Het boek de Pedagogische Opdracht, het basisonderwijs in spiegels en vensters, is een ode aan de leerkrachten die elke dag een grote bijdrage leveren aan de persoonsvorming van nieuwe generaties. Dit boek is warm aanbevolen aan leerkrachten in opleiding en iedereen die geïnteresseerd is in pedagogiek en het basisonderwijs
Op 25 januari organiseerde Lectoraat De Pedagogische Opdracht een Symposium over actuele vragen in het onderwijs. Bijna 150 professionals vanuit het basisonderwijs, MBO en HBO bezochten het evenement op locatie Inholland Haarlem. Tijdens haar keynote besprak lector Mascha Enthoven actuele thema’s uit het publieke debat zoals kansenongelijkheid, persoonsvorming in het onderwijs en kwaliteit- en vrijheid van onderwijs. In de aansluitende sessies werden deze thema’s verder uitgediept en gingen deelnemers met elkaar in gesprek.
MULTIFILE
De kwaliteit en inhoud van de lerarenopleidingen zijn een voortdurend onderwerp van gesprek en discussie. Onderwijs is immers een sleutelvoorziening voor een samenleving en leraren (en dus ook de lerarenopleidingen) spelen daar een centrale rol in. Lerarenopleiders zijn op hun beurt bij uitstek degenen die vorm geven aan de inhoud en kwaliteit van de lerarenopleidingen. Bij dat vormgeven moeten zij daarom een antwoord geven op en een balans vinden tussen de drie kernopgaven voor de lerarenopleidingen: kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming (Biesta, 2011; 2012). In november 2015 heeft met een groep van 10 lectoren (waaronder HvA lector Marco Snoek) een poging gedaan om die kernopgaven voor de lerarenopleidingen handen en voeten te geven (Geerdink et al., 2015). Daarbij vertaalden ze die kernopgaven naar drie niveaus: het niveau van de leraar met zijn leerlingen, het niveau van de lerarenopleider en zijn studenten, en het niveau van lerarenopleiders onderling. Die driedeling werkten zij voorbeeldmatig uit om tenslotte te reflecteren over mogelijke concrete implicaties of dilemma’s voor de lerarenopleidingen. Op deze wijze staan ze stil bij de doelen van de lerarenopleiding, bij de wijze waarop het leren rond deze doelen tot stand gebracht kan worden en tenslotte bij de wijze waarop ontwikkeling zichtbaar gemaakt kan worden. Met de notitie hebben de auteurs de hoop lerarenopleiders te inspireren om binnen opleidingsteams (van instituutsopleiders en schoolopleiders) na te gaan hoe zij reeds vorm geven aan kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming in hun handelen en werken, en waar nog ruimte is om aan te scherpen of te verbeteren. Tijdens de VELON studiedag op 13 november 2015 presenteerde Marco Snoek de notitie in een keynote op de jaarlijkse studiedag van de Vereniging voor Lerarenopleiders Nederland VELON
MULTIFILE
In de huidige onderwijsdiscussie staat persoonsvorming prominent op de agenda. Ten aanzien van beroepsopleidingen voor het leraarschap is er een toenemende en brede erkenning voor het belang van de persoonsvorming van de leraar (in opleiding), de professionele identiteit van de leraar en de bronnen (primaire bronteksten) die bij dat vormingsproces van belang zijn. De relatie tussen de gebruikte bronnen, de persoonsvorming/professionele vorming en de professionele praktijk is complex en daarover is nog veel onduidelijk. Echter, die relatie is cruciaal vanuit het standpunt dat een beroepsopleiding een positieve en waarneembare invloed beoogt uit te oefenen op de aanstaande beroepsbeoefenaren en daarmee op de professionele praktijk in de school. Als onderdeel van het curriculum van een christelijke lerarenopleiding voor het basisonderwijs worden primaire (levensbeschouwelijke en pedagogische) bronteksten ingezet bij het proces van persoonsvorming en vorming van de professionele identiteit. Het onderzoeksproject De invloed van primaire bronteksten op de persoonsvorming en het professionele handelen van de leraar (in opleiding) beoogt aan het licht te brengen welke invloed primaire bronteksten hebben op de persoonsvorming van studenten/aankomende leraren en op beroepsuitoefening in de lespraktijk in het basisonderwijs tijdens hun LIO-stage. Hoe primaire bronteksten functioneren in de praktijk van het onderwijscurriculum op de pabo-opleiding, hoe deze teksten doorwerken bij de persoonsvorming van studenten, welke invloed deze teksten hebben op de vorming van de professionele identiteit van aankomende leraren basisonderwijs en hoe dat hun handelen als beroepsbeoefenaar beïnvloedt, is tot op heden niet onderzocht. Dit empirische onderzoek wil in deze leemte voorzien.
Driestar hogeschool (met opleidingen in het educatieve en pedagogische domein) maakt samen met Driestar onderwijsadvies deel uit van Driestar educatief. Het praktijkgerichte onderzoek wordt uitgevoerd door het onderzoekscentrum, dat zich ontwikkelde tot een stevige, onderscheiden organisatie-eenheid. De visitatie die in 2019 plaatsvond, resulteerde in een positieve beoordeling. In het visitatierapport (Hobéon, 2019) werden aanbevelingen gedaan voor doorontwikkeling van het onderzoekscentrum middels versterking van a) de inbedding van het onderzoekscentrum in de organisatie, b) de doorwerking van de opbrengsten in de verschillende afdelingen en c) de onderzoeksbekwaamheid van de docenten en onderzoekers. Deze aanbevelingen passen bij de ambitie van Driestar educatief om de onderzoeksfunctie niet uitsluitend bij het onderzoekscentrum te beleggen, maar deze ook stimulerend te laten zijn bij de rol van onderzoek in andere afdelingen. De visitatie heeft geleid tot een plan om onderzoek, ontwikkeling en innovatie (OO&I) meer op elkaar te betrekken en een centrale plaats in de organisatie te geven. Begin 2020 is gestart met de uitvoering van dat plan, echter door de coronacrisis is de realisatie hiervan opgeschort. Een nieuwe impuls is nodig om dit plan weer in beweging te zetten. Deze Impuls-subsidieaanvraag heeft de naam ‘Verbinden van onderzoek, ontwikkeling en innovatie’ gekregen. In dit project wordt een heuristisch denk- en handelingsmodel ontworpen, uitgeprobeerd en bijgesteld. Dit OO&I-model gaat gebruikt worden om onderzoek een vaste plek te geven in ontwikkel- en innovatieprocessen binnen Driestar educatief. Daarmee wordt een onderzoekende houding van docenten en onderwijsadviseurs bevorderd. De onderzoeksfunctie wordt op die manier uitgebreid naar andere afdelingen en draagt steviger bij aan de missie van de organisatie en de professionaliteit van de medewerkers. Dit sluit aan bij het binnen Driestar educatief door de coronacrisis op gang gebrachte WHY-project, waarin bezinning plaatsvindt op de missie van Driestar educatief en de betekenis daarvan voor het geheel van de organisatie.
Hoogbegaafde leerlingen hebben bijzondere talenten ten aanzien van 21-eeuwse vaardigheden als creatief en kritisch denken, zelfregulerend leren en probleemoplossend werken. Het wordt algemeen aangenomen dat hoogbegaafde leerlingen dan ook een bijdrage kunnen leveren aan onze (toekomstige) maatschappij, omdat zij – dankzij hun capaciteiten – kunnen voorzien in de toenemende vraag om flexibele, innovatieve werknemers met een brede blik en aanpassingsvermogen. Om dit ontwikkelpotentieel te benutten, moeten leerlingen echter wel worden uitgedaagd. Dit vraagt, naast cognitieve uitdaging, om aandacht voor de persoonsvorming zodat wordt voorkomen dat leerlingen (onbewust) gaan onderpresteren, faalangst of gedragsproblemen gaan ontwikkelen – omdat zij niet worden begrepen. In dit project worden twee innovatieve, digitale tools ontwikkeld om tegemoet te komen aan de behoeften van deze leerlingen en uitgezet onder startende, zittende en ervaren leerkrachten om zo de in potentie aanwezige 21-eeuwse vaardigheden te stimuleren. Het betreft: 1) een interactieve matrix die kan worden gebruikt om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van hoogbegaafde leerlingen ten aanzien van de persoonsvorming, en 2) een digitale QuickScan die middels een automatische zelfrapportage aangeeft waar de ontwikkelkansen van leerkrachten liggen. In de aanvraag staat het concretiseren en digitaal ontwikkelen van deze producten voorgesteld (maart 2018 – maart 2019), welke via drie rondes van meetups door olievlekwerving worden verspreid in het werkveld. Deze tools kunnen worden ingezet door leerkrachten om leeromgevingen zo in te richten binnen het basisonderwijs, zodat hoogbegaafde leerlingen de genoemde 21-eeuwse vaardigheden (verder) ontwikkelen.