In 1999 is bij Fontys de duale opleiding voor het Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (Bve) van start gegaan. In het artikel Duaal opleiden samen met ROC s: drie jaar maatwerk-ervaring (P.L.van der Plas, 2002) wordt deze opleiding nader toegelicht. In het onderwijsmodel vormt de opleiding tot onderwijsassistent de eerste fase. Bij het ontwerp van de opleiding is gekozen voor een nieuwe opleidingsmethode, producerend leren, die het leren op de werkplek verbindt aan het leren op de opleiding. Bij de start van de opleiding in september 1999 was het concept van producerend leren globaal uitgewerkt. In het drie-wekelijkse overleg van opleiders kwam de invulling van producerend leren in de praktijk veelvuldig aan bod. De projectleiding heeft besloten flankerend onderzoek te laten verrichten naar de vraag Wat is producerend leren voor dit duale opleidingstraject, hoe wordt het ingevuld en hoe zou het moeten worden ingevuld volgens de participanten? Participanten bij producerend leren zijn de duale studenten, ROC-coaches en Fontys-opleiders. In dit artikel wordt eerst ingegaan op de keuze voor producerend leren als opleidingsmethode. Vervolgens worden de onderzoeksaanpak toegelicht en de voornaamste onderzoeksresultaten gepresenteerd. Afsluitend wordt gekeken naar de invulling van producerend leren elders in het onderwijs alsmede naar de vraag of producerend leren een rol kan spelen voor het inrichten van de werkplek als krachtige leeromgeving.
DOCUMENT
Fontys, met name de lerarenopleidingen in Tilburg en Eindhoven, voert sinds 1999 een duale opleiding uit ten behoeve van onderwijspersoneel voor het Bve. Bij de ontwikkeling van deze opleiding zijn tien Regionale Opleidingscentra (ROC s) betrokken uit Brabant en Limburg. De opleiding in het Bve-traject verloopt op een duale manier, waarbij werken en leren geontegreerd plaatsvinden. De student heeft een betaalde werkplek op het ROC. Fontys is verantwoordelijkheid voor de opleiding. Het verwerven van competenties vindt voor een belangrijk deel plaats via producerend leren. Bij producerend leren werkt de student aan een product dat bruikbaar is in de eigen ROC-werksituatie. De opzet van de duale opleiding Bve is relatief nieuw binnen de lerarenopleiding. Om die reden, maar zeker ook vanuit de noodzaak van permanente kwaliteitszorg, is het van belang de leerwinst en de leerzaamheid bij de duale trajecten te onderzoeken. In dit rapport worden de bevindingen uit diverse evaluaties gebundeld.
DOCUMENT
In ‘Het Leren van de Toekomst 4’ werd opnieuw geëxperimenteerd met versnelde onderwijsvernieuwing met innovatieve inzet van ict ten behoeve van de versterking van de innovatiekracht van Fontys lerarenopleiding Sittard. Innovatiekracht is de mate waarin onderwijsprofessionals in staat zijn structureel te innoveren met ict om het onderwijs te verbeteren. In het voor dit project ontwikkelde model voor innovatiekracht worden drie fasen onderscheiden: ideegeneratie, ideepromotie en ideerealisatie. Bij ideegeneratie spelen drie factoren in samenhang een rol: ‘willen’ innoveren (motivatie), ‘kunnen’ innoveren (de vakinhoudelijke, didactische en ict-competetie van docenten), en ‘mogen’ innoveren (leiderschap en ondersteuning door de organisatie). De drie factoren zijn belangrijk op zowel het niveau van de individuele docent als het team. Bij ideepromotie worden dezelfde niveaus onderscheiden. Een maat voor de innovatiekracht is het aantal gerealiseerde en duurzaam geïmplementeerde innovatieve ict-toepassingen in een gegeven tijdsperiode.
DOCUMENT
Het Lectoraat kringlooplandbouw “Circulaire Boerenerven” van Aeres Hogeschool Dronten zet in op de transitie van het gangbare landbouwsysteem naar een circulair landbouwsysteem met gesloten kringlopen van grondstoffen, nutriënten en energie, (her)gebruik van reststromen en herstel van natuur en biodiversiteit. Met het lectoraat focust Aeres zich op het volste begin van de voedselketen; de (producerende) groene bedrijven op hun boerenerven. Het lectoraat heeft ten doel om kennis, best practices en nieuwe vormen van samenwerken te ontwikkelen en deze te implementeren op drie niveaus, te weten: 1. het niveau van boerenerven zelf 2. sectoroverstijgend (collectief) niveau en 3. bovenregionaal niveau. Onderzoek naar circulariteit op de boerenerven richt zich op het zo goed als mogelijk stroomlijnen van grondstoffen naar producten en het zo min als mogelijk verliezen daarvan naar bodem, water en atmosfeer. Op het tweede niveau wordt de koppeling van grondstoffen en producten tussen verschillende type bedrijven (akkerbouw-veeteelt en/of akkerbouw-diervoeding) onderzocht. Naast voornoemde mogelijkheden van cross sectorale samenwerking wordt op het derde niveau onderzoek gedaan naar mogelijke specialisaties per gebied. Onderzoek wordt geprogrammeerd op vier met elkaar samenhangende onderzoekslijnen die bijdragen aan de realisatie van kringlooplandbouw en de KIA LWV, te weten: 1. Gesloten voedsel- en mineralenkringlopen 2. Regeneratieve landbouwpraktijken 3. Sleuteltechnologieën 4. Toekomstperspectief en verdienvermogen Er wordt een kenniskring opgezet die bestaat uit docenten en onderzoekers van het Team Praktijkgericht Onderzoek en de Onderwijsteams van Aeres Hogeschool Dronten die zich richten op Dier- en Veehouderij, Tuinbouw en Akkerbouw, Agrifoodbusiness en Bedrijfskunde. Met deze opzet wordt interdisciplinair onderzoek gestimuleerd en worden onderzoeksresultaten geïmplementeerd in het onderwijs. Aeres Hogeschool Dronten heeft een krachtig lectorenportfolio dat een nieuw lectoraat kringlooplandbouw Circulaire Boerenerven vanuit meerdere perspectieven kan ondersteunen. Daarnaast heeft Aeres de afgelopen jaren een uitgebreid netwerk opgebouwd met agrarische bedrijven, publieke (beleids)actoren en onderzoeksorganisaties waarlangs kennis kan circuleren en doorwerken naar de groene sector.
Bij elke kilo koffiebonen wordt een kilo pulp geproduceerd. De pulp van de koffiebes is rijk aan verschillende waardevolle biologische verbindingen, die momenteel in de koffieproducerende landen niet benut worden. Vaak wordt de pulp in het natuur gedumpt, met milieu problemen als gevolg. Pectcof heeft een innovatieve bioraffinage technologie ontwikkeld om van de koffiepulp waardevolle grondstoffen te winnen. In deze, in 2015 voor de Food Valley Award genomineerd proces, wordt van de koffiepulp een pectineproduct verzuiverd. Deze product is volledig ontwikkeld en wordt naar de markt gebracht onder de naam Dutch Gum. Het huidige Pectcof raffinage proces is gericht naar het isoleren van de Dutch Gum, waarbij naast het product ook twee zijstromen ontstaan: een vaste pulp zijstroom en een water zijstroom. Het doel is deze reststromen volledig te benutten. Allereerst wordt de aandacht gericht op de isolatie van de hoogwaardige polyfenolen. Een deel van de koffiepulp polyfenolen zijn natuurlijke kleurstoffen vooral anthocyanen. Deze kunnen interessante valorisatie mogelijkheden bieden in food en non-food toepassingen. Kennis van de samenstelling, de zuiverheid en de concentratie van deze stoffen in de koffiepulp zijstroom is noodzakelijk om mogelijke valorisatie potentieel van de kleurstoffen te bepalen. N-Chroma is een innovatief bedrijf dat zich richt op de productie van natuurlijke kleurstoffen. Pectcof en N-Chroma hebben gezamenlijke interesse om de kleurstoffen in de koffiepulp te isoleren en te onderzoeken en hebben Avans/CoeBBE benaderd om hen hierbij te helpen. De Biobased Products groep, onder leiding van Dr. Dorien Derksen bezit de expertise in natuurlijke kleurstoffen die noodzakelijk is voor het onderzoek dat de MKB-bedrijven kan helpen om de processen en toepassingsmogelijkheden verder te definiëren. In het project worden de aanwezigheid en samenstelling van de kleurcomponenten in Pectcof zijstromen getest. Op basis van de onderzoek kunnen Pectcof en N-Chroma de valorisatie van de kleurstoffen goed onderbouwd plannen.
Het Nieuwe Telen (HNT) is een teeltmethode waarbij nieuwe inzichten op het gebied van kasklimaat en een verandering in het gedrag van de teler leiden tot een optimaal teeltresultaat in een (semi) gesloten kas, met als neveneffect het besparen van energie. Ondanks de mogelijke voordelen van HNT blijkt dit ‘omdenken’ in de praktijk niet vanzelf te landen en is een nieuwe impuls nodig. In de afgelopen jaren zijn al meerdere gesprekken gevoerd tussen het groene onderwijs en het programma Kas als Energiebron, waarbij de behoefte aan kennisverspreiding via het onderwijs aan de orde is geweest, maar niet in detail is uitgewerkt terwijl de behoefte aan deze detaillering aanwezig is bij zowel het programma, het onderwijs (HBO en MBO) als het bedrijfsleven. Die detaillering is in dit voorstel uitgewerkt in onder andere curriculumontwikkeling MBO en HBO, learning communities in de verschillende tuinbouwregio’s (met cursussen, demo’s, toegepast onderzoek). De consortiumpartners zijn de 4 agrarische hogescholen, het CIV-Tuinbouw, kennisinstellingen WUR, brancheorganisaties, toeleveranciers en agrarische bedrijven. De projectonderdelen bestaan uit een stappenplan transitie HNT, toolontwikkeling, kennisoverdracht via onderwijs en communicatie en valorisatie. In het project wordt HNT indringend met veel glastuinders besproken via een scan, waarin niet alleen de situatie op het bedrijf wordt gemonitord, maar ook kennisvragen worden opgehaald en advies gegeven wordt over laagdrempelige vervolgstappen op bedrijfsniveau. In de tuinbouwgebieden komen learning communities waar bestaande kennis en nieuwe kennis op verschillende manieren wordt gedeeld. Nieuwe tools en nieuwe vormen van kennisoverdracht/delen helpen tuinders bij het zetten van vervolgstappen.