In de troonrede van 17 september 20131 werd gesteld dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving. ‘Wanneer mensen zelf vorm geven aan hun toekomst, voegen zij niet alleen waarde toe aan hun eigen leven, maar ook aan de samenleving als geheel’, werd er als uitleg aan toegevoegd. Een participatiesamenleving is een samenleving waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en omgeving, zonder hulp van de (landelijke) overheid. Deze verandering zal ervoor zorgen dat het beroep op professionele hulp afneemt; van gezinsleden, familie, vrienden en buren wordt een grotere bijdrage verwacht
DOCUMENT
Verslag van een verkennende studie naar de grenzen van stedelijk burgerschap in de Nederlandse participatiesamenleving
DOCUMENT
Full text via link. Met de participatiesamenleving laat Rutte zien toch een ideologie te hebben. En wat voor een. De keuzes die het kabinet maakt zijn niet gering: autonomie gaat ten koste van zorg, en informele hulp komt in plaats van steun. En: mannen werken en vrouwen gaan weer zorgen. De kabinetskeuzes zijn ethisch discutabel
LINK
Het sociale netwerk staat in beleid het afgelopen decennium weer volop in de schijnwerpers, samengevat onder de noemer participatiesamenleving. Juist bij mensen die leven in complexe situaties vanwege dementie, een licht verstandelijke beperking (LVB) of een Niet-Aangeboren Hersenletsel (NAH) speelt de verschraling van hun sociale netwerk een belangrijke rol. In dit artikel wordt beschreven hoe de kracht van een netwerk bepaald kan worden, de dynamiek binnen netwerken en enkele aandachtspunten bij netwerkgericht werken.
DOCUMENT
In de troonrede werd ons te verstaan gegeven dat we er niet meer op moeten rekenen dat de overheid alles voor ons regelt. Dat we het vooral zelf moeten uitzoeken waar dat kan. De klassieke verzorgingsstaat verdwijnt. We krijgen een 'participatiesamenleving'.
DOCUMENT
Ondernemende burgers betreden het alle publieke terreinen. Zij vormen een uitdaging voor lokaal bestuur en lokale democratie, en we kunnen ze beter ‘sociaal ondernemer’ noemen, en niet ‘actief burger’ of ‘vrijwilliger’. Wat we nodig hebben is een leeromgeving.
LINK
Wat zijn zaken die, naar wij vermoeden, de energie en vitaliteit in en rondom dergelijke initiatieven zullen vergroten? Voor de doeners in de initiatieven geldt: organiseer voldoende kritische geluiden! Dit betekent dat je naast medestanders, ook open moet blijven staan voor tegenstanders en/of dwarse denkers. Sluit je er niet voor af (ook al haalt het de vaart uit het initiatief). Daarnaast: blijf mensen die (nog) niet direct betrokken zijn bij het initiatief benaderen en blijf (hen) vragen stellen. Meedoen is geen verplichting, maar een regelmatig signaal aan minder direct betrokkenen dat je te allen tijde oprecht welkom bent is belangrijk. Als derde – en dit geldt vooral voor de kartrekkers – blijf je realiseren dat het niet om jou of de organisatie gaat. Het initiatief richt zich op een bijdrage aan het publieke domein, gedragen door mensen die zich inzetten vanuit hun eigen motivatie. Vraag mensen dus niet alleen voor leeggevallen ‘plekken’ in het initiatief of voor specifieke taken. Maar: vraag ze ‘wat wil je graag doen?’ en ‘waar ben je goed in?’ Ten vierde: nodig mensen op tijd uit in de ‘cockpit’ van het initiatief als oplossing voor het opvolgingsprobleem (en stop zelf op tijd). Veel van de expertise in dergelijke initiatieven is ‘al doende geleerd’, en nieuwe mensen moeten voldoende tijd hebben om te leren. Ten vijfde: wees transparant over (mogelijke) privé belangen. Hoe lastig het ook is om dit thema bespreekbaar te maken, het niet bespreken is op den duur vaak nog lastiger. Het is hierbij natuurlijk wel zoeken naar een goede vorm om het bespreekbaar te maken – het moet wel een gesprek zijn en geen beschuldiging bij voorbaat – en wellicht kunnen enkele gezaghebbende en diplomatieke mensen uit de gemeenschap hier een rol in vervullen (dat geldt overigens voor conflictoplossing in het algemeen). Ten zesde: zorg voor een netwerk binnen, maar ook buiten de lokale gemeenschap. Veel ideeën, inspiratie, hulpbronnen (sociaal, politiek en economisch kapitaal) zijn natuurlijk te vinden in de eigen gemeenschap, maar trek er ook op uit. Het levert regelmatig wat op. En ten slotte, vergeet niet dat het simpelweg leuk is om mee te doen – lol is een zeer rijke energiebron. Vergeet dus niet je successen te vieren.
DOCUMENT
De ontwikkelingen rond sociaal ondernemerschap zijn de laatste jaren heel snel gegaan. Volgens Bornstein en Davis (2010) zijn we inmiddels toe aan sociaal ondernemerschap 3.0. Aanvankelijk ging de aandacht vooral uit naar sociaal ondernemers als vernieuwende denkers en doeners met een grote maatschappelijke impact (1.0). Vervolgens werd de focus verlegd van de oprichters naar het excellent organiseren van sociaal ondernemerschap (2.0). Bij het huidige social entrepeneurship 3.0 gaat het om burgers die zijn toegerust om als changemakers te denken en handelen. Zij werken krachtig samen met anderen om maatschappelijke veranderingen te realiseren. De manieren waarop ondernemende burgers werken aan maatschappelijke kwesties en maatschappelijke verandering, worden in dit essayistische boek vanuit uiteenlopende invalshoeken belicht. Theorie en praktijk van sociaal ondernemerschap worden in samenhang geanalyseerd. De praktijk is in Rotterdam onderzocht, de thuisbasis van het lectoraat Dynamiek van de Stad dat het onderzoek deed. Uit het onderzoek blijkt dat actieve Rotterdammers in alledaagse praktijken op eigen initiatief en risico de stad beter willen maken. Sommigen zijn daarbij – soms tegen wil en dank – ‘sociaal ondernemer’ geworden. Deze publicatie doet verslag van een actie- en literatuuronderzoek naar sociaal ondernemerschap 3.0. Het biedt aanknopingspunten voor een publiek debat over de rol van sociaal ondernemerschap in de participatiesamenleving. De bundel is bedoeld voor professionals in beleid en beroepspraktijk, voor studenten op hogescholen en universiteiten, en voor burgers die geïnteresseerd zijn in ondernemerschap voor de publieke zaak.
LINK
Zelfredzaamheid is een centraal begrip in de discussies van de laatste jaren rond welzijn en zorg. De bredere context van die discussies is, dat Nederland een verandering doormaakt van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving, en zelfredzaamheid wordt vaak gezien als een belangrijk element in die verandering. Zelfredzaamheid ligt ook aan de basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (wmo), die deze verandering wettelijk verankert. Hoe krijgt zelfredzaamheid betekenis in de praktijk van het sociaal werk? Met welke andere begrippen wordt het begrip verbonden? Wie wordt gezien als zelfredzaam en wie niet? Hoe wordt er gesproken over mensen die zichzelf niet lijken te kunnen te redden? Deze publicatie doet verslag van een kritische discoursanalyse van het begrip zelfredzaamheid. Onderzocht wordt hoe zelfredzaamheid wordt opgevat als iets dat vanzelf spreekt – wie wil er immers niet zelfredzaam zijn? Ook wordt nagegaan hoe het concept het handelen en denken in de sociale sector domineert, en wat de consequenties daarvan zijn. Deze studie wil laten zien dat zelfredzaamheid niet vanzelf spreekt en dat de betekenis ervan afhangt van hoe het begrip in de praktijk invulling krijgt. Om zicht te krijgen op invullingen is onder meer gesproken met sociaal werkers in Rotterdam. Op die manieren wordt inzicht gegeven in hoe begrippen doorwerken in de praktijk. Daarnaast wil de studie een aanzet bieden tot een debat over de vraag wat de waarde van zelfredzaamheid is. De centrale stelling is, dat zelfredzaamheid een mythe is.
DOCUMENT
Na de treurige berichten over de vernederende en zinloze ‘tegenprestaties’ die van werklozen worden verlangd in Amsterdam, weten Thomas Kampen en Evelien Tonkens de discussie een constructieve wending te geven. Guido Walraven denkt graag mee.
LINK