Bij het domein „Inrichten‟ gaat het om de manier waarop de beroepsgroep is georganiseerd en ingebed. Hoe staat het met de professionele cohesie? Hoe zijn de beroepsgenoten ingebed in de organisatie? Hoe stemmen ze hun handelen af op hun samenwerkingspartners? Dit hoofdstuk richt zich op de professionele cohesie. De centrale vraag hierbij is: wat zou de beroepsgroep van reclasseringswerkers met elkaar kunnen delen? Op welke wijze is de professionele cohesie te vergroten? Daaraan vooraf gaat een andere vraag: Is het reclasseringswerk een beroep?
De expertise van sociale professionals zoals maatschappelijk werkers staat wederom ter discussie. Dat is weliswaar bepaald geen nieuw debat, want reeds meer dan dertig jaar geleden stelde Hans Achterhuis de deskundigheid op de markt van welzijn en geluk ter discussie. Toch is verontrustend dat het debat nog steeds niet is verstomd. Jos van der Lans neemt in zijn boek Eropaf! (2010) een uitgesproken relativerend standpunt in. In zijn pleidooi voor een nieuwe start van het sociaal werk stelt hij dat sociale professionals zich in het geheel niet kunnen beroepen op specialistische professionele expertise die hen onderscheidt van leken. Hun bagage zou zich beperken tot algemene aspecten zoals persoonlijkheid en ervaring, mensenkennis en sociale vaardigheden
In het domein „verrichten‟ zijn professionele effectiviteit en professionele kwaliteit belangrijke handelingswaarden. Bij effectiviteit gaat het om de vraag of de professional daadwerkelijk de professionele doelen (of humanitaire waarden) realiseert. En bij professionele kwaliteit gaat het om de vraag hoe goed hij of zij dat doet. Voldoet het werk aan de professionele standaarden? Aan professionele kwaliteit dragen veel factoren bij, die niet alleen met de individuele reclasseringswerker te maken hebben maar ook met de context van de organisatie. Denk aan opleidingen, trainingen, beleid en kwaliteitssystemen, HRM beleid, arbeidsklimaat. Professionele kwaliteit van reclasseringswerkers zelf heeft te maken professionele expertise, die tot stand komt in een voortdurende interactie tussen expliciete algemene – en methodische kennis en systematische reflectie op impliciete ervaringskennis. Omdat het congres in het teken stond van het expliciteren en vergroten van deze ervaringskennis (practice based evidence) is in de workshop over professionele kwaliteit alleen bij de tweede vorm stilgestaan.
Inclusief User Experience (UX)-ontwerpen is het creëren van digitale diensten die toegankelijk zijn voor zoveel mogelijk mensen, ongeacht hun fysieke of mentale beperkingen, gezondheidsproblemen, leeftijd, achtergrond of gebruikscontext. Niet alleen is er de afgelopen jaren steeds meer aandacht voor digitale inclusie en toegankelijkheid, er komen ook nieuwe wetten die de digitale inclusie en toegankelijkheid verplicht stellen. Toch zijn digitale inclusie en toegankelijkheid vaak slechts een bijzaak in het ontwerpproces. Meestal wordt een digitale dienst in eerste instantie ontworpen en ontwikkeld voor een gemiddelde gebruiker en pas daarna uitgebreid met toegankelijkheidsfuncties voor andere gebruikersgroepen. Er zijn veel normen, richtlijnen en methoden voor toegankelijk en inclusief ontwerpen, maar vereisen vaak tijdrovend gebruikers- en contextonderzoek, specialistische kennis en veranderingen in de ontwerpprocesorganisatie. UX-ontwerpbureaus en UX-ontwerpopleidingen ontberen beproefde best-practices om een inclusief ontwerp van digitale diensten te kunnen garanderen. Daardoor kunnen ze te weinig inspelen op maatschappelijke behoeften en zijn ze niet voldoende voorbereid op de aanstaande wetgeving. Met het voorgestelde onderzoek willen we een beter begrip ontwikkelen van factoren die de ontwerpers en ontwerpprocessen belemmeren bij het creëren van toegankelijke en inclusieve UX-ontwerpen. Daarmee willen we ook de basis leggen voor verder praktisch onderzoek naar welke combinaties van tools, methoden en ontwerpbenaderingen het beste werken voor het bereiken van inclusieve ontwerpresultaten in alledaagse ontwerppraktijkomstandigheden. Het project is opgedeeld in drie fasen. Het eerste deel van het project is een verkennend onderzoek binnen UX-ontwerponderwijs. De tweede fase omvat onderzoek naar processen van betrokken UX-ontwerpbureaus en vergelijking van procesobstakels in ontwerponderwijs en professionele ontwerpprocessen. In de derde fase worden de resultaten van fase één en twee vertaald naar richtlijnen, tool- en methode-ideeën en gezamenlijke vervolgonderzoeksagenda. De resultaten worden uiteindelijk ook benut voor verbetering en actualisatie van de curricula van digitale (ontwerp)opleidingen, zoals Communication and Multimedia Design (CMD), teneinde meer inclusieve ontwerpers op te leiden.
Integriteitsvraagstukken blijven de mensgerichte beroepsgroepen bezighouden. Denk aan de medewerkers van een ziekenhuis die onbevoegd het patiëntendossier van een bekende Nederlander inkeken. Hoe kunnen teams van professionals werken aan integriteit? Instanties voor inbreuken op professionele integriteit hanteren vaak een regelethiek of gevolgenethiek. Opleidingen doceren voor ethiekonderwijs veelal deugdenethiek en zorgethiek. Hoe kunnen regionale werkveldpartners en hogeschool Viaa vragen werken aan een ‘en/en’-benadering van integriteitsvraagstukken in de beroepspraktijk? Het voorgestelde project ontwikkelt over twee sporen een domeinoverstijgend praktijkonderzoek naar het omgaan met integriteitsvraagstukken in de mensgerichte beroepen. Het eerste spoor is een empirische verkenning van integriteitsvraagstukken in beroepspraktijken van werkveldpartners in de regio, de eisen die deze stellen aan een bredere benadering, en de toerusting die dit vraagt. Werkveldpartners en studenten van de hogeschool werken mee aan deze kennisontwikkeling. Dit levert tools op voor teams van professionals in de beroepspraktijk, zoals competentieprofiel, teamrol ‘aandachtsvelder integriteit’ en een handreiking. Dit levert voor professionals in opleiding een hogeschoolbrede minor met o.a. videocolleges en praktijkopdrachten. Het tweede spoor is een theoretische verdieping om bijdragen aan een brede benadering van integriteitvraagstukken te kunnen wegen en integreren. Om een extern gezichtspunt op beroepsethische benaderingen te hebben wordt een beroep gedaan op de bronnen van sociale en professionele ethiek uit de traditie waaraan de hogeschool haar visie op mens, beroep en samenleving ontleent. In dialoog met andere beroepsethische stromingen draagt deze beschrijving bij aan een integrale benadering van integriteitsvraagstukken in de mensgerichte beroepen, terug te vinden in de praktijk- en onderwijsproducten. De beoogde postdoc is aan de hogeschool in vaste dienst als seniordocent en onderzoeker beroepsethiek en zal dat ook tijdens het project zijn. Hij heeft binnen het lectoraat Zingeving en zorg ervaring met praktijkonderzoek naar competenties, werkwijzen en teamrollen op het gebied van ethiek en zingeving.