concludeert HU-docent Kees Geevers in zijn promotieonderzoek aan de TU Delft. Hij pleit voor nieuwe richtlijnen
DOCUMENT
Uit de Inleiding De Hogeschool van Utrecht heeft sinds september 2002 de leerstoel Monumentenzorg in de Praktijk. In de monumentenzorg en het restauratiebedrijf bestaat ongerustheid over de instroom van gekwalificeerd personeel op de restauratiegroeimarkt. De instelling van de leerstoel bij een hogeschool duidt op een praktische oriëntatie. Wat is "monumentenzorg in de praktijk"? Ik begin mijn betoog met de toenemende uitbreiding en verschuiving van het vakgebied, vervolgens vertel ik over de kennisbehoefte in de restauratiepraktijk en licht u ten slotte in over de opzet van restauratieonderwijs in Utrecht.
MULTIFILE
Ter gelegenheid van de Vlaamse open monumentendag werd deze 'inspiratemodule' geschreven over monumenten en armenzorg.
DOCUMENT
Op vrijdag 14 mei 2004 heeft de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk een internationaal symposium over 'Leiderschap en Diversiteit' georganiseerd. Het symposium handelde over de dynamiek van gender, nationale cultuur en etniciteit in moderne organisaties. Door de diversiteit van medewerkers, klanten en afzetmarkten worden nieuwe eisen gesteld aan de leidinggevende en is de bedrijfscultuur blijvend veranderd. Veel bedrijfsactiviteiten strekken zich uit tot buiten de landsgrenzen. Leidinggeven in of in samenwerking met bijvoorbeeld vestigingen in Zuid-Amerika of Aziatische landen vergt een andere leiderschapsstijl. Kennis van elkaars achtergronden, ofwel transcultureel inzicht, is nodig om optimaal te kunnen samenwerken. Internationaal gerenommeerde sprekers zijn ingegaan op: leiderschap in de Arabische wereld. leiderschap, gender en etniciteit. leiderschap en culturele dynamiek in organisaties. leiderschap en nationaliteit. Na de inleidingen van de gastsprekers werd in vier werkgroepen over deze thema's verder met de gastsprekers van gedachten gewisseld. Het symposium werd afgesloten met een gezamenlijke forumdiscussie en een borrel. Dit verslag is tevens het startsein voor verdere studie over het thema leiderschap en diversiteit binnen het HRM lectoraat. De leden van de HRM Kenniskring gaan verder onderzoek doen en hun kennis over dit thema overdragen in de dagelijkse onderwijspraktijk aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk.
DOCUMENT
In dit onderzoeksrapport wordt verslag gedaan van het onderzoek dat door het Crossmedialab is uitgevoerd in het project Publieksannotatie van Cultureel Erfgoed (PACE). Dit proejct is uitgevoerd met subsidie van de regeling 'Digitaliseren met Beleid’ van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen in de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009. Deelnemers in dit onderzoek waren: Universiteitsmuseum Utrecht, Naturalis, Museon, Novay, de Hogeschool Utrecht en het advies- en managementbureau BMC. Dit brede consortium maakte het mogelijk het project te baseren op zowel kennis en ervaring vanuit de praktijk en de wetenschap. Doel van het project PACE was om te onderzoeken hoe social tagging als instrument ingezet kon worden in het verrijken en toegankelijk maken van de collecties en hoe de betrokkenheid van bezoekersgroepen kon worden vergroot. De sturende vraag van de musa hierachter was: Wanneer is het zinvol social tagging als instrument in te zetten voor musea en welk effect mag je hiervan verwachten?
DOCUMENT
In dit essay wordt gekeken naar de digitale wereld van jongeren, hoe jongeren daardoor veranderen en welke alternatieven voor de huidige school (of: alternatieve bronnen van leren) in de digitale wereld zijn te vinden. Aansluitend wordt aangegeven hoe gebruik kan worden gemaakt van werkvormen uit diezelfde digitale wereld om juist ook binnen ons onderwijs – of in het verlengde daarvan - leerlingen en studenten stevig uit te rusten met die competenties die van belang zijn voor de doorstroming naar de arbeidsmarkt. Hoe kan het onderwijs leerlingen en studenten zo goed mogelijk voorbereiden op verantwoord maatschappelijk functioneren? Maar ook: hoe wordt het mogelijk àlle docenten zo ver te krijgen stappen te zetten in de digitale wereld en innovatief leren samen met leerlingen uit te proberen? Het essay bevat mijn eigen mening hierover, gebaseerd op (onderzoek naar) de hedendaagse onderwijspraktijk. De hierna beschreven verandermogelijkheden voor onderwijs en leren zijn niet bedoeld om het traditioneler onderwijs in zijn geheel zo maar te vervangen. Het is nooit verstandig om nieuwe vormen van leren en onderwijs te grootschalig in te voeren, zeker niet als er nog onvoldoende kennis is over en ervaring met werkingen en bijwerkingen. Wél is het belangrijk dat overal de noodzakelijke, maar overzienbare stappen worden gezet in de aangegeven richting. Begeleidend onderzoek bij al die stappen (pilots) moet zich richten op de manier waarop leerlingen in nieuwe onderwijsvormen leren, wat ze daadwerkelijk opsteken en hoe ze dit waarderen. Maar natuurlijk ook op de veranderende rollen voor leraren, wat zij ervanvinden en moeten weten en kunnen voordat ze optimaal in dergelijke onderwijsvormen worden ingezet.
DOCUMENT
Pieter Willemsz heeft voor zijn vertaling van Le chevalier délibéré de Goudse of Schiedamse druk gebruikt, of het vijftiende-eeuwse handschrift Rothschild 2797 (nu in Parijs). De kans dat hij de Goudse druk van de Collaciebroeders als legger heeft gebruikt is het grootst. De vertaaltechniek van Willemsz bestaat er vooral in dat hij veel uitlegt. Ondanks de grote hoeveelheid woorden is het niet heel duidelijk welk publiek Pieter Willemsz precies voor ogen had. Toch zijn er enkele subtiele details die in de richting van de adel wijzen.
DOCUMENT
Waarom groene waterzuivering, en welke plaats neemt groene waterzuivering in de waterketen in? Verder is de vraag belangrijk wanneer we voor technische en wanneer we voor groene waterzuivering kiezen. In hoofdstuk 1 zal dit besproken worden. In hoofdstuk 2 zetten we een aantal aspecten van waterzuivering op een rij, en bespreken we hoe groene resp. technische waterzuivering hierop scoren. Om de plaats van groene waterzuivering in de tijd aan te geven, schetsen we in hoofdstuk 3 een korte geschiedenis van de waterzuivering en geven we de ontwikkelingen daarin aan. In hoofdstuk 4 volgen de aspecten en doelen van groene waterzuivering. We laten andere technieken buiten beschouwing, zoals membraanfiltratie, chemische technieken enz. Nadrukkelijk krijgt hier beleving en biodiversiteit een plaats. Het beleid en wet- en de regelgeving worden hier ook behandeld. Van belang is de probleemanalyse van (afval)waterstromen en stoffen helder te hebben. Dan weten we van welk systeem we gebruik moeten maken. Dit komt in hoofdstuk 5 aan de orde. In hoofdstuk 6 worden de systemen van groene waterzuivering uitgelegd. Gestart wordt met een matrix waarin per systeem duidelijk wordt voor welke afvalstromen dit geschikt is. Van elk systeem worden de volgende aspecten beschreven: - technische beschrijving + foto + doorsnede; - zuiveringsrendementen per stof; - dimensionering (min./max. omvang); - toepassingsgebied; - beheer; - aanleg- en beheerkosten; - bijdrage biodiversiteit/beleving; - aandachtspunten/randvoorwaarden voor het ontwerp, waarin beheer en kosten een rol spelen. In hoofdstuk 7 komt de monitoring aan bod. Ten slotte wordt in hoofdstuk 8 het Handboek afgesloten met praktijkvoorbeelden.
DOCUMENT