Uit de Managementsamenvatting: "In dit rapport beschrijven we de opzet en de uitkomsten van de evaluatie van het project Online Stagebegeleiding dat is uitgevoerd vanuit de Stimuleringsregeling Open en Online Onderwijs (projectcode O019-03). Het project had als doel om kennis te ontwikkelen over hoe online stagebegeleiding kan worden ingezet ter verrijking van werkplekleren in het hoger onderwijs. De conclusies en de daarop gebaseerde aanbevelingen presenteren wij in dit rapport met als doel de opgedane inzichten beschikbaar en inzichtelijk te maken voor geïnteresseerden in online onderwijs, stagebegeleiding of onderwijsinnovatie in het algemeen. Uit onderzoek blijkt dat goede begeleiding cruciaal is voor het succes van werkplekleren. Docenten zijn echter grotendeels niet op de werkplek aanwezig en hebben vaak (zeer) beperkte tijd om hun stagiairs te begeleiden. Daarbij is het voor studenten vaak moeilijk om hun leerproces op de stage te reguleren. In het project hebben wij de reeds bestaande Stage-App uitgebreid met functionaliteit voor docenten ter ondersteuning van de stagebegeleiding en hebben we deze ingezet in drie pilots."
In het najaar van 2011 is in zogenoemde ‘ontwerpsessies’ in de drie clusters voor tweedegraads lerarenopleidingen van het Domein Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam geïnventariseerd aan welke onderzoeken behoefte bestond bij de opleidingen. Daaruit bleek dat in veel opleidingen het onderwerp ‘transfer’ hoog op de agenda stond. Opleiders maakten zich zorgen over de verbinding tussen het programma van de opleidingen en de praktijk waarmee studenten tijdens het werkplekleren werden geconfronteerd. Het onderwerp ‘transfer’ is een generiek thema dat niet specifiek ressorteert onder één van de lectoraten. Daarom werd begin 2012 besloten het onderzoek naar transfer op te vatten als een gezamenlijk project van het Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding. Er werd een onderzoeksgroep gevormd bestaande uit twee hoofddocenten (Geert van den Berg en Bert van Veldhuizen) en één lector (Arie Wilschut) die het onderzoek op zich zouden nemen. Gedurende het tweede jaar waarin het onderzoek werd uitgevoerd (2013) is daaraan Aisa Amagir toegevoegd, omdat zij reeds eerder onderzoek naar het thema transfer had uitgevoerd. Het uitgevoerde project is een kwalitatief probleemanalytisch onderzoek. Doel daarvan was vast te stellen in hoeverre de zorgen over de aansluiting tussen het opleidingsprogramma van de HvA en de stages en de mate waarin het op de HvA geleerde in de werkpraktijk van studenten wordt toegepast, zoals ze vanuit de opleidingen werden geuit, gegrond zijn en in welke mate transfer tussen opleidingen en werkplek inderdaad een probleem is, en zo ja in welke vormen zich dat probleem voordoet. Het onderzoek is uitgevoerd gedurende de jaren 2012 en 2013. In de eerste maanden van 2014 is gewerkt aan de rapportage van het onderzoek. Op het VELON-congres van 10 en 11 maart 2014 heeft een voorlopige rapportage van resultaten uit het onderzoek plaatsgevonden. De onderzoekers bedanken de geïnterviewde HvA-docenten, studenten en werkbegeleiders voor hun betrokkenheid en de openhartige wijze waarop zij vragen hebben beantwoord. In het hierna volgende hoofdstuk 2 wordt eerst de bestudeerde theorie besproken die uitmondt in een overzicht van de voornaamste concepten die met het thema transfer in verband kunnen worden gebracht als potentieel bevorderende en belemmerende factoren. Daarna bespreken we de vraagstelling en de toegepaste methode. In hoofdstuk 5 komen dan de resultaten van het onderzoek aan de orde, uitgesplitst over de diverse factoren waarvan in het onderzoek is gebleken dat ze een rol spelen bij transfer in de tweedegraads lerarenopleiding. Daarbij wordt per factor telkens aandacht besteed aan het perspectief van de HvA-docenten, de studenten en de werkbegeleiders en worden deze met elkaar vergeleken. Elk gedeelte in dit hoofdstuk wordt afgesloten met een concluderende passage over de bevindingen per factor. In hoofdstuk 6 worden al deze bevindingen geïntegreerd in conclusies uit het gehele onderzoek, waarop dan weer aanbevelingen worden gebaseerd voor opleiding en stages en voor vervolgonderzoek.
De populatie in onze grote steden diversifieert in hoog tempo. Stedelijk beleid geeft steeds vaker erkenning aan deze diversiteit waardoor diensten zich steeds opener en inclusiever opstellen. Etniciteit, leeftijd, fysieke of mentale beperking, gender of armoede zouden in theorie geen barrière meer mogen vormen om te participeren in de stad. Professionals op het gebied van cultuureducatie die in stedelijke contexten werkzaam zijn, krijgen binnenschools en buitenschools rechtstreeks te maken met deze toenemende diversiteit. Op de werkvloer zorgt deze maatschappelijke opgave echter voor lastige uitdagingen. Sociale en inclusievaardigheden zijn daarom deel gaan uitmaken van het competentieprofiel van de kunsteducator van vandaag. De kunstvakopleidingen Docent Muziek (DoMu) en Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (DBKV) van de Hanzehogeschool Groningen die studenten opleiden om als kunsteducator aan de slag te gaan willen deze competenties intensiever, actueler en werkveldgetrouwer gaan aanspreken in hun onderwijs door een bestaande leeromgeving te verrijken. De verrijking bestaat uit het gericht ontwikkelen van inclusievaardigheden in bestaande studieonderdelen (stages en een werkveldactiviteit). Aanvullend en overkoepelend wordt een zogenaamd innovatie-atelier gevormd door studenten, docenten, onderzoekers en werkveld. Het innovatie-atelier brengt verdieping en actualiteit aan, en jaagt innovatie aan in het meerstemmig denken en handelen van studenten die in een stedelijke context opereren.
Tango is among the most widespread world music genres nowadays. However, only partial information about the elements and techniques of composing, arranging and performing tango has been documented and made available so far. This research project aims at investigating tango’s main aspects in the oeuvre of relevant tango musicians, promoting its creative practice and expanding its artistic community. By making the implicit knowledge in scores and recordings explicit and ready for creative use by the greater artistic community, tango can be preserved, on one side; and musicians can experiment and reach new artistic horizons, securing its continuation and development as vivid, contemporary music, on the other. The project has two research questions: 1. What are the main features and techniques of tango music composition, arrangement and performance? 2. How can musicians nowadays integrate these features and techniques into their practice to deepen their understanding and enhance their artistic creations and performances? This research uses a mixed method design, including the analysis of scores and recordings, literature review, interviews, observational studies and experimentation. It expands the artistic community on the topic and bridges two top-notch institutions devoted to tango learning: Codarts and UNSAM (Argentina). The research also endeavours improvements in the Codarts curriculum as it complements and expands its educational programme by providing students with research tools to enhance their creative practice. Theoretical and artistic outcomes will be documented and disseminated in concerts, concert-lectures, papers, articles and a tailor-made website containing compositions, arrangements, videos, text, musical examples and annotated scores, so as to record: a) the musical materials and techniques found in the analysed scores and recordings, together with their applications in practice and performance; b) the artistic processes, reflections and production of the participants; c) information on how to create, arrange and perform tangos.