In deze afscheidsrede worden verschillende onderwijsthema’s en onderzoeken besproken die in een lectoraatsperiode van 2004 tot 2018 de revue zijn gepasseerd. De kern van het onderzoeksprogramma was, met accentverschillen in de loop der jaren, opgebouwd rond een aantal thema’s, die in dit boek aan de orde komen: − Maatschappelijke, culturele en persoonlijke vorming (Bildung & burgerschap); − Pedagogisch klimaat en omgaan met verschillen; − Samen pedagogisch handelen (ouders, brede school, IKC); − Activerend, onderzoekend en ontwerpend leren. Daarnaast is er aandacht voor onderzoek in en samen met het werkveld, opleiden in de school en beroepsvorming.
DOCUMENT
Dit werkboek is ontwikkeld voor de AD Pedagogisch-Educatief Professional (afgekort als PM-er) van de Pedagogische Academie en de Academie voor Sociale Studies van de Hanzehogeschool Groningen. Binnen de bachelor- en masteropleidingen van de Pedagogische Academie wordt gewerkt vanuit een dynamische visie op ontwikkeling, zoals beschreven in het handboek “Talentgerichte ontwikkeling op de basisschool, een dynamische visie op leren en onderwijzen”, Veenker, Steenbeek, Van Dijk en Van Geert, 2017) uitgegeven door uitgeverij Coutinho. Deze dynamische visie is gebaseerd op een theorie over leren en onderwijzen die ook voor het opleidingsniveau van de Associate Degree relevant is. De lector van het lectoraat Integraal Jeugdbeleid, Jeannette Doornenbal, nam het initiatief om te komen tot dit werkboek, waarin de dynamische visie is beschreven vanuit de optiek van pedagogisch-educatieve professionals die met kinderen werken in de leeftijd van 0 tot 6 jaar, zoals in de voor- en naschoolse opvang, de BSO en in VVE-trajecten. Bij de opzet van dit werkboek is uitdrukkelijk gekeken naar de opbouw van de opleiding AD PEP van de Hanzehogeschool Groningen. In dit verband danken we Martine Dijk, coördinator van deze opleiding, die heeft meegedacht over de opzet en structuur van dit werkboek.
DOCUMENT
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
Sommige kinderen groeien op in gezinnen waar armoede, psychische problemen of andere ingrijpende omstandigheden spelen. Zulke risicofactoren kunnen hun ontwikkeling belemmeren. Toch laten veel kinderen zien dat ze ondanks deze uitdagingen positief kunnen doorgroeien – dát noemen we veerkracht. Leraren spelen hierin een cruciale rol. Niet alleen met planmatige programma’s, maar juist ook in de talloze alledaagse, vaak ongeplande momenten in de klas. Denk aan een leerling die angstig reageert, of een kind dat steun zoekt bij een leraar om iets persoonlijks te delen. Hoe een leraar dan reageert, kan bepalend zijn voor het versterken van de veerkracht van het kind. Theo van den Bogaart, Mascha Enthoven en Robin Regelink analyseerden 14 casussen op een basisschool met veel leerlingen met complexe achtergronden. Daarbij is gekeken of het door de leerkracht gekozen en onderbouwde handelen te begrijpen is vanuit drie verklarende modellen. Deze modellen laten zien waarom bepaald handelen kan bijdragen aan veerkracht: Compenseren – iets bieden wat thuis ontbreekt Beschermen – de negatieve invloed van risicofactoren dempen Uitdagen – leerlingen in een veilige setting nieuwe stappen laten zetten Vooral bescherming bleek vaak voor te komen. De onderzoekers benadrukken dat het waardevol is als leraren zich bewuster worden van de invloed van hun dagelijkse handelen, juist voor leerlingen die door hun uitdagende leefomstandigheden meer afhankelijk zijn van de school als voedende context voor hun ontwikkeling. Door risicofactoren te benoemen, te reflecteren op hun keuzes en deze te verbinden aan wetenschappelijke inzichten over veerkracht, kunnen ze hun pedagogisch handelen versterken én bijdragen aan kansengelijkheid.
DOCUMENT
In het hoger onderwijs wordt het pedagogisch klimaat veronachtzaamd. Het concept wordt niet mee in beschouwing genomen bij onderwijsinnovatie en onderwijsonderzoek. Dit artikel definieert het concept voor het hbo en werkt het uit op basis van de Zelf-Determinatie Theorie van Ryan en Deci (2000). Zowel voor volwassen werknemers als voor jonge leerlingen geldt dat zij binnen een klimaat dat tegemoet komt aan hun psychologische basisbehoeften aan relatie, competentie en autonomie, beter presteren en een hogere mate van welbevinden ervaren. Belangrijke factor daarin is de stimulans van hun autonome motivatie. Verkennend onderzoek onder studenten en docenten van de Academie voor Sociale Professies wijst op toegevoegde waarde van het in beschouwing nemen van een pedagogisch klimaat bij het overwegen van maatregelen om studiesucces te verbeteren. Een heldere kijk op het pedagogisch klimaat kan het ondersteunen van de motivatie van studenten en zodoende het verbeteren van hun leren theoretisch en empirisch verankeren. ABSTRACT In Dutch Higher Education, no attention is being paid to the Pedagogical Climate in schools. The concept is omitted in educational research as well as in innovative practices. This article defines the concept for use in Higher Education, making use of Ryan and Deci's Self Determination Theory (2000). The performance and well-being of adult employees as well as schoolchildren improve when their basic needs of relation, competence and autonomy are satisfied. A Pedagogical Climate that does so facilitates autonomous motivation. Explorative research done among teachers and students of the Academy of Social Work indicates surplus value of taking into account the Pedagogical Climate when considering various policies aimed to improve study success. Having a clear theoretical and empirical view of the Pedagogical Climate can firmly root initiatives to support students' motivation and help their learning.
DOCUMENT
In dit artikel wordt de literatuur verkend op het terrein van een meer sociaalparticipatieve benadering van actief burgerschap. In deze literatuur wordt de ontwikkeling van burgerschap verbonden met de noodzaak zicht te ontwikkelen op handelingscontexten die voor zowel burgers als sociale professionals van belang zijn. We verkennen relevante literatuur van onder andere De Tocqueville, Dewey, Putnam, Lichterman en Biesta. Door aandacht te besteden aan burgerschap als praktijk beogen we dichter op de huid van het werk van sociale professionals te kruipen, waardoor de huidige ontwikkelingen rondom de bevordering van actief burgerschap bevraagd kunnen worden. Wat deze literatuurverkenning in beeld brengt is dat actief burgerschap niet tot bloei komt vanuit een opgelegde moraal, maar verbonden dient te worden met het dagelijkse handelen van burgers, waarin het “al doende leren” samen op gaat met de ontwikkeling van betekenisvolle praktijken. Sociale professionals hebben vooral tot taak dit type praktijken te ondersteunen en te faciliteren.
DOCUMENT
Het welbevinden van de Nederlandse jeugd staat onder druk. Jeugdprofessionals die dagelijks werken aan vorming, begeleiding, preventie en behandeling van jonge mensen, zien zich daarin geconfronteerd met de nodige uitdagingen. Aangezien kennis en protocollen ontoereikend zijn in het komen tot adequaat handelen, is het van belang te exploreren wat ‘praktische wijsheid’ van individuele professionals hierin kan betekenen. Data uit acht open interviews, met inzet van de rich pictures methode, zijn geanalyseerd om te onderzoeken wat praktische wijsheid in het jeugddomein behelst. Dit toonde aan dat professionals komen tot het juiste handelen in knellende situaties door het eigen morele kompas als belangrijke richting gever te gebruiken. Het handelingsrepertoire is rijk en loopt uiteen van het volgen van intuïtie en wendbaarheid tot het gebruikmaken van kennis en zelfkennis. Het is van belang dat organisaties ruimte maken voor wat professionals al doen hieromtrent, maar ook dat (gezamenlijke) reflectie wordt gefaciliteerd. Elementen uit onze onderzoeksmethode lijken hierbij behulpzaam te kunnen zijn.
DOCUMENT
Leraren in het voortgezet onderwijs die formatief handelen geven informatie over hoe het beoogde doel te bereiken. Leraren die summatief toetsen geven een geïnformeerd oordeel over prestaties. Formatief handelen heeft een motiverende werking, terwijl summatief toetsen niet per se schadelijk is voor de motivatie van leerlingen. Op basis van de resultaten uit het proefschrift van Krijgsman (2021) adviseren we formatief handelen en summatief toetsen te combineren, zodat beide functies elkaar versterken (synergie) zonder eenzijdig de nadruk op een van beiden te leggen (balans). Tot op heden blijft deze synergie en balans uit. Factoren in het gehele onderwijs-ecosysteem beïnvloeden dit. Scholen hebben bijvoorbeeld een grote mate van autonomie op het gebied van toetsing. Tegelijk ontbreekt er een eenduidig landelijk kader voor toetsbeleid en is er behoefte aan professionele ontwikkeling voor schoolleiders, teamleiders en leraren op het gebied van toetsdeskundigheid. Daarnaast worden de behoeften van leerlingen rondom toetsing veelal niet geïnventariseerd bij de ontwikkeling van toetsvisie en -beleid. We pleiten voor een samenwerking tussen leerlingen, leraren, teamleiders, schoolleiders, regionale of nationale leiders, beleidsmakers en wetenschappers, om vanuit een systemisch perspectief dit complexe vraagstuk aan te pakken.
DOCUMENT