Introduction: Self-management is considered a potential answer to the increasing demand for family medicine by people suffering from a chronic condition or multi-morbidity. A key element of self-management is goal setting. Goal setting is often defined as a moment of agreement between a professional and a patient. In the self-management literature, however, goal setting is regarded as a circular process. Still, it is unclear how professionals working in family medicine can put it into practice. This background paper aims to contribute to the understanding of goal setting within self-management and to identify elements that need further development for practical use. Debate: Four questions for debate emerge in this article: (1) What are self-management goals? (2) What is necessary to accomplish the process of goal setting within self-management? (3) How can professionals decide on the degree of support needed for goal setting within self-management? (4) How can patients set their goals and how can they be supported? Implications: Self-management goals can be set for different (life) domains. Using a holistic framework will help in creating an overview of patients’ goals that do not merely focus on medical issues. It is a challenge for professionals to coach their patients to think about and set their goals themselves. More insight in patients’ willingness and ability to set self-management goals is desirable. Moreover, as goal setting is a circular process, professionals need to be supported to go through this process with their patients.
DOCUMENT
Background: The substitution of healthcare is a way to control rising healthcare costs. The Primary Care Plus (PC+) intervention of the Dutch ‘Blue Care’ pioneer site aims to achieve this feat by facilitating consultations with medical specialists in the primary care setting. One of the specialties involved is dermatology. This study explores referral decisions following dermatology care in PC+ and the influence of predictive patient and consultation characteristics on this decision. Methods: This retrospective study used clinical data of patients who received dermatology care in PC+ between January 2015 and March 2017. The referral decision following PC+, (i.e., referral back to the general practitioner (GP) or referral to outpatient hospital care) was the primary outcome. Stepwise logistic regression modelling was used to describe variations in the referral decisions following PC+, with patient age and gender, number of PC+ consultations, patient diagnosis and treatment specialist as the predicting factors. Results: A total of 2952 patients visited PC+ for dermatology care. Of those patients with a registered referral, 80.2% (N = 2254) were referred back to the GP, and 19.8% (N = 558) were referred to outpatient hospital care. In the multivariable model, only the treating specialist and patient’s diagnosis independently influenced the referral decisions following PC+. Conclusion: The aim of PC+ is to reduce the number of referrals to outpatient hospital care. According to the results, the treating specialist and patient diagnosis influence referral decisions. Therefore, the results of this study can be used to discuss and improve specialist and patient profiles for PC+ to further optimise the effectiveness of the initiative.
DOCUMENT
Background: Patient Reported Experience Measures are promoted to be used as an integrated measurement approach in which outcomes are used to improve individual care (micro level), organisational quality (meso level) and external justification (macro level). However, a deeper understanding of implementation issues of these measures is necessary. The narrative Patient Reported Experience Measure “Dit vind ik ervan!” (English “How I feel about it!”) is used in the Dutch disability care sector, but insight into its’ current use is lacking. We aimed to provide insight into experiences with the implementation and current ways of working with “Dit vind ik ervan!” as an integrated measurement strategy. A descriptive qualitative study was done at a disability care organisation. Data were collected by nine documentations, seven observations, 11 interviews and three focus groups. We applied deductive content analysis using the Consolidated Framework for Implementation Research as a framework. Results: Our analysis revealed facilitators and barriers for the implementation of “Dit vind ik ervan!”. We found most barriers at the micro level. Professionals and clients appreciated the measure’s narrative approach, but struggled to perform it with communication vulnerable clients. Some clients, professionals and team leaders were unfamiliar with the measure’s aim and benefit. On the meso level, implementation was done top-down, and the management’s vision using the measure as an integrated measurement approach was insufficiently shared throughout the organisation. Conclusions: Our study shows that Patient Reported Experience Measures have the potential to be used as an integrated measurement strategy. Yet, we found barriers at the micro level, which might have influenced using the measurement outcomes at the meso and macro level. Tailored implementation strategies, mostly focusing on designing and preparing the implementation on themicro level, need to be developed in co-creation with all stakeholders.
DOCUMENT
Veel patiënten binnen de GGZ kampen met chronische pijn en depressie. Het bevorderen van een gezond beweegpatroon speelt een belangrijke rol in hun behandeling. Deze patiënten kunnen echter door emoties en veranderde prikkelverwerking signalen van het lichaam niet goed inschatten. Daarbij zijn hun klachten belemmerend in hun activiteiten waardoor motivatie vaak afwezig is. GGZ-professionals gebruiken zorgstandaarden waarbij uitgegaan wordt van 'one-size-fits-all' behandelprogramma's. Deze sluiten onvoldoende aan bij de behoefte aan gepersonaliseerde interventies uitgaande van zelfmanagement van de individuele patiënt. Dit pleit voor een instrument dat professionals helpt objectief inzicht te krijgen in het beweegpatroon van hun patiënten, dat gepersonaliseerde feedback geeft en ondersteunt bij de verdere individueel passende begeleiding van de patiënt. Zelfmeettechnologie ('activity trackers') lijkt hier goed te passen. De mogelijkheden om zelfmeettechnologie als basis voor de behandeling van deze patiënten te gebruiken zijn echter bij GGZ-professionals veelal onbekend. Daarnaast is het inzetten van alleen zelfmeettechnologie waarschijnlijk onvoldoende en is niet goed bekend hoe deze patiënten gemotiveerd kunnen worden om deze technologie te (blijven) gebruiken. In dit project willen de Hanzehogeschool Groningen, Inter-Psy, Transcare en MobileCare samen met professionals en patiënten en andere nog te betrekken partners (o.a. het Rob Giel Onderzoekscentrum als trekker van het eHealth netwerk Noord-Nederland heeft aangegeven een bijdrage te willen leveren) ontdekken hoe op een goede manier aan de bovenbeschreven behoefte van GGZ-professionals kan worden bijgedragen. Beoogd wordt om met deze subsidie een proof of concept te leveren van een digitaal instrument dat op basis van zelfmeettechnologie meerwaarde biedt in de behandeling van patiënten met chronische pijn en depressie. Deze proof of concept vormt de basis voor een te schrijven subsidievoorstel om dit verder te ontwikkelen.
DE MIDDENMANAGER EN ZIJN ZORGLOGISTIEKE PROBLEMEN VOOR PATIËNTEN MET EEN LAGE SES IN HET ZIEKENHUIS IN DE PERIODE VAN EEN CRISISSITUATIE RONDOM HET UITBREKEN VAN EEN PANDEMIE (COVID-19 VIRUS) Dit postdoc onderzoek richt zich op de zorglogistieke problemen van middenmanagers in ziekenhuizen na het uitbreken van een pandemie, bijvoorbeeld de COVID-19, de gevolgen binnen de zorg voor patiënten met een lage SES en mogelijke verbeteringen door middenmanagers voorgesteld en reeds ingevoerd. De coronacrisis treft lager opgeleiden harder, ondermeer vanwege onvoldoende digitale vaardigheden. Pandemieën zullen vaker voorkomen en oplossingen voor zorglogistieke problemen bij de COVID-19-uitbraak zullen wellicht ook in andere situaties met pandemieën van toepassing zijn. Maatregelen voor lager opgeleiden met weinig digitale vaardigheden zullen ook in andere situaties bruikbaar zijn. Zorglogistiek heeft als doel om de juiste zorg op de juiste plaats en tijd en tegen zo laag mogelijke kosten te leveren. Middenmanagers, nog veelal intern gericht, hebben een positie tussen uitvoerenden en Raad van bestuur. Er worden 15-20 semigestructureerde interviews uitgevoerd met middenmanagers in ziekenhuizen. Een verbeteroplossing wordt ontwikkeld in een experiment binnen de learning community in het CWZ-ziekenhuis in Nijmegen. De resultaten zijn een onderzoeksrapport, een artikel, inhoudelijk materiaal voor het onderwijs en de uitkomsten van een experiment. Het onderzoek past binnen de programmalijn Healthcare Logistic van het lectoraat Logistiek & Allianties van de HAN en het thema Duurzaam transport en intelligente logistiek van de Strategische onderzoeksagenda hbo 2016-2020 van de Vereniging Hogescholen. Het sluit aan bij het Zwaartepunt Health en lage SES van de HAN, specifiek bij de Programmalijn Werken aan herstel. De postdoc is werkzaam in de bachelor- en masteropleidingen in de domeinen bedrijfskunde en zorg en welzijn. De postdoc kan de verbinding leggen tussen de logistieke kennis en vaardigheden uit bedrijven naar de zorglogistiek in bachelor en masteropleidingen in de zorg en welzijn.
Lage rugpijn is de meest voorkomende klacht in de fysiotherapiepraktijk en heeft een aanzienlijke sociaaleconomische impact. Onderzoek laat zien dat gestratificeerde fysiotherapeutische zorg op basis van prognostische screening de (kosten)effectiviteit van de behandeling ten goede komt. De grootste uitdaging ligt echter in het bereiken van duurzame gedragsverandering bij de patiënt. Onderzoek laat namelijk zien dat de effectiviteit van de fysiotherapeutische behandeling in grote mate afhankelijk is van de mate waarin patiënten bewust hun gedrag en levensstijl veranderen en geadviseerde oefeningen, beweeggedrag en zelfmanagement vaardigheden (blijven) opvolgen. Het probleem is echter dat therapietrouw vaak relatief laag is. Eerder onderzoek heeft laten zien dat therapietrouwe patiënten een lager risico hebben op nieuwe episodes van rugpijn. E-health, geïntegreerd binnen de reguliere ‘face-to-face’ behandeling (blended care), biedt nieuwe mogelijkheden om therapietrouw te bevorderen en de patiënt te ondersteunen bij gedragsverandering en het stimuleren van zelfregie. Dergelijke e-health applicaties voor blended care zijn nog zeer beperkt voorhanden en worden nog weinig gebruikt. Het UMC Utrecht heeft onlangs een prototype e-Exercise lage rugpijn ontwikkeld in samenwerking met NIVEL, HelloFysio, en de Academische Werkplaats eerstelijns Fysiotherapie, waarbij de eerste fasen van de CEHRES Roadmap voor de ontwikkeling van eHealth applicaties is doorlopen. Patiënten, fysiotherapeuten, en experts waren hierin nauw betrokken. Het ontwikkelde prototype van de e-Exercise lage rugpijn interventie is in een pilot studie (n=40) onderzocht op toepasbaarheid en bruikbaarheid. Het consortium wil e-Exercise lage rugpijn in het beoogde RAAK-PRO project op basis van de pilot studie verbeteren en in een cluster gerandomiseerde trial de (kosten-)effectiviteit op de korte en lange termijn onderzoeken in vergelijking met gebruikelijke zorg (conform huidige richtlijn). Naar verwachting is de blended interventie (kosten-) effectiever in het verbeteren van pijn, fysiek functioneren, en het stimuleren van therapietrouw en zelfregie. Daarnaast zal naar verwachting de kans op nieuwe episodes van rugklachten verminderen.