Praktijksimulaties hebben de reputatie dat het doelgerichte leeromgevingen zijn, dat ze makkelijk te standaardiseren zijn en de mogelijkheid hebben tot het ‘trainen’ van studenten in een zo kort mogelijk tijdsbestek zonder schade aan mens en omgeving te berokkenen. Daarbij ervaren studenten deze simulaties vaak als plezierig en leuk. Maar moeten we niet meer rekening houden met wie de deelnemers zijn van deze simulaties, wat hun achtergrond is en wat hun verwachtingen zijn van de praktijksimulaties? Percepties van deelnemers blijken namelijk veel invloed te hebben op het leren (Könings, Brand‐Gruwel, & Merriënboer, 2005) In A. Bakker, I. Zitter, S. Beausaert, & E. de Bruijn, Tussen opleiding en beroepspraktijk. Het potentieel van boundary crossing. Assen, Nederland: Van Gorcum.
DOCUMENT
In 2004 is aan de Fontys Hogescholen de nieuwe opleiding Applied Science gestart en in juli 2008 hebben we de eerste afgestudeerden kunnen feliciteren. Applied Science is een competentiegestuurde, breed natuurwetenschappelijke opleiding die zich richt op het microbiologische, chemische en chemisch technologische werkveld. Na een brede instroom kan een student door de vele keuzemogelijkheden zich specialiseren in een van de zeven beroepsdomeinen. Een belangrijk ontwerpprincipe is de verwevenheid van het werkveld in de opleiding. De eerste afgestudeerden hebben zeer succesvol de opleiding afgerond. In het vervolg van dit tijdschrift worden samenvattingen van een aantal afstudeeropdrachten gepresenteerd.
DOCUMENT
De insteek van het CoE S2M is om vanuit vraaggestuurd onderzoek van bedrijven samen met professionals en studenten een voedingsbodem voor een passend onderwijsaanbod (bijvoorbeeld trainingen, (bij)scholingstrajecten, hybride leerkrachten en flexibele leerroutes) te creëren. Dit literatuuronderzoek naar alternatieve leeromgevingen en werkvormen heeft de volgende doelstellingen: • het identificeren van best practices op het gebied van inspirerende en activerende werkvormen passend bij de doelstelling van het CoE S2M en bij het NHL Stenden DBE onderwijsmodel; • het identificeren van best practices van inspirerende en activerende leeromgevingen passend bij de doelstelling van het CoE S2M en bij het NHL Stenden DBE onderwijsmodel; • de toepasbaarheid van deze werkvormen en leeromgevingen bij de doelstelling van het CoE S2M en het DBE onderwijsmodel.
DOCUMENT
Op dit moment wordt op vele plaatsen gezocht naar nieuw middelbaar beroepsonderwijs. Een drietal zaken vormt hiervoor de aanleiding. In de eerste plaats sluit het middelbaar beroepsonderwijs onvoldoende aan op de zich wijzigende behoeften van individuen en bedrijven. Gezien een aantal bijzondere problemen, zoals de terugloop van het leerlingaantal, de sterk gedifferentieerde behoeften van het bedrijfsleven en snelle veroudering van kennis, geldt dit in het bijzonder voor de technische opleidingen (Geurts en Van Oosterom, 2000). In de tweede plaats speelt dat de kennismaatschappij van tegenwoordig vraagt om een herziening van de taak en de positie van de school. Een volgende en reactieve rol is onvoldoende. Verwacht wordt dat de school als kenniscentrum kan optreden waarbij naast overdracht, ook ontwikkeling van nieuwe kennis aan de orde is (Ministerie van OC&W, 2000). Dit vereist een actieve (meedenkende) en initiërende opstelling zowel binnen de school (tussen leerlingen, docenten en management) als naar buiten (relatie van school met de omgeving). In de derde plaats vormt de inzet tot versterking van de beroepskolom, een belangrijke aanleiding tot vernieuwing. Onlangs is de ambitie geformuleerd dat het beroepsonderwijs in relatief korte tijd moet uitgroeien tot een volwaardig alternatief voor het meer theoretisch onderwijs (avo/universiteit). Hiervoor is een "doorstroomagenda beroepsonderwijs" opgesteld (Ministerie van OC&W, maart 2001). De aard en cumulatie van eisen zijn volgens mij zodanig dat ze vragen om een integraal herontwerp van het middelbaar beroepsonderwijs. De school dient te veranderen van een opleidingenfabriek in een loopbaancentrum. Er kan niet worden volstaan met partiële bijstellingen. Idealiter zorgen de peilers van het stelsel dat met de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) in januari 1996 van kracht werd, ervoor dat het systeem zichzelf tijdig vernieuwt. De Stuurgroep Evaluatie WEB (juni 2000) levert allerlei aanwijzingen dat dit nog veel te weinig het geval is. Zo lijkt de kwalificatiestructuur, de peiler als het gaat om de verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, noodzakelijke vernieuwingen eerder te belemmeren dan te bevorderen. De vormgeving blijkt vooral geënt te zijn op de redelijk stabiele industriële maatschappij en prikkelt actoren te weinig tot een eigen dynamiek waarmee tijdig aangesloten zou worden op nieuwe ontwikkelingen. Voorop staat nog steeds de idee van een school als opleidingenfabriek. Volgens de commissie Boekhoud moeten echter niet langer standaardprogramma's en diploma's centraal staan in het beroepsonderwijs, maar de school- en beroepsloopbaan van de deelnemers. De huidige kennismaatschappij vraagt om een school als centrum voor loopbaanontwikkeling. In dit artikel sta ik in paragraaf 2 kort stil bij de huidige kwalificatiestructuur van het middelbare beroepsonderwijs en haar bijdrage aan de afstemming tussen de wensen en talenten van leerlingen en de behoefte aan gekwalificeerd personeel. Duidelijk wordt gemaakt dat er nogal wat onvolkomenheden zijn die een effectief en efficiënt functioneren in de weg staan. Vervolgens wordt in paragraaf 3 een nieuw kader voor beroepsgericht leren gepresenteerd dat houvast moet bieden bij het herontwerpen. Hoe kan het middelbare beroepsonderwijs de juiste weg vinden, die loopt van opleidingenfabriek naar loopbaancentrum? Ter illustratie van de mogelijkheden die er zijn, ga ik in paragraaf 4 in op de hoofddimensies die Axis hanteert voor herontwerp van het technische beroepsonderwijs. Technische scholen voor mbo, maar ook voor hbo en vmbo, tonen zich op dit moment enthousiast om op basis hiervan aan de slag te gaan met een ingrijpende vernieuwing van hun onderwijs. Het Ministerie van OC&W heeft hiervoor inmiddels de nodige experimenteerruimte gegeven. De projecten die zijn op te vatten als creatieve netwerken waarin scholen en hun omgeving het beroepsonderwijs van de nabije toekomst zelf maken, worden beknopt besproken in paragraaf 5. Na deze uitstap naar het werk van Axis, plaats ik in paragraaf 6 vanuit de ontwikkelde kijk op herontwerp van het beroepsonderwijs enkele kanttekeningen bij het onlangs door het COLO - de vereniging van kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (voorheen landelijke organen) - uitgebrachte plan voor een nieuwe, competentiegerichte kwalificatiestructuur. Daarna wijs ik in paragraaf 7 op het vanuit innovatieoogpunt meer dan interessante experimenteerplatform dat de herontwerpprojecten mbo kortgeleden hebben opgericht. Dit platform kan als een overgangsgebied tussen oud en nieuw onderwijs worden gezien. Tot slot, pleit ik in paragraaf 8 voor een nieuw innovatiebeleid dat goed aansluit op het uitgewerkte pleidooi voor een integraal herontwerp van het middelbaar beroepsonderwijs. Essentieel voor succes is volgens mij dat het vernieuwen niet wordt opgezet als een proces van veranderd worden, maar als een proces van zelf veranderen.
DOCUMENT
Bachelor-studenten van de Hotel Management School Maastricht beginnen hun opleiding Hoger Hotelonderwijs met een semester Hotel Orientation. De module Hotel Orientation was ten tijde van het onderzoek opgebouwd uit blokken van drie weken waarin studenten zich theoretisch oriënteren en gedurende steeds een week praktijkervaring opdoen in Teaching Hotel Château Bethlehem. Zodoende maken zij kennis met alle afdelingen van het Teaching Hotel: de keuken, het restaurant, housekeeping, services en de receptie. De opleiders zien dat de praktijkweken voor de studenten een rijke leerervaring opleveren en willen meer inzicht krijgen in de leeropbrengsten om deze te kunnen benutten in het curriculum van de module en van de opleiding. Aan het Lectoraat Professionalisering van het Onderwijs is gevraagd onderzoek te doen voor afstemming van het curriculum op de leerervaringen in het Teaching Hotel. Aan de hand van een vooronderzoek, samen met medewerkers en studenten van de Hotel Management School hebben de onderzoekers de onderzoeksvraag geformuleerd: Welke perceptie hebben studenten van wat ze leren in Teaching Hotel Chateau Bethlehem? Er is voor gekozen om studenten aan de hand van drie thema’s te interviewen: leeropbrengsten uit de leeromgeving, uit de begeleiding en persoonlijke leeropbrengsten. In totaal zijn 19 interviews met studenten gehouden waarbij de interviewdata uiteindelijk zijn ingedeeld in twaalf leeropbrengsten, zoals operationele vaardigheden, visie op de bedrijfscultuur, teamwerk, rol van de begeleiders, verantwoordelijkheid nemen, professioneel zelfvertrouwen, socialisatie en leermotivatie. Voor deze leeropbrengsten is op basis van de uitspraken van studenten een beschrijvende definitie geformuleerd. De onderzoekers hebben de beschrijvingen van de leeropbrengsten met een overzicht van de deelaspecten en enkele citaten van studenten gepresenteerd in een werkconferentie met medewerkers die in de opleiding verantwoordelijk zijn voor het curriculum: het management van het Teaching Hotel, de Werkgroep Praktijkleren, de Curriculum Commissie en de Directeur. De deelnemers aan de conferentie waren blij verrast door de hoeveelheid leeropbrengsten en de positieve waardering van studenten voor de praktijkweken in het Teaching Hotel. De aanwezigen in de werkconferentie stelden vast dat het onderzoek hun signalen bevestigt en helpt om deze collectief bespreekbaar te maken. Het onderzoek laat zien dat het Teaching Hotel een belangrijke bijdrage levert aan de opleiding van eerstejaars studenten. De onderzoeksbevindingen hebben ertoe geleid dat de Werkgroep Praktijkleren de opdracht heeft gekregen om voorstellen voor het beter benutten van de leeropbrengsten te ontwikkelen.
DOCUMENT
Het samenwerkingsproject "Procesbeheersing bij Thermisch Spuiten met HVOF (werktitel: Thermisch Spuiten - TS-98) omvatte 4 fasen: I inventarisatie II laboratoriumonderzoek III praktijkonderzoek aan voorbeeldproducten IV economische en technische evaluatie.
DOCUMENT
Welke concrete veranderingen hebben plaatsgevonden op het werk en welke 21st century skills zijn of worden essentieel om het werk te kunnen blijven uitvoeren? Deze vraag stelden lectoren Petra Biemans (Hogeschool Inholland) en Ellen Sjoer (De Haagse Hogeschool) zichzelf. Het antwoord op deze vraag is te vinden in het boek ‘Werk verandert. 21st century skills in de praktijk'. Spelen onderwijsinstellingen voldoende en tijdig in op de vaardigheden die toekomstbestendige werknemers en ondernemers nodig hebben? Of krijgen studenten zodra ze de arbeidsmarkt betreden een cultuurshock omdat het onderwijs achterblijft? Hoe en welke van de 21st century skills effectief in het onderwijs geïmplementeerd kunnen worden vereist volgens de lectoren nog vervolgonderzoek.
DOCUMENT
Om de onderzoeksvraag “Waar kan Rijkswaterstaat verantwoord doorgroeibare verhardingen toepassen op verzorgingsplaatsen?” te beantwoorden zijn de volgende methoden gebruikt: literatuuronderzoek, interviews met RWS-medewerkers, inventarisatie van voorbeelden uit praktijk met behulp van ClimateScan.nl.
LINK
Inschatten van het risico van herhaald delictgedrag is steeds belangrijker in het forensisch sociale domein. In dit artikel wordt beschreven hoe de risicotaxatie het best vorm kan krijgen in de praktijk en wat de rol van de verpleegkundig specialist hierin kan zijn. Aan de hand van de casus over Kimberly wordt duidelijk hoe risicotaxatie gebruikt kan worden in de behandeling.
DOCUMENT
Uit interviews met meer dan 60 studenten van diverse mbo-opleidingen blijkt dat studenten de meerwaarde zien van leeromgevingen die school en de praktijk dichterbij elkaar brengen. Maar als de begeleiding niet op orde is, ervaren zij al snel dat ze gratis werk verrichten.Veel werkveldpartners zien de toekomstbestendigheid van hun sector en het maatschappelijk belang als voornaamste reden om samen met een mbo-instelling een leeromgeving op te zetten waarbij school en de praktijk dichtbij elkaar worden georganiseerd. Bij het ontbreken van een gezamenlijke visie en aanpak bestaat het risico dat studenten vooral als ‘extra handjes’ worden ingezet en vallen de resultaten van het gezamenlijk opleiden tegen.
DOCUMENT