© 2025 SURF
We zijn boos over wat de zorg kost, over wat de zorg presteert en over het bestuur van de zorg. De boosheid hierover gaan we te lijf met meer regels en meer toezicht — een garantie op nog meer ergernis. Om de agressie jegens cliënten, verzorgers, managers, toezichthouders en overheid te laten verdwijnen, moeten we de ouderdom weer gaan zien als een voortzetting van het leven met andere middelen. Han Noten: ‘De scheiding in ons denken tussen “zelf leven” en “verzorgd worden” moet veel minder strikt worden dan zij nu is.’
Het is common knowledge dat feitelijke onveiligheid en onveiligheidsbeleving niet zonder meer hetzelfde zijn. In de beleving van onveiligheid spelen allerlei factoren een rol die verder gaan dan de concrete problemen van criminaliteit, overlast en antisociaal gedrag. Dat maakt het een lastig te duiden fenomeen, voor de wetenschap, maar ook voor de politiek. En dat terwijl onveiligheidsbeleving een grote rol speelt in het maatschappelijk debat. Politici zijn doodsbenauwd onvoldoende gehoor te geven aan de roep om veiligheid. Ook in overheidsbeleid is men meer gaan koersen op de maatschappelijke onveiligheidsbeleving (Van den Herrewegen 2011). Het valt echter te betwijfelen of men deze gemakkelijk kan beïnvloeden (Terpstra en van der Vijver 2005). De culturele dimensies van onveiligheid, zoals”angsten, wantrouwen, emoties, behoefte aan vertrouwen en bescherming” (Terpstra 2009, p. 123) verander je niet zo snel. Onveiligheidsbeleving lijkt met andere woorden een referentiepunt zonder vaste coördinaten, en dat maakt het koersen erop tot een hachelijke zaak. In het wetenschappelijk onderzoek zijn tal van factoren in kaart gebracht die een rol spelen in de beleving van onveiligheid, zoals eerdere slachtofferervaringen, omgevingsfactoren en persoonlijkheidstrekken (bijvoorbeeld Hale 1996). Er is echter kritiek op deze voornamelijk kwantitatieve onderzoekstraditie omdat zich deze “hult in conceptuele onduidelijkheid en uitblinkt in ad-hoc operationaliseringen” (Pleysier 2010, p. 33). Het multi-dimensionale karakter van onveiligheidsbeleving maakt operationalisatie tot een complexe aangelegenheid. Ondanks de grote wetenschappelijke aandacht,“surprisingly little can be said conclusively about the fear of crime”(Ditton en Farrall 2000, p. xxi). Men zou vooral repeterend in plaats van cumulatief te werk zijn gegaan, waardoor veel lacunes in de wetenschap zijn achtergebleven (Pleysier 2010).
Doel van het onderzoek was een idee te krijgen van de factoren die mede bepalend kunnen zijn voor het beweeggedrag van mensen met overgewicht, die verder gezond zijn. Er zijn verschillende redenen die mensen kunnen hebben om te beginnen met sporten of om dat juist niet te doen. Stimulerend kan bijvoorbeeld zijn dat iemand sporten van nature fijn vindt, of omdat iemand sporten belangrijk vindt voor de gezondheid. Er zijn ook factoren die de motivatie juist in de weg staan. Bij overgewicht zou dat bijvoorbeeld schaamte kunnen zijn, of bang zijn om een blessure op te lopen. Het kan ook zijn dat iemand sowieso er weinig heil in ziet iets te doen met het feit dat hij (of zij) overgewicht heeft, omdat hij een pessimistische kijk heeft op de mogelijkheden. Deze en nog diverse andere mogelijke factoren werden meegenomen in het onderzoek.
Stage fright among musicians and music students is a severe problem, and a problem moreover that is not easily talked about. This researchreport is a reflection of the project Peak Performance & Reducing Stage Fright, in which six students of the Prince Claus Conservatoire got the opportunity to take the HeartMath training. A training developed by de GGZ Heerenveen. The research, which is described in this report, was aimed at the usefulness of this training for professional music students.
De problemen die in het aardbevingsgebied zijn ontstaan is het resultaat van een samenwerking tussen de Nederlandse Aardolie maatschappij (NAM) en de Nederlandse Staat. Hierbij ontvouwt zich onmiddellijk een paradoxaal scenario. Met de komst van het Gasgebouw, waarin de Staat en de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) verenigd zijn in een maatschap, is de winning en de exploitatie van aardgas in het Groningenveld middels Publiek-Private Samenwerking (PPS) vormgegeven. Vijfenvijftig jaar en vele aardbevingen later blijkt dat in navolging van het advies van de Commissie Duurzame Toekomst Noord-Oost Groningen (Commissie Meijer, 2013) en in de uitvoering van het bestuurlijk akkoord ‘Vertouwen op herstel, herstel van vertrouwen’ niet alleen miljarden worden uitgetrokken voor hestel van de uit de grondbewegingen voortvloeiende schade, maar ook expliciet wordt ingezet op samenwerkingsverbanden tussen publieke en private partijen om het vertouwen van de burger in dat gebied terug te winnen. Inmiddels is een tweetal PPS-entiteiten rechtstreeks uit het bestuurlijk akkoord en bijbehorend pakket van maatregelen voortgekomen. Dit zijn de Dialoogtafel Groningen en de Economic Board Groningen (EBG). Beide entiteiten zijn niet primair gericht op de materiële afwikkeling van de bevingschade in het aardbevingsbegied Groningen, maar op het hestel van het vertrouwen van de burger door enerzijds het vergroten van transparantie (Dialoogtafel) en anderzijds het versterken van de economie in de regio (EBG). Wat op papier mooi lijkt, blijkt in de praktijk weerbarstiger. De Dialoogtafel Groningen bleek een kort leven beschoren en deze Tafel is inmiddels opgeheven. Een deel van de taken van de Dialoogtafel is inmiddels neergelegd bij de Nationaal Coördinator Groningen. De EBG is weliswaar al meer dan drie jaar operationeel, maar van verschillende kanten is zij aan kritiek onderhevig. Deze kritiek ziet vooral op het mandaat van de Board, de interpretatie van de opdracht en de manier waarop de Board is georganiseerd. Het voorgaande roept de vraag op of vanuit bestuurlijk oogpunt inzicht kan worden gegeven in de wijze waarop beide PPS-entiteiten tot stand zijn gebracht en of lering kan worden getrokken uit de ervaringen met deze vormen van samenwerking. Aan de hand van een onderzoek naar de bestuurlijk juridische afwegingen en motieven die ten grondslag liggen aan de oprichting en de inrichting van PPS, worden de Dialoogtafel Groningen en de EBG als uitvoeringsinstrument van het pakket van maatregelen in het aardbevingsgebied Groningen kritisch geanalyseerd.
Dit onderzoeksproject is in samenwerking met de GGZ Heerenveen en `Complete Coaching', een instituut voor o.a. coaching en psychotherapie. Veel musici hebben last van podiumangst en helaas geldt dit ook voor conservatoriumstudenten. Om daar al tijdens de opleiding aandacht aan te geven heeft het lectoraat Lifelong Learning in Music & the Arts de bruikbaarheid van de HeartMath Methode onderzocht onder studenten van het Prins Claus Conservatorium. Met deze methode waren al goede resultaten geboekt bij topsporters. Aan het onderzoek deden zes studenten van de studierichting Klassieke Muziek mee. Zij namen deel aan vijf sessies (zowel individueel als in een groep) bij een ervaren HeartMath trainer en werden gevolgd door een onderzoeker. Met behulp van de HeartMath Methode leerden studenten hun stressreacties te elimineren door rustig en regelmatig adem te halen en te focussen op positieve gedachten en prettige emoties. Dit leidde tot ‘coherentie’, waarbij sprake is van een harmonieuze samenhang tussen ademhaling en hartfrequentie. Het gevoel dat daarbij hoort is diepe ontspanning en het vertrouwen de wereld aan te kunnen (ook wel flow genoemd). De methode bevat een zestal technieken in opklimmende moeilijkheidsgraad. Tijdens de sessies zagen de studenten hun hartslag op een computerscherm. Thuis werd door hen geoefend met een apparaatje (emWave), gekoppeld aan het lichaam door een oorsensor, dat via een kleur de graad van coherentie aangeeft. Vooraf en na afloop van de training gaven de studenten een concert waarbij door middel van vragenlijsten hun stressniveau en hun tevredenheid over de geleverde prestaties werden gemeten. De studenten kregen een werkboek met daarin uitleg over de methode en de technieken. Aan het einde van ieder hoofdstuk stonden de opdrachten beschreven die ze thuis moesten doen. Om de bruikbaarheid van de methode in kaart te brengen werd studenten gevraagd thuis een logboek bij te houden waarin zij hun ervaringen rapporteerden. Van de groepssessies maakte de onderzoeker verslagen. Ook de observaties van de trainer werden in het onderzoek meegenomen. Leidend in de data-analyse waren de onderzoeksvragen: (1) Nemen de stressklachten af en (2) Welke bijstellingen zijn nodig om het trainingsprogramma ‘op maat’ te verbeteren voor musici? Uit het onderzoek kwam naar voren dat de methode bij vijf van de zes studenten heeft geleid tot een afname van de ervaren stressklachten. De studenten kregen meer inzicht in het fenomeen podiumangst en in de vraag hoe het ontstaat. Daarnaast leerden ze te beschikken over concrete technieken om de aangeleerde stressreactie te veranderen. Ook bleken de technieken van deze methode het studiegedrag van de student positief te beïnvloeden. Daarnaast bleek de methode een positieve invloed te hebben op aspecten als beter slapen en een verbeterd vermogen om conflictsituaties te hanteren. De opmerkingen van de studenten hebben ook concrete punten opgeleverd voor verbetering van het trainingsprogramma in zijn algemeenheid. Die betreffen onder meer het aantal sessies, de instructie van bepaalde technieken en de layout van het werkboek. De conclusie van het onderzoek is dat de HeartMath Methode goed kan worden ingezet bij conservatoriumstudenten die te kampen hebben met podiumangst. Daarmee is een bruikbare methode beschikbaar gekomen om een belangrijk obstakel voor musici het hoofd te bieden.