De Nederlandse overheid stelt zich als doel om dakloosheid volledig uit te bannen vóór 2030 (Ministerie van BZK, Ministerie van SZW & Ministerie van VWS, 2022). Om dit doel te bereiken, zijn gegevens over de aard en omvang van dak- en thuisloosheid in Nederland van cruciaal belang. Hoeveel mensen er dak- en thuisloos zijn in Nederland is echter niet duidelijk. Ook is niet bekend wat hun kenmerken en leefsituaties zijn. In het recent verschenen Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis (2023-2030) wordt gewezen op het belang van betere monitoring van dakloosheid, zodat er gericht kan worden gestuurd aan de hand van kwantitatieve gegevens. De huidige monitoring van dakloosheid in Nederland biedt hiertoe onvoldoende mogelijkheden (Ministerie van BZK, Ministerie van SZW & Ministerie van VWS, 2022). Om beter zicht te krijgen op de werkelijke aard en omvang van dak- en thuisloosheid voerde Hogeschool Utrecht in samenwerking met Kansfonds een telonderzoek uit in twee regio’s in Noordoost-Brabant: regio Meierij en Bommelerwaard met centrumgemeente ’s-Hertogenbosch en regio Brabant Noordoost-Oost met centrumgemeente Oss. Hierbij werd gebruik gemaakt van een voor Nederland nieuwe definitie van dakloosheid, de ETHOS-Light classificatie, en van een nieuwe telmethode. Dit rapport bevat de resultaten van de telling die plaatsvond op 16 mei 2023 in regio Meierij en Bommelerwaard. De telling is uitgevoerd in nauwe samenwerking met de gemeenten die onderdeel uitmaken van deze regio: ’s-Hertogenbosch, Zaltbommel, Sint-Michielsgestel, Maasdriel, Vught, Meierijstad en Boxtel. Het onderzoeksteam van Hogeschool Utrecht werd ondersteund door het onderzoeksteam van de Katholieke Universiteit Leuven dat de toegepaste telmethode ontwikkelde. Dit onderzoeksteam, onder leiding van prof. dr. Koen Hermans, past de telmethode inmiddels al een aantal jaar met succes toe in een groot aantal Belgische regio’s. Met hun toestemming passen wij deze methode nu voor het eerst in Nederland toe. Met het uitvoeren van de telling geven de gemeenten in regio Meierij en Bommelerwaard, Hogeschool Utrecht en Kansfonds een impuls aan het in kaart brengen van dak- en thuisloosheid in Nederland. De betrokken gemeenten hebben de ambitie om dak- en thuisloosheid in hun regio gedegen aan te pakken. Zij willen hun beleid gericht op preventie en aanpak van dakloosheid baseren op concrete cijfers en profielkenmerken van dak- en thuisloze mensen in hun regio. De resultaten van deze telling worden gebruikt voor de ontwikkeling van een regionaal actieplan om dakloosheid te voorkomen en te beëindigen in 2030.
interne publicatie; CD-ROM Professional in Beeld, aanbod aan scholenveld
This conceptual paper describes the role of research in bachelor programs at Dutch Universities of Applied Sciences (UAS) . It presents a model for the integration of research activities into student assignments. The model makes it possible to distinguish between different levels of research. The model can be helpful in designing research education for professional bachelor students and developing practice-based assignments to assess research competences.
Vanwege veranderende onderwijskundige inzichten - 21st century learning - worden schoolgebouwen verbouwd of vervangen door nieuwbouw. Deze 21st century leeromgevingen blijken in de praktijk niet te voldoen aan de verwachting van de gebruikers. Het ontwikkelen en gebruiken van een 21st century leeromgeving stelt blijkbaar specifieke eisen aan de 21st century competenties van alle betrokkenen. Dit roept vragen op ten aanzien van product en proces. De beantwoording van deze vragen vereist kennis van wisselwerking tussen psycho-sociale leeromgeving en fysieke leeromgeving. Het betreft onder andere de benodigde “ruimtelijke competenties” van de betrokkenen om de fysieke leeromgevingen te ontwikkelen en te gebruiken en - andersom - hoe de fysieke leeromgeving de ontwikkeling van 21st century competenties beïnvloedt. De kiem voor dit onderzoeksproject is gelegd toen scholen en vormgevers deze vragen voorlegden aan experts van de NHL Hogeschool en TU Eindhoven. Dit KIEM project wil de probleemstelling in één of meerdere praktijkvragen articuleren door het uitvoeren van een reeks workshops met een focusgroep van stakeholders. De uitkomsten hiervan zullen worden vertaald naar een voorstel voor een langduriger onderzoeksproject. In dit beoogde vervolgproject zullen de gearticuleerde vragen worden vertaald naar één of meer praktijkonderzoeken waarin wetenschappelijke kennis en methodes worden doorontwikkeld en beproefd op het effectief stimuleren van 21st century vaardigheden van docenten en vormgevers in praktijksituaties. Dit project maakt deel uit van de opbouw van een regionaal kennisnetwerk Onderwijs & Ruimte, wat op een duurzame wijze wil bijdragen aan de kennisontwikkeling en -deling betreffende de 21st century leeromgeving. De kern van dit netwerk wordt gevormd door de initiatiefnemers van deze aanvraag; Adema Architecten (MKB), lectoraat Open Innovation van de NHL Hogeschool (Onderzoeksinstelling) en Next Level (Onderwijs).
De toekomstige transformaties rondom energie, duurzaamheid en circulariteit zitten vol complexe uitdagingen. Bij het vergroten van het aandeel groene energie in de energietransitie spelen plaats en tijd van de opwek een belangrijke rol. Dit dwingt de Nederlandse industrie om oplossingen te zoeken, bijvoorbeeld richting conversie van elektrische energie naar waterstof. Met waterstof kan energie getransporteerd worden (“Plaats”) en opgeslagen worden (“Tijd”). Ondanks deze potentie van waterstof voor de energietransitie, is er nog een grote uitdaging die de huidige voortgang tegenwerkt: de impasse tussen het aanbod van (echt groene) waterstof versus de nog onduidelijke vraag vanuit de industrie / bedrijven. Deze impasse heeft veel impact op de snelheid van de energietransitie. Het is een groot probleem omdat het om een nog onvolwassen waardeketen gaat. De opkomende waterstofmarkt moet voor nieuwe toepassingen direct concurreren met andere markten terwijl deze nu nog niet competitief genoeg is. Door dit dilemma tastbaar te maken voor twee regionale industriële casussen (biovergisting en waterzuivering) wordt de energietransitie op regionaal niveau in Oost-Nederland versnelt. Momenteel wordt gezuiverd drinkwater voor de productie van waterstof gebruikt en fossiele brandstoffen voor de productie van C-based chemicals. De maatschappelijke verandering waar het PD-traject zich op richt is om dit zoveel mogelijk vanuit reststromen en biogene stromen te gaan doen. De probleemstelling is: hoe kunnen waterstof en C-based chemicals zoveel mogelijk uit circulaire en biogene reststromen worden geproduceerd? Binnen de use cases gaat het vervolgens om verwaarding van CO2-reststromen (vanuit biovergisting) via de productie van C-based chemicals en om effluent vanuit de waterzuivering geschikt te maken voor de productie van waterstof. De vragen voor de use cases zijn gericht op hoe dat technisch en economisch rendabel gerealiseerd kan worden en hoe de bedrijven deze processen kunnen inbedden in de bedrijfsvoering. De deliverables zijn te transformeren naar soortgelijke situaties in Nederland of daarbuiten.
Een duurzame bedrijfsovername van een agrarisch familiebedrijf vraagt veel van de overdragers en overnemers. In het regeerakkoord “Vertrouwen in de toekomst” is afgesproken dat jonge boeren worden ondersteund bij de bedrijfsovername. Dit onderzoek zal bijdragen aan het tot stand komen van een “Kenniscentrum Bedrijfsovername”. Hier kunnen bedrijfsoverdragers en overnemers hun zoektraject starten naar voor hun relevante informatie en scholingstrajecten. De probleemstelling luidt dan ook: Hoe kan de bestaande infrastructuur voor ondersteuning van duurzame bedrijfsovername worden verbeterd? Het onderzoek dat loopt van 1 mei 2020 tot 30 april 2022 zal starten met een Inventarisatie en beoordeling bestaande opleidingstrajecten gericht op versterken van agrarisch ondernemerschap. In de tweede fase zullen de aangeboden trajecten worden gekwalificeerd en zal worden gekeken welke relevante aanvulling noodzakelijk is. Daarna zal worden onderzocht hoe een manco ingevuld kan worden en zo mogelijk wordt er ervaring opgedaan met nieuwe leerarrangementen. Dit onderzoek zal worden gedaan bij agrarische ondernemers (toekomstige ondernemers, zij die in verschillende fases van de bedrijfsovername zitten en bij ondernemers die dit achter de rug hebben) en bij de onderwijs- en de adviespraktijk. Er wordt naar gestreefd om het eindresultaat te verbeelden in fictieve landkaarten, waarop de ondernemer zijn of haar expeditie bedrijfsovername kan starten of onderzoeken waar men is. Het idee is om deze landkaarten uit meerder lagen te laten bestaan waarop elke laag een specifiek antwoord of ontwikkelrichting aangeeft. Door de vorm, het Living Lab, zal het bijdragen aan het versterken van het netwerk (onderwijs, ondernemers en adviespraktijk). De expeditiekaart zal een bruikbaar hulpmiddel worden om de “learning awareness” van jonge ondernemers op een aantrekkelijke en inzichtelijke manier te bewerkstelligen en is direct toepasbaar in het onderwijs. De eindproducten dragen bij aan een goede inhoudelijke start van een nog te vormen Kenniscentrum Bedrijfsovername.