From the preface : The European Commission supports Member States by providing them with recommendations, guidelines, information and good practices. For years, the European Commission has stimulated Member States to develop matching platforms to efficiently support sellers and buyers of SMEs in ownership change. A matching platform is a valuable link in the sale/acquisition chain of SMEs. Over the ten past years, not only the European Commission has been pointing out the essential role played by platforms. In many Member States matching platforms started or matured, either in the public sector, by private organizations or both (semi-public). Matching platforms are mentioned in all the EU business transfer reference documents and more particularly in the Small Business Act and its Review in 2011, the 2006 Communication, the 2013 Expert Group on SME Transfers and the recent Entrepreneurship 2020 Action Plan. Special attention is devoted to the important challenge of efficient matching platforms in Europe. As observed in the latest (2013) EU Expert Group on Business Transfers: There is no development in the type of matching platforms recommended by the 2006 Expert Group. The “landscape” of matching platforms in Europe has changed over the past 10 years, with, among others, the co-existence of private on-line platforms alongside the public platforms. There is a need for an update in quality standards and for the consultation of matching platforms themselves in order to understand their working and identify good practices.
LINK
This paper addresses the design dilemmas that arise when distributed ledger technologies (DLT) are to be applied in the governance of artificial material commons. DLTs, such as blockchain, are often presented as enabling technologies for self-governing communities, provided by their consensus mechanisms, transparent administration, and incentives for collaboration and cooperation. Yet, these affordances may also undermine public values such as privacy and displace human agency in governance procedures. In this paper, the conflicts regarding the governance of communities which collectively manage and produce a commons are discussed through the case of a fictional energy community. Three mechanisms are identified in this process: tracking use of and contributions to the commons; managing resources, and negotiating the underlying rule sets and user rights. Our effort is aimed at contributing to the HCI community by introducing a framework of three mechanisms and six design dilemmas that can aid in balancing conflicting values in the design of local platforms for commons-based resource management.
Social media is a transformative digital technology, collapsing the “six degrees ofseparation” which have previously characterized many social networks, and breaking down many of the barriers to individuals communicating with each other. Some commentators suggest that this is having profound effects across society, that social media have opened up new channels for public debates and have revolutionized the communication of prominent public issues such as climate change. In this article we provide the first systematic and critical review of the literature on social media and climate change. We highlight three key findings from the literature: a substantial bias toward Twitter studies, the prevalent approaches to researching climate change on social media (publics, themes, and professional communication), and important empirical findings (the use of mainstream information sources, discussions of “settled science,” polarization, and responses to temperature anomalies).Following this, we identify gaps in the existing literature that should beaddressed by future research: namely, researchers should consider qualitativestudies, visual communication and alternative social media platforms to Twitter.We conclude by arguing for further research that goes beyond a focus on sciencecommunication to a deeper examination of how publics imagine climate changeand its future role in social life.
De technische en economische levensduur van auto’s verschilt. Een goed onderhouden auto met dieselmotor uit het bouwjaar 2000 kan technisch perfect functioneren. De economische levensduur van diezelfde auto is echter beperkt bij introductie van strenge milieuzones. Bij de introductie en verplichtstelling van geavanceerde rijtaakondersteunende systemen (ADAS) zien we iets soortgelijks. Hoewel de auto technisch gezien goed functioneert kunnen verouderde software, algorithmes en sensoren leiden tot een beperkte levensduur van de gehele auto. Voorbeelden: - Jeep gehackt: verouderde veiligheidsprotocollen in de software en hardware beperkten de economische levensduur. - Actieve Cruise Control: sensoren/radars van verouderde systemen leiden tot beperkte functionaliteit en gebruikersacceptatie. - Tesla: bij bestaande auto’s worden verouderde sensoren uitgeschakeld waardoor functies uitvallen. In 2019 heeft de EU een verplichting opgelegd aan automobielfabrikanten om 20 nieuwe ADAS in te bouwen in nieuw te ontwikkelen auto’s, ongeacht prijsklasse. De mate waarin deze ADAS de economische levensduur van de auto beperkt is echter nog onvoldoende onderzocht. In deze KIEM wordt dit onderzocht en wordt tevens de parallel getrokken met de mobiele telefonie; beide maken gebruik van moderne sensoren en software. We vergelijken ontwerpeisen van telefoons (levensduur van gemiddeld 2,5 jaar) met de eisen aan moderne ADAS met dezelfde sensoren (levensduur tot 20 jaar). De centrale vraag luidt daarom: Wat is de mogelijke impact van veroudering van ADAS op de economische levensduur van voertuigen en welke lessen kunnen we leren uit de onderliggende ontwerpprincipes van ADAS en Smartphones? De vraag wordt beantwoord door (i) literatuuronderzoek naar de veroudering van ADAS (ii) Interviews met ontwerpers van ADAS, leveranciers van retro-fit systemen en ontwerpers van mobiele telefoons en (iii) vergelijkend rij-onderzoek naar het functioneren van ADAS in auto’s van verschillende leeftijd en prijsklassen.
Chronische gewrichtsaandoeningen zijn veelvoorkomende aandoeningen waarmee patiënten bij de fysiotherapeut of oefentherapeut komen. Aandoeningen zoals artrose en reuma veroorzaken problemen in het dagelijks functioneren vanwege pijn en verminderde mobiliteit. Genezing is vaak niet mogelijk, maar het bevorderen van zelfmanagement kan verergering voorkomen. Oefentherapeuten en fysiotherapeuten spelen een centrale rol in het ondersteunen van zelfmanagement bij patiënten met gewrichtsaandoeningen. De inzet van online toepassingen, waaronder mobiele applicaties, en online platforms, die gericht zijn op het bevorderen van zelfmanagement (in dit voorstel gedefinieerd als Behavioral Intervention Technologies: BITs) kunnen patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen ondersteunen. Echter, voor veel professionals is het onduidelijk hoe BITs kunnen worden ingezet om zelfmanagement te vergroten en hoe dit gecombineerd kan worden met fysieke begeleiding. Daarom onderzoeken we in dit tweejarige project de manier waarop oefen- en fysiotherapeuten coaching op zelfmanagement via BITs kunnen vormgeven. In werkpakket 1 brengen we met een review, observaties en een concept mapping in kaart welke elementen en randvoorwaarden van BITs belangrijk zijn voor het bevorderen van zelfmanagement. Zodra we inzicht hebben in deze elementen en randvoorwaarden wordt in co-creatie met stakeholders toegewerkt naar beroepsrollen en beroepscompetenties die voorwaardelijk zijn voor het gebruik van BITs. Met de input van deze onderzoeksactiviteiten ontwikkelen we samen met de doelgroep de AmSOS methodiek die professionals helpt bij het gebruik van BITs om zelfmanagement te bevorderen bij patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen (WP2). Om te bepalen in hoeverre de methodiek bruikbaar is in de praktijk wordt in WP3 een haalbaarheidsstudie opgezet waarbij 25 eerstelijnsfysio- en/of oefentherapiepraktijken de AmSOS methodiek gaan gebruiken in de behandeling van patiënten met chronische gewrichtsaandoeningen. Omdat gewrichtsaandoeningen een substantieel onderdeel zijn van de curricula, maar tegelijkertijd weinig aandacht wordt besteed aan technologie en zelfmanagement, ontwikkelen we in WP4 een onderwijsmodule voor scholing van studenten en praktiserende oefen- en fysiotherapeuten.
Met behulp van de aangevraagde KIEM-subsidie willen het lectoraat Netwerkcultuur (Hogeschool van Amsterdam), Domein voor Kunstkritiek, Archined en Kritiklabbet (Zweden) het onderzoek naar (innovatieve vormen van) kunstkritiek internationaal bevorderen door binnen verschillende disciplines en landen een gezamenlijk Europees projectvoorstel vorm te geven. Dit voorstel zal gericht zijn op de ontwikkeling van een platform ten behoeve van kritische reflectie op kunst en cultuur: een cruciaal onderdeel van democratische samenlevingen gericht op de toekomst. Door uitwisseling van ervaringen, tools, netwerk en best practices, zullen kunst- en cultuurredacties, instituties en platforms de krachten bundelen op een manier waarbij lokale identiteit en taal gewaarborgd is. Door twee bijeenkomsten te organiseren beoogt het lectoraat een internationaal consortium op te stellen en een onderzoeksvoorstel op te stellen en indienen, binnen de regeling Creative Europe of vergelijkbaar.