Interoperabiliteit is het vermogen van informatiesystemen om samen te werken binnen en buiten de grenzen van de organisatie. Binnen de gezondheidszorg betreft het dan ondersteuning van een effectieve zorg. Vanwege de snelle technologische ontwikkelingen en de toenemende complexiteit van de communicatie is de verwachting dat aan interoperabiliteit gerelateerde problemen steeds zichtbaarder en merkbaarder worden. Dit is ook bij radiotherapie het geval. Daarnaast is in Nederland een trend gaande van radiotherapie afdelingen die groeien naar multi-locatie afdelingen. De voorbereidingen door de afdeling radiotherapie van het VUmc voor haar satellietlocatie waren de aanleiding om in 2010 te starten met een onderzoek naar interoperabiliteitsproblemen binnen het vakgebied radiotherapie. Hiervoor is een enquête gehouden onder alle afdelingen radiotherapie in Nederland. Meer informatie is verkregen door interviews op vier radiotherapie afdelingen. Op de afdeling radiotherapie van het VUmc is een casus studie uitgevoerd, waarbij de bedrijfsprocessen en informatiestromen werden gemodelleerd. Geïdentificeerde interoperabiliteitsproblemen zijn geanalyseerd en aanbevelingen ter verbetering zijn gedaan. De bevindingen zijn dat de technische interoperabiliteitsproblemen zeldzaam zijn en dat ze meestal op strategisch en semantisch niveau optreden, dat wil zeggen de eenduidigheid van de berichten structuur en de juiste interpretatie van van de informatie. Voor de afdeling radiotherapie van het VUmc zijn geen grote nieuwe interoperabiliteitsproblemen te verwachten in de groei naar een multi-locatie afdeling. Verwacht wordt dat de meeste problemen zullen worden gedekt door bestaande of toekomstige integratieprofielen van 'Integrating the Healthcare Enterprise'.
De EU investeert fors in de ontwikkeling van robotica. Europa heeft drie sectoren aangeduid waarin zij een groot potentieel voorzien als belangrijke toepassingsmarkten voor robotica, namelijk de maakindustrie, de gezondheidszorg en de agrarische sector (euRobotics aisbl, 2013). Ook binnen Nederland leeft de wens om binnen 5 tot 10 jaar een koppositie te spelen op het gebied van robotica in de maakindustrie, gezondheidszorg, agrarische sector, logistiek & transport en inspectie & onderhoud (Holland Robotics, 2018). In dit artikel willen wij nader ingaan op het specifieke domein van sociale robotica in de gezondheidszorg.
LINK
Het succes van ICT-innovaties in de zorg is wisselend. Om succes of mislukkingen te voorkomen of te kunnen verklaren, zijn praktisch toepasbare onderzoeksmethoden, zoals de PRIMA-methode, nodig die gebaseerd zijn op wetenschappelijke kennis. De PRIMA-methode besteedt zowel aandacht het sociale domein, als het technologische domein en zet de eindgebruiker centraal.
MULTIFILE
Reumatoïde artritis (RA) is een chronische auto-immuunziekte die veelal leidt tot beperkingen in dagelijkse activiteiten en maatschappelijke participatie bij een relatief jonge doelgroep (ca. 258.600 RA-patiënten in Nederland). Momenteel staat de medicamenteuze behandeling van RA op de poli van VieCuri Medisch Centrum centraal, maar er is steeds meer aandacht voor leefstijlinterventies als aanvullende behandeling, die mogelijk op den duur een deel van de medicatie kan vervangen. Voor een duurzame leefstijlgedragsverandering zijn programma’s nodig die advies en praktische ondersteuning op maat kunnen bieden. Recentelijk onderzoek uit de systeembiologie laat zien dat mensen met RA andere onderliggende oorzaken kunnen hebben, zogenaamde subtypes. Deze subtypes kunnen als vliegwiel dienen om sneller tot gepersonaliseerde leefstijlinterventies te komen. Subtypes voor RA worden onder andere valide bepaald door onderzoek naar biomarkers in bloed en urine en uitgebreide vragenlijsten (>100 vragen). Het multidisciplinaire team van de reumatologie van VieCuri Medische Centrum/Human Cristal Research bv vraagt zich af of het bepalen van het subtype nog eenvoudiger kan en wil dit in een cohortstudie onderzoeken (n=50). Volgende vraagstellingen zijn hierbij leidend: Kan de reeds ontwikkelde symptoomvragenlijst valide ingekort en gedigitaliseerd worden zodat deze hanteerbaarder is in de praktijk? Welke subtypes RA komen er in deze steekproef voor en welke globale leefstijladviezen passen daar het beste bij? Deze KIEM-aanvraag draagt bij aan een innovatief praktijkmodel waarbij (meer) gepersonaliseerde behandeling op basis van subtyperingen van mensen met RA centraal staat. Er wordt een bestaand samenwerkingsverband in Zuid-Limburg tussen Zuyd Hogeschool, VieCuri Medisch Centrum/Human Cristal Research bv, Struqt, Bool Studios en het Louis Bolk Instituut vernieuwd en verstevigd, om de gezondheidsachterstanden in de regio mee aan te pakken. Zowel zorgprofessionals als ook de betrokkenen kennisinstellingen en bedrijven zullen dan ook belangrijke gebruikers van het resultaat zijn.
Sportfysiotherapiepraktijken zijn afhankelijk van zorgverzekeraars bij het bepalen van de behandeltarieven. Hogere tarieven worden verstrekt aan sportfysiotherapiepraktijken die kwalitatief goede, effectieve en doelmatige zorg leveren. Zorgverzekeraars bepalen aan de hand van dossiervorming of de sportfysiotherapiepraktijk hoogwaardige zorg levert of juist niet. Praktijken geven massaal aan dat deze dossiervorming tot grote frustratie leidt. Twee knelpunten worden benoemd: 1. De dossiers bevatten zeer belangrijke gegevens die kunnen leiden tot een kwaliteitsverbetering van de patiëntenzorg. De huidige systemen zijn niet ingericht om deze gegevens te achterhalen en op betekenisvolle wijze terug te koppelen. 2. De dossiervorming kost te veel tijd en daardoor geld. Per dag zijn therapeuten minimaal 1 tot 2 uur kwijt aan administratie. Ze houden minder tijd over om patiënten te behandelen. Dit leidt tot minder declarabele uren bij de zorgverzekeraar. Daarnaast lopen de kosten snel op als een praktijk een negatieve beoordeling krijgt tijdens een audit van een zorgverzekeraar. Kosten van meer dan 100.000 euro komen veelvuldig voor. Het lectoraat Sportzorg van de Hogeschool van Amsterdam heeft veel expertise op het gebied van dossiervorming binnen de (para)medische zorg. Nederlandse sportfysiotherapiepraktijken hebben daarom het lectoraat Sportzorg benaderd om kennis te ontwikkelen met als doel: “Het verbeteren van de bedrijfsvoering van sportfysiotherapiepraktijken in Nederland door te onderzoeken op welke manier de dossiervorming sneller en betekenisvoller kan worden uitgevoerd”. De volgende drie onderzoeksvragen staan in het project centraal: 1. Op welke wijze kan taalverwerkingstechnologie ingezet worden binnen de sportfysiotherapie-praktijken om uit geschreven tekst automatisch een patiëntendossier op te stellen? 2. Hoe kan uit de automatisch opgestelde patiëntendossiers betekenisvolle informatie teruggekoppeld worden naar de fysiotherapiepraktijken? 3. Hoe moet de software voor snellere en betekenisvollere dossiervorming ontworpen worden om aan de wensen, eisen en activiteiten van fysiotherapeuten te voldoen? Het eindproduct van dit project is een nieuwe softwareapplicatie voor sportfysiotherapeuten. Met het softwareproduct wordt betekenisvolle en snelle dossiervorming mogelijk. Dit levert tijdwinst op en zorgt voor een positievere beoordeling van zorgverzekeraars, hetgeen een positief effect heeft op de bedrijfsvoering van de sportfysiotherapiepraktijken. Het consortium bestaat uit de volgende organisaties: - Kennisinstellingen: Hogeschool van Amsterdam (HvA) en Universiteit van Leiden; - MKB: 10 sportfysiotherapiepraktijken - Beroepsorganisatie: Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Sportgezondheidszorg (NVFS) Bij de samenstelling van het consortium is gekozen voor een goede mix tussen praktijkorganisaties, onderzoeksinstituten en onderwijsinstellingen. Daarnaast is er sprake van cross-sectorale samenwerking doordat kennis vanuit de sportfysiotherapie, automatische taalverwerking, data mining, ICT, onderzoek en onderwijs met elkaar verbonden wordt.