Dienst van SURF
© 2025 SURF
Van veel dierlijke producten, of producten die ingrediënten van dierlijke oorsprong bevatten die in Nederland worden geïmporteerd, is onduidelijk waar ze vandaan komen, hoe ze zijn geproduceerd en om welke hoeveelheden het gaat. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) wil hier graag meer inzicht in krijgen. EZ heeft daarom het lectoraat Welzijn van Dieren van Van Hall Larenstein, University of Applied Sciences, gevraagd informatie te verzamelen over een beperkt aantal importproducten, te weten zijde, kikkerbillen, haaienvinnen, kwasten van varkenshaar, slakkenslijm in cosmetica en escargots.
MULTIFILE
Derde jaars deeltijdstudenten Technische Bedrijfskunde krijgen in het project 11/12 een vak Internationale cultuurverschillen. Daarbij leren ze de theorie en het model van prof. Hofstede kennen om cultuurverschillen tussen landen te benoemen en te analyseren. Vervolgens leren ze dat toe te passen bij een internationaal opererend bedrijf, in dit geval het bedrijf Marel dat machines maakt voor voedselverwerking. Ze moeten uiteindelijk adviezen geven aan het bedrijf hoe ze de cultuurverschillen het beste kunnen overbruggen of alert te zijn op mogelijke problemen en misverstanden.
LINK
De koe moet in de wei, want dat is beter voor haar, zo luidt de algemene maatschappelijke opinie. Maar hoe zit het bij 30 graden? Of bij overvloedige regen? En hoe gezond is een volledig rantsoen van vers gras eigenlijk voor een koe? Autoriteiten Frank van Eerdenburg en Hans Hopster zijn genuanceerd over weidegang. ‘Laat de koe zelf kiezen.’
MULTIFILE
Uit gesprekken met bedrijven binnen de pluimveesector en maatschappelijke organisaties blijkt dat bij de ontwikkeling van pluimveeproducten de focus ligt op duurzaamheid en circulariteit. Bedrijven zijn hierbij specifiek bezig met het vervangen van uit Zuid-Amerika afkomstige soja door duurzame eiwitstromen, omdat de stellige verwachting is dat de sojaprijs gaat stijgen en dat milieubelasting van pluimveeproducten belangrijker gaat worden dan dierenwelzijn. Bovendien kunnen zonder geïmporteerde soja betere garanties worden afgegeven voor GMO-vrije veevoeders. De geconsulteerde bedrijven en organisaties geven aan dat praktijkproeven op het gebied van eiwit uit reststromen en insecten nodig zijn om stappen te zetten wat betreft het inzetten op toekomstbestendig pluimveevoer. Uit een literatuuronderzoek concludeert het consortium dat een aantal alternatieve eiwitbronnen voor diervoer interessant zijn maar nog niet altijd ver genoeg ontwikkeld zijn voor praktische toepasbaarheid op korte termijn. Uit een overzicht van CLM blijkt dat milieutechnisch én economisch vooral de peulvruchten (lupinen, erwten en veldbonen) en eiwitrijke restproducten van verscheidene teelten (o.a. aardappel- en wortelteelt) in aanmerking komen om geïmporteerde sojaschroot te vervangen. Echter, deze eiwitbronnen kunnen hoogwaardiger worden ingezet als voedingsmiddelen voor humane consumptie. Daartegenover staan de verwachte ontwikkelingen wat betreft legalisering van insecten in veevoer. Tenslotte is ook eendenkroosraffinage ver genoeg ontwikkeld om toe te gaan passen in pluimveevoer. Het praktijkgestuurd onderzoek wordt uitgevoerd door de Aeres Hogeschool in samenwerking met MKB-bedrijven die op dat onderwerp actief zijn en belang hebben bij kennisontwikkeling. Het onderzoek wordt ondersteund door expertisecentra. De belangrijkste doelstelling van het onderzoek is dat bestaande kennis wordt toegepast en nieuwe kennis wordt ontwikkeld om de nieuwe voeders te kunnen gebruiken in de primaire pluimveehouderij. Belangrijk hierbij is de praktijkproef waarin pluimveevoeders geproduceerd worden op basis van reststromen en/of insecten en gevoerd worden aan pluimvee. De effecten van deze nieuwe voeders zullen in een praktijkopstelling bepaald worden.
Fijnstof in de pluimveehouderij Aanleiding Fijnstof in de pluimveehouderij is een actueel onderwerp. Het is onduidelijk wat de fijnstof rondom pluimveestallen doet omdat er nog geen goed meetsysteem bestaat om rondom de stal continu te meten wat fijnstof doet en wat de invloed van elementen buiten de stal (omgeving, weer) doet. Het innovatieve pluimveebedrijf Kipster wil samen met het burgerinitiatief Behoud de Parel meer inzicht krijgen in de fijnstofconcentraties. GreenTechLab wilt een systeem ontwikkelen waarbij door combinatie van meerdere fijnstofmeetstations beter inzicht ontstaat van de fijnstofconcentraties rondom het bedrijf en er tevens data wordt verzameld van het buitenklimaat. Doel GreenTechLab en partners gaan gezamenlijk een proof of concept ontwikkelen van een realtime 24/7 fijnstofmeetsysteem voor de (pluim)veehouderij om op macroniveau (rondom stallen) fijnstofconcentraties te meten en dit middels te ontwikkelen slimme software te gaan combineren met andere data (weerstation) en bedrijfsactiviteiten (voeren, verlichting, aan- afvoer, instellingen luchtwassers en klimaatsystemen enz) en zodoende te kunnen experimenteren met bedrijfsactiviteiten die leiden tot minder fijnstof emissies. Beoogde resultaten Het project levert een proof of concept op van een fijnstofmeetsysteem, waarmee we realtime 24/7 fijnstofconcentraties voor de (pluim)veehouderij op macroniveau (rondom stallen) kunnen meten en dit middels slimme software combineren met andere data (weerstation) en bedrijfsactiviteiten (voeren, verlichting, aan- afvoer, instellingen luchtwassers en klimaatsystemen enz) om zodoende te kunnen experimenteren met bedrijfsactiviteiten die leiden tot minder fijnstof emissies. Op basis van deep learning technieken en met behulp van big-data is gemeten wat bepaalde aanpassingen aan parameters (actuaties) voor gevolg hebben op de uitstoot van fijnstof.
In de vleeskuikenproductiesector worden ouderdieren gehouden om bevruchte broedeieren te produceren. Deze sector heeft de uitdaging om het dierenwelzijn te verbeteren en de technische resultaten zo hoog mogelijk te houden. Deze dieren kunnen niet de hele dag onbeperkt eten waardoor ze zich soms gaan vervelen. Daardoor vindt er soms agressief gedrag plaatst waardoor de dieren elkaar kunnen verwonden en dat komt het paringsgedrag niet ten goede. Het verstrekken van insecten in de strooiselruimte zou ervoor kunnen zorgen dat de hennen en hanen elkaar op een meer relaxte wijze tegenkomen, en voergericht gedrag kunnen afwisselen met paargedrag. Dit zou het dierenwelzijn als de productieresultaten verbeteren. In dit project wordt gewerkt aan consortium vorming tussen insectenkweker, pluimveehouders en twee hogescholen. Er zal een pilotproef worden bedacht en uitgevoerd, waarna vervolgstappen worden gedefinieerd. Studenten leren naast onderzoeksvaardigheden het bedrijfsleven kennen en andersom.