Dit rapport gaat over betrokkenheid van migrantenouders bij de school van hun kinderen en hoe zij aankijken tegen de verhouding tussen school en thuis inzake allerlei opvoedkwesties. Door middel van literatuurstudie, gesprekken met leiding, docenten en ouders van een havo/vwo-school in Amsterdam Nieuw West is beschreven hoe ouderbetrokkenheid vorm krijgt. Aan de orde komen positieve ervaringen, belemmeringen en verbeterwensen inzake partnerschap tussen ouders en school in de opvoeding van en het onderwijs voor jongeren. En welke rol preventieve opvoedsteun daarin kan vervullen.
LINK
DOCUMENT
In deze afscheidsrede worden verschillende onderwijsthema’s en onderzoeken besproken die in een lectoraatsperiode van 2004 tot 2018 de revue zijn gepasseerd. De kern van het onderzoeksprogramma was, met accentverschillen in de loop der jaren, opgebouwd rond een aantal thema’s, die in dit boek aan de orde komen: − Maatschappelijke, culturele en persoonlijke vorming (Bildung & burgerschap); − Pedagogisch klimaat en omgaan met verschillen; − Samen pedagogisch handelen (ouders, brede school, IKC); − Activerend, onderzoekend en ontwerpend leren. Daarnaast is er aandacht voor onderzoek in en samen met het werkveld, opleiden in de school en beroepsvorming.
DOCUMENT
Wij startten met de opmerking dat er op het vlak van pedagogisch partnerschap tussen professionals en ouders bij brede scholen een wereld te winnen was. Is dat gelukt? Er is in ieder geval een goed begin gemaakt. In twee brede scholen is in gezamenlijkheid vastgesteld hoe de kinderen in die wijken moeten kunnen opgroeien. Voorzichtig gaat men samen aan de slag. Er zijn nieuwe activiteiten ontplooid, voortkomend uit het denken over het pedagogisch klimaat, waarbij in tegenstelling tot eerdere periodes ook ouders en kinderen duidelijk zijn betrokken. De werkwijze, waarmee dit proces kon worden gerealiseerd, hebben wij omgezet in een stappenplan dat bruikbaar is voor andere brede scholen. Wij hebben pijnpunten gevonden, waar blijvend op moet worden gelet. De wereld is niet veranderd, maar twee Amersfoortse brede scholen bouwen met nieuw elan aan hun ABC school en de wijk.
MULTIFILE
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
De rode draad: In deze openbare les worden eerst twee dominante paradigmas, die binnen de opleidingen gehanteerd worden, geschetst. De ideeën van paradigma II worden aangevuld met het gedachtegoed van het sociaalconstructivisme en het postmodernisme. Vanuit dit kader worden de consequenties van deze ontwikkeling voor het opleiden van leraren bekeken. De ontwikkeling van een competentielandschap voor opleiders van leraren wordt vanuit een ecologisch perspectief (waarbinnen de intensieve samenhang tussen leerlingen, school, omgeving, opleidingsorganisatie en opleider verondersteld wordt) stap voor stap opgebouwd. Daarbij worden de invloeden van deellandschappen op deze ontwikkeling, de integratie van deze deellandschappen en de kernaspecten van dat competentielandschap stuk voor stuk besproken. Tot slot worden de grote lijnen van zon landschap (en niet de inhouden; die worden door opleiders en studenten geselecteerd) in termen van paradigma II geschilderd.
DOCUMENT
Hoofdstuk 7 in Pedagoog in de spotlights. Hoewel brede scholen op papier vaak een pedagogische visie hebben geformuleerd, blijkt deze in de alledaagse afstemming tussen docenten, kinderleiders, welzijnswerkers en overage professionals in de brede school niet altijd sterk te leven. Ook met ouders is er vaakminder pedagogisch contact en partnerschap dan op papier wordt geambieerd. In Amersfoort wilden twee rede scholen va de Stichting Amersfoortse Brede Combinatiescholen (ABC) hierin verandering brengen. In samenwerking met onderzoekers van het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling (PMO) van Hogeschool Utrecht zijn gedurende twee jaar onderzoek, participatie en pedagogische visieontwikkeling verenigd. Een belangrijke uitkomst van het traject is dat door het geven van een meer volwaardige positive van zowel professionals als ouders in het process van pedagogische visievorming, het pedagogisch opgroeiklimaat een impuls kan krijgen. Zowel onderzoek als activiteiten kunnen daaraan een bijdrage leveren
LINK
De publieke opdracht voor het (middelbaar) beroepsonderwijs in Nederland is om alle deelnemers op te leiden voor een plek op de arbeidsmarkt. Nederland heeft een uniek stelsel ontwikkeld voor het opleiden voor vakmanschap op middelbaar niveau. Door de OECD wordt dit getypeerd als een mixed model (OECD, 2010; zie ook Van Lieshout, 2008; Nieuwenhuis, 2012). Het is mixed omdat de aansturing én de uitvoering gebeuren in samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven, gericht op een arbeidsmarktrelevante startkwalificatie en tegelijkertijd op bredere maatschappelijke participatie en vervolgscholing. Het adagium daarbij is “Focus op vakmanschap”, de titel van de meest recente ambitienota van het kabinet voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo).
DOCUMENT
Welkom bij de officiële installatie van het Lectoraat Beroepsonderwijs aan de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht. De eerste bouwfase van het lectoraat is achter de rug en vanmiddag kunt u kennisnemen van de ambities, werkwijze en reikwijdte van het lectoraat. Als vorm voor de presentatie van het lectoraat heb ik gekozen voor een compilatie van interne en externe bijdragen, van zowel betrokkenen als belang hebbenden. Ik geef daarbij als lector de aftrap.
DOCUMENT
Self-efficacy is een belangrijk begrip uit de sociaal cognitieve theory van Bandura (1997) en duidt op het geloof dat mensen hebben in hun kunnen om een bepaalde taak in een toekomstige situatie succesvol uit te voeren. Self-efficacy van leraren duidt op het geloof van leraren in hun kunnen om het leren van studenten positief te beïnvloeden. Leraren met een hoge mate van self-efficacy hebben een sterkere positieve invloed op de prestaties, de motivatie en schoolattitude van leerlingen, dan leraren met een lage mate van self-efficacy. Daarom is het van belang dat lerarenopleidingen aandacht besteden aan het ontwikkelen van self-efficacy bij hun studenten. Omdat binnen het competentiegerichte opleiden van leraren assessments een belangrijke plaats innemen, wordt in deze dissertatie onderzocht hoe assessment de self-efficacy van studenten beïnvloedt en hoe vervolgens de lerarencompetenties worden beïnvloed. Allereerst is onderzocht van welke factoren binnen het hoger onderwijs is gebleken dat deze de self-efficacy van studenten positief beïnvloeden. Hieruit bleek dat de self-efficacy van studenten wordt verhoogd als zij succeservaringen opdoen en als zij verbaal worden ondersteund door hun omgeving. Van deze bevindingen zijn 2 factoren afgeleid die van kenmerkend zijn voor een competentie assessment en die in deze dissertatie nader worden onderzocht. De eerste factor is de authenticiteit van een assessment, dit duidt op de mate waarin tijdens een assessment zaken worden getoetst die belang zijn voor het beroep van leraar. De tweede factor is de feedback die aan studenten wordt verstrekt tijdens het assessment. Om de invloed van deze factoren op de self-efficacy van studenten te kunnen meten, is er een self-efficacy vragenlijst ontwikkeld, specifiek gericht op 1e jaarstudenten van een lerarenopleiding. Omdat studenten in het 1e jaar werken aan de ontwikkeling van 6 competenties, is het instrument bedoeld om de self-efficacy van studenten met betrekking tot de zes lerarencompetenties (interpersoonlijk, pedagogisch, vakinhoudelijk en didactisch, organisatorisch, samenwerking met collega’s en reflectie en ontwikkeling) te diagnosticeren. Uit studie twee bleek dat de vragenlijst voldoende betrouwbaar en valide is om het diagnostisch instrument te gebruiken tijdens de begeleiding van studenten. Tevens kwam uit deze studie enig bewijs voor de stelling dat studenten aan een lerarenopleiding beginnen met een globale ongedifferentieerde self-efficacy, en dat als zij ervaringen opdoen met lesgeven er een verdere differentiatie van hun self-efficacy plaatsvindt. In de derde studie werd de kernvraag van deze dissertatie onderzocht. Hieruit bleek dat naarmate de studenten, de prestatie die zij bij het assessment moeten leveren als authentieker ervaren, des te sterker dit hun self-efficacy van de 6 competenties beïnvloedt. Verder bleek dat naarmate studenten de kwaliteit van de verstrekte feedback als hoger ervaren, des te sterker dit hun self-efficacy op 4 van deze 6 competenties beïnvloedt. Tenslotte bleek uit deze studie dat de genoemde assessment-factoren de leerresultaten van studenten op de lerarencompetenties indirect beïnvloeden, dit houdt in dat de assessmentfactoren de self-efficacy van studenten beïnvloeden en dat de self-efficacy van studenten vervolgens van invloed is op leerresultaten van studenten op de lerarencompetenties. In de vierde studie zijn enkele resultaten uit de derde studie diepgaand onder de loep genomen. Door een aantal studenten te interviewen is onderzocht hoe de ervaringen die studenten opdoen tijdens een assessment bijdragen aan hun self-efficacy. Hieruit bleek dat de genoemde assessmentfactoren tijdens zowel de voorbereidingsfase, de interviewfase als de feedbackfase van het portfolio competentie assessment, de self-efficacy van studenten positief beïnvloeden. Voortkomend uit de onderzoeksresultaten, worden op het einde van de dissertatie enkele adviezen voor lerarenopleidingen beschreven.
DOCUMENT