Met de uitgangspunten van Meervoudige Intelligentie ga je als leerkracht anders kijken naar kinderen. Elk kind is uniek en op allerlei verschillende manieren knap. Het gaat er niet langer om hoe knáp een kind is, maar hóe het kind knap is! Dit artikel is een aanzet om op deze manier te kijken naar de kinderen in de groep én vanuit dit uitgangspunt met de speel/leeromgeving en het totale onderwijsaanbod aan de slag te gaan.
Al op heel jonge leeftijd ontdekken kinderen dat zij sporen kunnen maken, bijvoorbeeld wanneer zij knoeien met hun pap. Kort nadat peuters een krijtje of potlood kunnen vasthouden, gaan zij krabbelen op papier. Deze ervaring doen kinderen vaak op in het tweede levensjaar. Dat is het startpunt voor de ontwikkeling van papier- en pentaken. Met kwasten, krijtjes, potloden en viltstiften, schilderen, kleuren en tekenen peuters heel wat af. Kleuters ervaren zo dat ze symbolen kunnen maken. Een hartje betekent ‘lief’ en bij het tekenen van hun eerste koppoter zeggen ze: ‘Dit ben ik.’ Ze zien hoe volwassenen schrijven en imiteren dat. Eerst met krabbels en daarna tekenen ze de letters van hun naam na. Ze ontdekken dat hun naam uit meerdere klanken bestaat: ‘Dat is de S van Sam.’ Zo ervaren kleuters dat symbolen en klanken bij elkaar horen en aan elkaar gekoppeld zijn (Berninger et al., 2006).Al doende worden peuters en kleuters steeds handiger: zelf aankleden, een boterham smeren, spelen met verschillende materialen, en oefenen met kleuren en tekenen, zorgen ervoor dat zij fijnmotorische ervaring opdoen. Ze ontdekken wat hun handigste hand is bij het tandenpoetsen, bij brood smeren, en bij kleuren en tekenen. Het is goed om in deze ontdekkingsperiode het materiaal rechts aan te bieden, maar wel ruimte te laten om over te pakken. De periode in groep 1 en 2 is belangrijk voor de ontwikkeling van papier- en pentaken als voorbereiding op het schrijven.
In 2010 werden landelijke teams geformeerd van Pabo opleiders om kennisbases te ontwikkelen voor de verschillende leergebieden waaronder Wetenschap en Techniek (W&T). De opdracht was de kennis en vaardigheden te specificeren die verwacht worden van een vakbekwame leerkracht, dus een leerkracht die al een aantal jaren les geeft en inmiddels ruime ervaring heeft in het geven van W&T lessen. Deze kennisbasis zou gebruikt worden om richting te geven aan de professionele ontwikkeling van een leerkracht in het leergebied W&T. Elke Pabo zou zelf beslissen over welk deel van de kennisbasis bekend zou worden verondersteld bij toelating, welk deel in het Pabo curriculum opgenomen wordt, en welk deel gereserveerd wordt voor verdere professionele ontwikkeling na het doorlopen van de Pabo.Na indiening van de producten van de diverse kennisbasisteams werd besloten om toch kennisbases te ontwikkelen voor de startbekwame leerkracht in plaats van de vakbekwame leerkracht en deze dan als basis te nemen voor toetsing op de Pabo. Bovendien moest dit een kennisbasis zijn voor vakdidactiek terwijl onze expliciete opdracht juist was om alleen W&T kennis en vaardigheden op te nemen en juist niet vakdidactiek. Inmiddels zijn er de voorstellen van de Commissie Meijerink waarmee het Pabo beleid verder gaat. Omdat we vinden dat ons product, onze kennisbasis W&T voor de vakbekwame leerkracht een nuttig product is voor allen die betrokken zijn bij W&T lerarenopleiding, nascholing, en begeleiding, vroegen en verkregen we toestemming van de HBO raad om onze kennisbasis te publiceren op ECENT. In de opleiding van de vakbekwame W&T leerkracht zijn er drie fasen te onderscheiden: de vooropleiding voor toelating tot de Pabo, de Pabo, en professionele ontwikkeling tot vakbekwame leerkracht na de Pabo. Onze kennisbasis oogt omvangrijk, maar een fors deel van de door ons gespecificeerde kennis behoort tot de normale onderbouwstof van het voortgezet onderwijs. Veel Pabos bieden bijspijkerprogramma’s aan in de vorm van zelfstudiepakketten om de voorkennis op dit onderbouwniveau te brengen. Binnen het zeer beperkte aantal uren voor vakkennis en vakdidactiek op het gebied van Natuur en Techniek op de Pabo is het beter een kleiner deel goed te doen dan om te proberen een zo’n groot mogelijk deel van de kennisbasis aan de orde te laten komen. De extra kennis/vaardigheden van de vakbekwame leerkracht ten opzichte van de startbekwame leerkracht zal tot stand moeten komen via professionele ontwikkeling waaronder post-HBO nascholing en ervaring met W&T in de klas.