Objective: The aim of the study was to assess the effectiveness of intensive care unit (ICU)–initiated transitional care interventions for patients and families on elements of post-intensive care syndrome (PICS) and/or PICS-family (PICS–F). Review method used: This is a systematic review and meta-analysis Sources: The authors searched in biomedical bibliographic databases including PubMed, Embase (OVID), CINAHL Plus (EBSCO), Web of Science, and the Cochrane Library and included studies written in English conducted up to October 8, 2020. Review methods: We included (non)randomised controlled trials focussing on ICU-initiated transitional care interventions for patients and families. Two authors conducted selection, quality assessment, and data extraction and synthesis independently. Outcomes were described using the three elements of PICS, which were categorised into (i) physical impairments (pulmonary, neuromuscular, and physical function), (ii) cognitive impairments (executive function, memory, attention, visuo-spatial and mental processing speed), and (iii) psychological health (anxiety, depression, acute stress disorder, post-traumatic stress disorder, and depression). Results: From the initially identified 5052 articles, five studies were included (i.e., two randomised controlled trials and three nonrandomised controlled trials) with varied transitional care interventions. Quality among the studies differs from moderate to high risk of bias. Evidence from the studies shows no significant differences in favour of transitional care interventions on physical or psychological aspects of PICS-(F). One study with a nurse-led structured follow-up program showed a significant difference in physical function at 3 months. Conclusions: Our review revealed that there is a paucity of research about the effectiveness of transitional care interventions for ICU patients with PICS. All, except one of the identified studies, failed to show a significant effect on the elements of PICS. However, these results should be interpreted with caution owing to variety and scarcity of data. Prospero registration: CRD42020136589 (available via https://www.crd.york.ac.uk/prospero/display_record.php?ID=CRD42020136589).
Background A high sedentary time is associated with increased mortality risk. Previous studies indicate that replacement of sedentary time with light- and moderate-to-vigorous physical activity attenuates the risk for adverse outcomes and improves cardiovascular risk factors. Patients with cardiovascular disease are more sedentary compared to the general population, while daily time spent sedentary remains high following contemporary cardiac rehabilitation programmes. This clinical trial investigated the effectiveness of a sedentary behaviour intervention as a personalised secondary prevention strategy (SIT LESS) on changes in sedentary time among patients with coronary artery disease participating in cardiac rehabilitation. Methods Patients were randomised to usual care (n = 104) or SIT LESS (n = 108). Both groups received a comprehensive 12-week centre-based cardiac rehabilitation programme with face-to-face consultations and supervised exercise sessions, whereas SIT LESS participants additionally received a 12-week, nurse-delivered, hybrid behaviour change intervention in combination with a pocket-worn activity tracker connected to a smartphone application to continuously monitor sedentary time. Primary outcome was the change in device-based sedentary time between pre- to post-rehabilitation. Changes in sedentary time characteristics (prevalence of prolonged sedentary bouts and proportion of patients with sedentary time ≥ 9.5 h/day); time spent in light-intensity and moderate-to-vigorous physical activity; step count; quality of life; competencies for self-management; and cardiovascular risk score were assessed as secondary outcomes. Results Patients (77% male) were 63 ± 10 years and primarily diagnosed with myocardial infarction (78%). Sedentary time decreased in SIT LESS (− 1.6 [− 2.1 to − 1.1] hours/day) and controls (− 1.2 [ ─1.7 to − 0.8]), but between group differences did not reach statistical significance (─0.4 [─1.0 to 0.3]) hours/day). The post-rehabilitation proportion of patients with a sedentary time above the upper limit of normal (≥ 9.5 h/day) was significantly lower in SIT LESS versus controls (48% versus 72%, baseline-adjusted odds-ratio 0.4 (0.2–0.8)). No differences were observed in the other predefined secondary outcomes. Conclusions Among patients with coronary artery disease participating in cardiac rehabilitation, SIT LESS did not induce significantly greater reductions in sedentary time compared to controls, but delivery was feasible and a reduced odds of a sedentary time ≥ 9.5 h/day was observed.
MULTIFILE
Wraparound care is een model voor het organiseren van integrale zorg aan gezinnen met een opeen-stapeling van problemen. Het benut hun oplossend vermogen, betrekt hun sociale netwerk en streeft hun empowerment na. Bovendien organiseert het samenwerking tussen verschillende sectoren. Ge-zinsbegeleiding en coördinatie van zorg liggen in één hand. In het kader van het programma Utrechtse Jeugd Centraal van de provincie Utrecht zijn in 2009 in de steden Utrecht en Amersfoort twee pilots wraparound care in het leven geroepen. Deze zijn vanaf de start door het Lectoraat Werken in Justitieel Kader van de HU met ontwikkelingsgericht handelingson-derzoek ondersteund. Daarnaast heeft zich in het najaar van 2010 een aantal initiatieven met elkaar verbonden die werken vanuit dezelfde ambities. Het gaat om de pilots wraparound care, de pilot ‘Eén kind, één plan’, ‘Talita’, een programma voor begeleid zelfstandig wonen voor tienermoeders en kwetsbare meisjes van stichting Timon, Hulp aan Huis, een samenwerkingsverband van instellingen die Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling (IOG) aanbieden, ‘Tien voor toekomst’ van het leger des Heils, Gezinscoaching’ van Vitras/CMD en Zuwe zorg, het project ‘Tussen-in’ van Al Amal, het project ‘Wisselgeld’ voor gezinnen met een Roma-achtergrond van de gemeente Nieuwegein. Sa-men met vertegenwoordigers van gemeentes en de provincie en onderzoekers en studenten van de HU vormden zij het ‘Kennisplatform Wraparound Care’ dat functioneerde als een ‘Community of Prac-tice’. Het is ondersteund met een door de provincie Utrecht gefinancierd onderzoeksprogramma
Hart- en Vaatziekten zijn doodsoorzaak nummer 1, wereldwijd. Het is een aanzienlijk probleem. In de grote stad, in Nederland, en ook daarbuiten. Aan dit probleem is wel wat te doen, het is belangrijk om gezonde leefgewoonten te hebben, daar zit heel veel gezondheidswinst in. We weten hoe we gezond moeten leven: niet roken, een gezond gewicht hebben en voldoende lichaamsbeweging elke dag. Richtlijnen voor zorgprofessionals geven deze doelen aan, maar deze doelen worden, bijvoorbeeld door hartpatiënten, bij lange na niet gehaald. Richtlijnen in de zorg benadrukken ook het belang van het concept ‘personalised prevention’ en ’patient centered care’, om doelen te behalen, maar geven deze concepten tot op heden geen concrete, wetenschappelijk onderbouwde betekenis. Met het toenemende aantal beschikbare behandelingen voor leefstijlverandering, neem de complexiteit toe, niet alleen voor hulpverleners, maar ook voor patiënten. Consistentie in de behandeling van alle betrokken hulpverleners in alle fasen van de zorg en deze laten leiden door de voorkeur van de patiënt kan beter en lijkt noodzakelijk voor het volhouden van een leefstijlaanpassing. De keuze voor een behandeling laten leiden door de voorkeuren en waarden van de patiënt kan beter en is noodzakelijk voor het volhouden van leefstijlaanpassingen in het dagelijks leven. Er is schrijnend tekort aan kennis en hulpmiddelen om leefstijlverandering op patiëntniveau te realiseren, om de (hart)patiënt te bereiken. Mijn hypothese is dat de kans op het aannemen van een gezonde leefstijl groter is wanneer de voorkeur van de individuele patiënt meer leidend is in de afweging van behandelstrategieën. Voor toetsing van deze hypothese ontbreekt nog veel kennis, bijvoorbeeld over wat de behandelvoorkeuren van patiënten zijn, in hoeverre deze afwijken van de voorkeuren van de behandelende hulpverleners (medisch specialisten, huisarts, verpleegkundige, fysiotherapeut, diëtist, psycholoog) en op welke manier technologie de behandelvoorkeuren kan verhelderen.
Technologische innovatie maakt het mogelijk om passende zorg te bieden, op de juiste plek en samen met de burger. Het toepassen van technologische innovaties (zoals Virtual Reality, kunstmatige intelligentie, videobellen, robotica en wearables) voor gezondheid en zorg is echter geen vanzelfsprekendheid. Juist omdat het niet aan technologische innovaties schort, maar aan het daadwerkelijke duurzame gebruik ervan, op grote schaal en toegankelijk voor iedereen, is centrale thema van het Platform Inzet van Technologie voor Gezondheid en Zorg (PIT): “Implementatie van technologische innovaties in de dagelijkse praktijk met zorg- en welzijnsprofessionals en burgers”. Als PIT zetten we ten opzichte van voorgaande jaren zwaarder in op aansluiting bij de landelijke gremia die de onderzoeksagenda’s bepalen en dragen daaraan bij. PIT doet door middel van kennisontwikkeling en vernieuwing van de beroepspraktijk met technologische innovatie voor gezondheid en zorg. Hiermee handelen we naar het gewenste landelijke beleid op het gebied van innovatie en impact. Landelijk werken we aan betere vertegenwoordiging in groeifondsaanvragen en thematafels en aan intensievere samenwerking met o.a. de lectorenplatforms PRIO (thema Health & Wellbeing), Applied Sciences (DAS), Personalised Health en Zelfmanagement, en diverse landelijke initiatieven zoals de Coalitie Digivaardig in de Zorg en Practoraten.nl. In de regio vervullen hogescholen en lectoraten een verbindende rol en ontwikkelen nieuwe kennis in living labs, academies, publiek-private-samenwerkingen, Centres of Expertise en SPRONG-groepen. PIT draagt bij aan scholing op het gebied van implementatie van technologische innovatie aan (toekomstige) zorg-, welzijn- en techniekprofessionals. Lopende activiteiten zetten we voort met een concretiseringsslag op onderwerpen als ‘digitale inclusiviteit’, ‘implementatie van Point-of-Care-Testing’ en ‘de MDR en praktijkgericht onderzoek’. PIT fungeert daarbij als loket en spreekbuis voor praktijkgericht onderzoek waarbij de stakeholders nieuwe onderzoeksideeën of vragen kunnen inbrengen, advies krijgen en toegang krijgen tot onze regionale en landelijke netwerken. Over dit alles communiceert PIT met een breed publiek.
In Europe nearly 10% of the population suffers from diabetes and almost 1% from Rheumatoid Arthritis which can lead to serious problems with mobility and active participation, especially in the ageing population. Pedorthists deliver personalised designed and manufactured orthopaedic footwear or insoles for these patients. However, despite their often laborious efforts upfront, the industry has very little means to quantify how successful the fitting and function of a shoe is. They have to rely on subjective, qualitative measures such as client satisfaction and diminishing of complaints. Although valuable, the need for objective quantitative data in this field is growing. Foot plantar pressure and shear forces are considered major indicators of potential foot problems. Devices to measure plantar pressure slowly gain terrain as providers of objective quantitative data to guide orthotic design and manufacturing. For shear forces however, measuring devices are not yet commercial available. Although shear forces are considered as a major contributor to ulcer formation in diabetic feet, their exact role still requires elucidation and quantification. This project aims to develop a prototype of an in-shoe wearable device that measures both shear forces and pressure using state-of-the-art developments in sensor technologies, smart textiles and wireless data transfer. The collaboration of pedorthists’ small and medium-sized enterprises (SME)’s with medical device engineering companies, knowledge institutes,technical universities and universities of applied sciences in this project will bring together the different fields of expertise required to create an innovative device. It is expected that the tool will be beneficial to improve the quality of pedorthists’ services and potentially reduce health insurance costs. Furthermore, it can be used in new shear forces research and open new business potential. However, the eventual aim is to improve patient care and help maintain personal mobility and participation in society.