In de BMS Studies 34 tot en met 37 wordt uitgebreid gerapporteerd over de resultaten van de derde wave van het Vlaamse Sportclub Panel (VSP3.0). Gezien de grote hoeveelheid aan resultaten werd besloten om de rapportering op te splitsen in vier delen en dit te bundelen onder BMS-reeks 'Barometer van de sportclubs in Vlaanderen'. Meer bepaald komen in de vier betreffende BMS Studies de volgende thema's aan bod: - Een stand van zaken en een terugblik (BMS 34) - Clubprofiel, sportaanbod en gezondheidspromotie (BMS 35) - Ledenprofiel, medewerkersprofiel en financiële situatie (BMS 36) - Diversiteit, sociale inclusie, beleid en samenwerking (BMS 37)
LINK
In de BMS Studies 34 tot en met 37 wordt uitgebreid gerapporteerd over de resultaten van de derde wave van het Vlaamse Sportclub Panel (VSP3.0). Gezien de grote hoeveelheid aan resultaten werd besloten om de rapportering op te splitsen in vier delen en dit te bundelen onder BMS-reeks 'Barometer van de sportclubs in Vlaanderen'. Meer bepaald komen in de vier betreffende BMS Studies de volgende thema's aan bod: - Een stand van zaken en een terugblik (BMS 34) - Clubprofiel, sportaanbod en gezondheidspromotie (BMS 35) - Ledenprofiel, medewerkersprofiel en financiële situatie (BMS 36) - Diversiteit, sociale inclusie, beleid en samenwerking (BMS 37)
LINK
BackgroundLittle is known about the association between fear of movement (kinesiophobia) and objectively measured physical activity (PA), the first 12 weeks after cardiac hospitalization.PurposeTo assess the longitudinal association between kinesiophobia and objectively measured PA and to assess the factor structure of kinesiophobia.MethodsWe performed a longitudinal observational study. PA was continuously measured from hospital discharge to 12 weeks using the Personal Activity Monitor. The PAM measures time spent per day in PA-intensity categories: light, moderate and heavy. Kinesiophobia was assessed with the Tampa Scale for Kinesiophobia (TSK) at four time points (hospital discharge, 3, 6 and 12 weeks). The longitudinal association between PA-intensity and kinesiophobia was studied with a random intercept cross lagged panel model (RI-CLPM). A RI-CLPM estimates effects from kinesiophobia on objectively measured PA and vice versa (cross-over effects), and autoregressive effects (e.g. kinesiophobia from one occasion to the next).ResultsIn total, 116 patients (83.6% male) with a median age of 65.5 were included in this study. On no occasion did we find an effect of kinesiophobia on PA and vice versa. Model fit for the original model was poor (X2: = 44.646 P<0.001). Best model fit was found for a model were kinesiophobia was modelled as a stable between factor (latent variable) and PA as autoregressive component (dynamic process) (X2 = 27.541 P<0.12).ConclusionKinesiophobia and objectively measured PA are not associated in the first 12 weeks after hospital discharge. This study shows that kinesiophobia remained relatively stable, 12 weeks after hospital discharge, despite fluctuations in light to moderate PA-intensity.
Veel van de isolatiematerialen die we momenteel gebruiken, zoals glaswol en steenwol, hebben een behoorlijke impact op het milieu en zijn niet circulair. Gelukkig zijn er alternatieven die beter zijn voor de natuur, zoals isolatie gemaakt van biobased materialen zoals houtvezels en hennepvezels. Deze materialen zijn hernieuwbaar en hebben vrijwel geen nadelige effecten op het milieu, zijn gunstig voor een gezond binnenklimaat in een woning, terwijl ze nog steeds goede isolerende eigenschappen hebben. De ambitie van de rijksoverheid is dat in 2030 minstens 30% van de nieuwbouwwoningen uit minimaal 30% van deze biobased materialen bestaan. Hetzelfde percentage geldt als doelstelling voor isolatiemaatregelen voor verduurzaming en voor de gebruikte materialen voor utiliteitsbouw. Een nieuwe ontwikkeling is het gebruik van mycelium, schimmels die zorgen voor de groei van een materiaal wat ingezet kan worden als isolatie. Mycelium heeft isolerende en akoestische eigenschappen, is waterafstotend en brandwerend. Mycelium panelen op de huidige markt worden belemmerd in hun ontwikkeling doordat ze in mallen worden gegroeid, hierdoor kunnen er geen grotere diktes bereikt worden in verband met de benodigde groeiomstandigheden van mycelium. Dit leidt tot verminderde isolerende eigenschappen. Door geavanceerde 3D-printtechnieken te gebruiken waarbij er complexe vormen geprint kunnen worden die de groei van mycelium bevorderen ook op grotere diktes, willen we in dit 1-jarige KIEM project onderzoeken hoe we een innovatief mycelium isolatiemateriaal kunnen ontwikkelen, geschikt voor 3D printers, dat nog beter past bij de behoeften vanuit de markt. De resultaten van deze studie kunnen aantonen dat de toepassing van biobased isolatiematerialen en geavanceerde productiemethoden niet alleen leiden tot een efficiëntere isolatie van gebouwen, maar ook de milieueffecten vermindert en nieuwe mogelijkheden biedt voor diverse en grootschalige toepassingen.
Het aanleren en verbeteren van bewegingen is essentieel voor mensen in de revalidatie. Mensen met een verworven neurologische aandoening (bijvoorbeeld volwassenen na een beroerte), moeten bewegingen vaak opnieuw leren en verbeteren om weer zelfstandig te kunnen functioneren. Dit motorisch leren is een complex en multifactorieel proces. Zorgprofessionals zoals fysio- en ergotherapeuten willen graag een meer inzicht hebben in deze complexiteit zodat zij interventies (nog) meer op maat kunnen aanbieden. Dit maatwerk is nodig voor het duurzaam aanleren en verbeteren van bewegingen. Op het moment is onvoldoende duidelijk welke factoren (mogelijk) van invloed zijn. Docenten, studenten en praktijkbegeleiders (zoals Paramedisch Centrum Zuid) van de zorgopleidingen van Zuyd Hogeschool hebben samen met onderzoekers sterk behoefte aan een beter en vollediger overzicht van deze potentieel beïnvloedende factoren, dat zij in dit project samen met experts vanuit verschillende onderzoekdisciplines (Radboud Universiteit, VU Amsterdam, Universiteit Hasselt, Brunel University) willen ontwikkelen. Doelstelling van dit project is een inventarisatie van factoren die het leren van bewegingen bij mensen na beroerte in de praktijk kunnen beïnvloeden. Hiervoor zal een expertpanel een overzicht van factoren samenstellen op basis van theorie en onderzoeksresultaten. Vervolgens worden de geïdentificeerde factoren door zorgprofessionals (binnen het Kennisnetwerk CVA Nederland) beoordeeld op herkenbaarheid (praktische relevantie) en haalbaarheid (praktisch meetbaar) voor de dagelijkse praktijk. Het resultaat van dit project is een overzicht van factoren die (in theorie en praktijk) het aanleren en verbeteren van bewegingen na een beroerte kunnen beïnvloeden. Deze inventarisatie is een eerste stap om de haalbaarheid van een dynamisch model voor motorisch leren na een beroerte voor de praktijk te verkennen. Zowel zorgprofessionals als ook de betrokkenen kennisinstellingen zullen dan ook belangrijke gebruikers van het resultaat zijn.
Currently, many novel innovative materials and manufacturing methods are developed in order to help businesses for improving their performance, developing new products, and also implement more sustainability into their current processes. For this purpose, additive manufacturing (AM) technology has been very successful in the fabrication of complex shape products, that cannot be manufactured by conventional approaches, and also using novel high-performance materials with more sustainable aspects. The application of bioplastics and biopolymers is growing fast in the 3D printing industry. Since they are good alternatives to petrochemical products that have negative impacts on environments, therefore, many research studies have been exploring and developing new biopolymers and 3D printing techniques for the fabrication of fully biobased products. In particular, 3D printing of smart biopolymers has attracted much attention due to the specific functionalities of the fabricated products. They have a unique ability to recover their original shape from a significant plastic deformation when a particular stimulus, like temperature, is applied. Therefore, the application of smart biopolymers in the 3D printing process gives an additional dimension (time) to this technology, called four-dimensional (4D) printing, and it highlights the promise for further development of 4D printing in the design and fabrication of smart structures and products. This performance in combination with specific complex designs, such as sandwich structures, allows the production of for example impact-resistant, stress-absorber panels, lightweight products for sporting goods, automotive, or many other applications. In this study, an experimental approach will be applied to fabricate a suitable biopolymer with a shape memory behavior and also investigate the impact of design and operational parameters on the functionality of 4D printed sandwich structures, especially, stress absorption rate and shape recovery behavior.