Mishandeling van kinderen heeft negatieve gevolgen voor hun ontwikkeling. Door professionals met de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te laten werken, hoopt de overheid deskundig ingrijpen te bevorderen. Het stappenplan moet houvast bieden bij het in actie komen naar aanleiding van bezorgdheid over een kind. Uit eerder onderzoek bleek dat dit inderdaad zo werkt, maar dat met name in het onderwijs er nog belemmeringen zijn. De GGD Haaglanden wil implementatie van de meldcode in de Haagse regio bevorderen. Belangrijk daarvoor is inzicht in wat organisaties nodig hebben om de meldcode naar tevredenheid te kunnen gebruiken. In opdracht van de GGD hebben studenten van De Haagse Hogeschool op negen Haagse scholen voor Voortgezet Onderwijs gesprekken gevoerd met docenten, zorgcoördinatoren en leidinggevenden. Ze vroegen naar de ervaringen van deze professionals inzake het signaleren van kindermishandeling, het overgaan tot actie, en het gebruik van de meldcode. Hoe werkt dat momenteel voor scholen? Geen van de respondenten uitte kritiek op de meldcode als zodanig. Zorgcoördinatoren zijn er het beste mee bekend. Leidinggevenden zien het niet altijd als prioriteit om de meldcode te kennen, zolang de kennis maar op school aanwezig is. Van de geïnterviewde docenten kent vrijwel niemand de meldcode, hoogstens van horen zeggen. Docenten leggen hun zorgen over leerlingen bij de zorgcoördinator, vertrouwend op diens vakkundigheid om de benodigde stappen te ondernemen. Docenten signaleren op basis van ervaring en intuïtie. Specifieke kennis hebben ze niet meegekregen. Ze vragen zich af of wat ze zien en horen onder kindermishandeling valt. Gesprek over ‘veldnormen’ binnen het VO kan hun gevoel van handelingsbekwaamheid vergroten. Op de onderzochte havo-vwo scholen maakt men zich over leerlingen minder en andere zorgen dan op de vmbo- en praktijkscholen. Niet een lage sociaal-economische status, of levensmoeilijkheden van ouders zoals psychische problematiek en armoede, maar ouders die door eigen drukte te weinig aandacht voor hun kinderen hebben, zijn bron van zorg. Leerlingen van havo-vwoscholen lijken minder bloot te staan aan risicofactoren voor mishandeling. Het zou echter ook kunnen dat professionals op deze scholen anders kijken. Signaleren zou op het ene schooltype wel eens een andere alertheid kunnen vragen dan op het andere. Samen met de als probleem ervaren werkdruk van docenten vraagt dit om maatwerk in deskundigheidsbevordering. Om effectief te kunnen ingrijpen wanneer mishandeling gevreesd wordt, is een stevige basis van ‘partnerschap’ met ouders nodig. Hoe dat partnerschap op de verschillende scholen wordt vormgegeven is in dit onderzoek niet precies duidelijk geworden. Nader onderzoek kan scholen hierin verder helpen. De stappen die de zorgcoördinatoren zetten, zijn voor zover dit onderzoek kan laten zien, in overeenstemming met de bedoeling van de meldcode. Twijfels over stappen uit de meldcode en de inpassing in de eigen ondersteuningsroute zijn in de interviews niet diepgaand uitgevraagd. Ook op dit punt kan nader gesprek dilemma’s aan het licht brengen en indien nodig verbetering mogelijk maken. Prioriteit van zorgcoördinatoren en leidinggevenden is verbetering van hun samenwerking met Veilig Thuis en met hulpverlenende instanties
Wij startten met de opmerking dat er op het vlak van pedagogisch partnerschap tussen professionals en ouders bij brede scholen een wereld te winnen was. Is dat gelukt? Er is in ieder geval een goed begin gemaakt. In twee brede scholen is in gezamenlijkheid vastgesteld hoe de kinderen in die wijken moeten kunnen opgroeien. Voorzichtig gaat men samen aan de slag. Er zijn nieuwe activiteiten ontplooid, voortkomend uit het denken over het pedagogisch klimaat, waarbij in tegenstelling tot eerdere periodes ook ouders en kinderen duidelijk zijn betrokken. De werkwijze, waarmee dit proces kon worden gerealiseerd, hebben wij omgezet in een stappenplan dat bruikbaar is voor andere brede scholen. Wij hebben pijnpunten gevonden, waar blijvend op moet worden gelet. De wereld is niet veranderd, maar twee Amersfoortse brede scholen bouwen met nieuw elan aan hun ABC school en de wijk.
MULTIFILE
Het UPPScAle-partnerschap heeft tot doel de bachelorcurricula voor pijnwetenschappen in de bachelor fysiotherapie in heel Europa te innoveren, verbeteren en standaardiseren. Er is een dynamische Open Education Source ontwikkeld om academici te ondersteunen met behulp van een verscheidenheid aan onderwijs- en beoordelingsmethoden om de leermogelijkheden voor studenten in heel Europa en daarbuiten te vergroten (e-learning, probleemoplossing -gebaseerd leren en case studies). Educatieve output als lezingen, Train-the-Trainer-handleidingen, reflectief dagboek en beoordelingen, wordt via deze website aangeboden.
LINK
Met huidige opleidings- en trainingsprogramma’s kan niet worden voldaan aan de groeiende vraag naar vakbekwame medewerkers op gebied van kunstmatige intelligentie (AI). Europa heeft daarom een innovatieve Europese AI-strategie nodig, die de bijscholing van werkenden kan versnellen om aan deze steeds toenemende vraag te voldoen. Doel Het project ondersteunt het Europese Pact for Skills door een strategie op het gebied van AI skills te ontwikkelen. Deze strategie moet leiden tot impact op het terugdringen van tekorten, hiaten en mismatches in skills op de arbeidsmarkt, en zorgen voor passende kwaliteit en niveaus van skills. Resultaten Verwachte resultaten en impactHet project omvat: de oprichting van een lange termijn partnerschap voor een innovatieve Europese alliantie voor AI; het ontwerpen en uitrollen van een innovatieve en duurzame strategie voor AI-skills op korte en lange termijn; het ontwikkelen, testen en uitrollen van opleidingscurricula in acht proeflocaties (5 universiteiten/hogescholen en 3 mbo-aanbieders); de aanpassing van programma's en kwalificaties aan de nieuwste marktbehoeften. het koppelen van micro-credentials aan het opleidingsaanbod Voordelen op lange termijnDe AI-skills strategie en de opleidingscurricula zullen, nadat ze zijn ontworpen en grondig getest in de praktijk, beschikbaar worden gesteld om te worden aangepast en opgeschaald in heel Europa. Op deze manier kan worden voldaan aan de huidige en toekomstige skills-behoeften van de AI-sector en kan de groei van AI-talent in Europa worden gestimuleerd. Looptijd 01 juni 2022 - 30 juni 2026 Aanpak Het project wordt als volgt uitgevoerd in negen werkpakketten: 1 – Projectbeheer en coördinatie 2 – Behoeftenanalyse 3 – Strategie voor AI-skills 4 - Ontwikkeling van een innovatief leerplan en trainingsprogramma 5 - Ontwikkeling van een certificeringssysteem 6 – Pilots in verschillende EU-landen 7 – Verspreiding en communicatie 8 – Duurzaamheid op lange termijn 9 – Kwaliteitsborging Inhoudelijk start het project met de behoeftenanalyse, waarin de skills mismatch op Europees niveau wordt geanalyseerd door o.a. de behoefte aan skills op basis van vacatures en beschikbaar relevant AI opleidingsaanbod te onderzoeken. Meer over ARISA Het vierjarige onderzoeksproject ARISA wordt gefinancierd door de Europese Unie via een Erasmus+ programma. Meer informatie vind je op de ARISA website, de ARISA Twitter en de ARISA LinkedIn. Lees ook dit artikel (ENG) over de start van ARISA.
In het RAAK-MKB project MKB@Work ontwikkelde het lectoraat Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt (JAA) van het Marian van Os Centrum voor Ondernemerschap van de Hanzehogeschool Groningen, samen met o.a. mkb-bedrijven, grote bedrijven, MKB-Nederland Noord en vijf arbeidsmarktregio's, aandachtspunten voor een creatievere omgang met wet- en regelgeving bij de samenwerking van mkb met gemeenten, vanuit het gezamenlijke doel meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te plaatsen op de werkplekken die het mkb creëert. De resultaten van het project zijn breed verspreid onder zowel ondernemers als overheid als kandidaten. Onder andere bij de landelijke praktijktafel van De Normaalste Zaak, die was georganiseerd op 26 maart 2018, waar meer dan tachtig werkgevers en vijf Tweede Kamerleden aanwezig waren, en op het eindcongres op 7 juni 2018 waar 100 deelnemers aanwezig waren, zowel mkb-bedrijven als gemeenten als kandidaten. Een belangrijk thema dat een nadere uitwerking verdiend is de aansluiting tussen opleidingen die zowel mkb'ers aanbieden als gemeenten als mbo-instellingen. Ondernemers starten bedrijfsscholen waar ze mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt opleiden op de werkplek naast de opleidingen die gemeenten aanbieden voor uitkeringsgerechtigden om ze klaar te stomen voor werk en naast de volwasseneducatie en inburgeringscursussen van het mbo. De drie partijen zien het belang van samenwerking, maar deze komt niet van de grond. “We kennen elkaar, maar doen niets samen, het is los zand. Hoe kunnen we elkaar ondersteunen?” Uit MKB@Work blijkt dat een verschil in belangen en concurrentie hierbij een rol spelen. Met de Top-up subsidie kan de Hanzehogeschool vanuit een overstijgende rol inzicht bieden in de behoeften van de verschillende partijen en een werkproces ontwikkelen waardoor partijen helder krijgen waar hun rol eindigt en die van de ander begint bij het aanbieden van opleidingsplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Unieke, onderscheidende en kwalitatief hoogwaardige opleidingen van vier kennisinstellingen (HAN, Van Hall Larenstein, ArtEZ en ROC Rijn IJssel) maken Arnhem tot een echte studiestad. Via de City Deal Kennis Maken zoeken we in Arnhem de samenwerking meer op en benutten we elkaars afzonderlijke kwaliteiten optimaal. Zo vormen we in Arnhem gezamenlijk steeds meer een learning community. Via verschillende labs in de stad (Presikhaaf en het Spijkerkwartier) en regio (Westervoort) werken we op een interdisciplinaire manier samen om creatieve en innovatieve oplossingen te vinden voor lokale maatschappelijke opgaven. We richten ons hierbij op twee grote thema's: kansengelijkheid en duurzaamheid. Studenten, docenten en onderzoekers werken hierbij samen met wijkbewoners, maatschappelijke organisaties, overheid en bedrijfsleven. Door deze nieuwe manier van samenwerken willen we niet alleen 'kennis maken' die ten goede komt aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, maar ook 'kennis maken' over deze nieuwe en uitdagende manier van samenwerken. Want multilevel (MBO-HBO-WO) samenwerken, hoe doe je dat eigenlijk?; en hoe maak je kennis zichtbaar?; en hoe creëer je maatschappelijke impact? Om antwoorden op dit soort vragen te vinden verbinden we nadrukkelijk onderzoek aan onze manier van samenwerken. De uitkomsten van dit onderzoek moeten in de eerste plaats ten goede komen aan het verbeteren van onze manier van samenwerken. De opbrengsten van het onderzoek vloeien dus rechtstreeks weer terug in onze learning community, in de vorm van verbeterde samenwerking tussen de kennisinstellingen en andere betrokken partners, nieuwe onderwijsinnovaties en slimmere oplossingen voor maatschappelijke problemen. Daarnaast vinden we het belangrijk om de uitkomsten en opbrengsten van dit onderzoek te delen met een groot publiek. Op deze manier vormen we een steeds hechtere, lerende gemeenschap die in staat is om kwalitatief hoogwaardig en toekomstbestendig onderwijs aan te bieden, kennis zichtbaar te maken en impact te creëren.