Demand Driven Care plays a key role in the modernization of the Dutch health care system. This modernization is needed because a) clients needs for care increases quantitatively as well as in diversity, b) the financial means for collective services are inadequate, c) the accessibility of health care will depend on clients own responsibility, and d) shortage of professional care givers is foreseen. In the Netherlands, the need for professional care givers increases with an average of 2% every year. Demand Driven Care is an instrument for liberalization of public activities. The Faculty Chair Demand Driven Care focuses on those activities that will contribute to sufficient care supply. Within the program of the chair, activities are executed under the theme of Integrated Care, Substitution, Patient Centred Care, and Home Care Technology with an emphasis on gerontechnology. The Faculty Chair wants to contribute to a better integration and coherence in care. So that clients live and function independently as long as possible and are able to enhance their self management. In addition, health care professionals should be aware of demand driven processes and should have a demand driven attitude towards clients.
DOCUMENT
TraCS3 is een Eu programma met partners in alle delen van Europa die samen op zoek gaan naar de ontwikkeling van een kennisecosysteem in de eigen regio met een bovenregionale samenwerking en uitwisseling
DOCUMENT
In dit verslag wordt gerapporteerd over conversaties met opleidingsmanagers over het studiesucces van opleidingen aan de hand van managementinformatie. Binnen Zuyd Hogeschool is het Programma Succesvol Studeren actief dat opleidingen ondersteunt bij het creëren van meer studiesucces. Het Programma Succesvol Studeren is momenteel in een fase belandt waarin op een steeds grotere schaal opleidingen, met hulp van leden van het kernteam van dit programma, aan de slag gaan met interventies. Deze interventies houden verband met de Sleutels voor Studeerbaarheid (Van der Klink, 2017) en richten zich bijvoorbeeld op programmering, toetsing, didactiek of onderwijsklimaat. Op de langere termijn zullen deze interventies naar verwachting resulteren in zichtbare veranderingen in het studiesucces van de participerende opleidingen. Op de kortere termijn resulteert dit mogelijk in veranderingen die wellicht wat minder direct zichtbaar zijn en een meer diepgaande analyse van beschikbare managementinformatie vergt dan doorgaans gebruikelijk is. Om zicht te krijgen op mogelijk eerste signalen van verandering is in dit kortlopende onderzoeksproject geëxploreerd wat een mogelijke werkwijze is om deze veranderingen zichtbaar en bespreekbaar te maken. Het doel van het project is om te komen tot een werkwijze die behulpzaam is en die op bredere schaal kan worden toegepast binnen Zuyd Hogeschool.
DOCUMENT
De wereld van werk is aan verandering onderhevig. Inwoners van de provincieGroningen stellen zich net als andere bewoners van ons land vragen over hoe hun leven, de opleiding van hun kinderen en hun werk en dat van hun kinderen er straks uit zal zien. Dát werk en opleidingen er over 20 jaar anders uitziet is zeker. Maar hoe? Dat weet niemand. Wat we wel weten is dat werk voor mensen een wezenlijk onderdeel van het leven is en blijft en van groot belang is voor hun zelfontplooiing, gezondheid en welbevinden. Wat we ook weten is dat de wereld steeds sneller verandert. Het is dus van belang dat de inwoners van Groningen zich goed kunnen voorbereiden op dat veranderende werk. Dat betekent dat zij in staat moeten zijn zich te blijven ontwikkelen en zich voortdurend aan te passen aan wat werkgevers en de samenleving van hen vragen. Maar ook wat hun directe omgeving van hen vraagt. Want niet alleen het werkverandert. Ook de persoonlijke situatie van mensen doet dat. De zorg en aandacht voor kinderen, ouders en anderen uit de persoonlijke omgeving vereisen een goede balans tussen werk en privé. Om in 2040 volwaardig mee te kunnen doen, moeten onze inwoners stevig in hun schoenen staan, zodat zij in staat zijn zich voortdurend aan te passen aan veranderende omstandigheden. Dat is goed voor henzelf, maar zorgt er ook voor dat (verschillende) werkgevers met hun tijd meekunnen. Overheden, onderwijs- en kennisinstellingen, bedrijven en werkgevers- en werknemersorganisaties hebben daarom een gezamenlijke taak om bij te dragen aan de beschikbaarheid en toegankelijkheid vanscholing, training en werk. Dat is niet alleen van belang voor bewoners, maar ook voor Noord-Nederland als geheel, waar een aantrekkelijke omgeving, een gezond leven en duurzame productie samenkomen.
DOCUMENT
In dit artikel wordt de literatuur verkend op het terrein van een meer sociaalparticipatieve benadering van actief burgerschap. In deze literatuur wordt de ontwikkeling van burgerschap verbonden met de noodzaak zicht te ontwikkelen op handelingscontexten die voor zowel burgers als sociale professionals van belang zijn. We verkennen relevante literatuur van onder andere De Tocqueville, Dewey, Putnam, Lichterman en Biesta. Door aandacht te besteden aan burgerschap als praktijk beogen we dichter op de huid van het werk van sociale professionals te kruipen, waardoor de huidige ontwikkelingen rondom de bevordering van actief burgerschap bevraagd kunnen worden. Wat deze literatuurverkenning in beeld brengt is dat actief burgerschap niet tot bloei komt vanuit een opgelegde moraal, maar verbonden dient te worden met het dagelijkse handelen van burgers, waarin het “al doende leren” samen op gaat met de ontwikkeling van betekenisvolle praktijken. Sociale professionals hebben vooral tot taak dit type praktijken te ondersteunen en te faciliteren.
DOCUMENT
Het is voor de kwaliteit van zorg van groot belang dat verpleegkundigen en verzorgenden hun handelen baseren op actuele kennis en inzichten. Om dit te faciliteren worden onder meer vanuit het ZonMw-programma ‘Ontwikkeling Kwaliteitsstandaarden 2019-2022: Wijkverpleging’ kwaliteitsstandaarden ontwikkeld. Onder de koepelterm kwaliteitsstandaarden vallen richtlijnen die vooral de inhoudelijke elementen van zorg beschrijven, evenals zorgstandaarden die vooral gaan over het perspectief van zorggebruiker en de organisatie van zorg. Het is belangrijk om te weten voor welke onderwerpen en patiëntproblemen mogelijk een knelpuntanalyse of een kwaliteitsstandaard nodig is, of waar een kwaliteitsstandaard geactualiseerd dient te worden. Om dit helder te krijgen wordt in 2020-2021 de ‘Programmeringsstudie Ontwikkeling Kwaliteitsstandaarden 2019-2022: Wijkverpleging’ uitgevoerd. Het doel van deze programmeringsstudie is bijdragen aan een systematische en breed gedragen programmering voor het ZonMw-programma ‘Ontwikkeling Kwaliteitsstandaarden 2019- 2022: Wijkverpleging’. De programmeringsstudie bestond uit vier deelstudies. Het voorliggende rapport heeft betrekking op de vierde en laatste deelstudie. Dit onderdeel had als doel om een advies uit te brengen aan V&VN om de programmeringsagenda voor de ontwikkeling én implementatie van kwaliteitsstandaarden voor de wijkverpleging actueel te houden. Hiervoor werden als eerste knelpunten en wensen ten aanzien van het actueel houden van de programmeringsstudie opgehaald tijdens advies- en klankbordgroepen bijeenkomsten. Aanvullend werden gesprekken met andere beroepsorganisaties gevoerd om meer inzicht te krijgen in hoe zij hun programmeringsagenda’s actueel houden. Daarnaast werden resultaten uit de eerdere drie deelstudies vertaald naar aanbevelingen om de programmeringsagenda actueel te houden. Tot slot is gezocht naar aanvullende literatuur om de aanbevelingen waar mogelijk te onderbouwen.
DOCUMENT
Als de veiligheid verbetert, maar de Rotterdammers dat niet lijken te merken, schiet het veiligheidsbeleid tekort. Bij de behandeling van het nieuwe veiligheidsprogramma, #Veilig010 (Gemeente Rotterdam, 2013), werd een raadsbrede motie ingediend om te achterhalen wat achter deze ontwikkeling schuilgaat. En vooral natuurlijk, wat daaraan gedaan zou kunnen worden. Dus werd besloten tot een zogenaamde ‘brede consultatie’. Als Rotterdamse lector Publiek Vertrouwen in Veiligheid legt Marnix Eysink Smeets zich al geruime tijd toe op de vraag hoe burgers hun veiligheid ervaren, waardoor die ervaring wordt beïnvloed en – vooral – wat je als bestuur eraan kunt doen om de veiligheidsbeleving op een voldoende niveau te brengen of te houden.
DOCUMENT
Het lectoraat richt zich op participatie en stedelijke ontwikkeling. De uitdagingen en problemen die spelen in stedelijke omgevingen gaan vaak over ‘delen’ en ‘verdelen’, en over de voortdurende spanningsverhouding tussen de verscheidenheid én verbondenheid die daarbij hoort. De stad zijn wij. Voor die sociale stedelijke ontwikkeling zet het lectoraat zich in door onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de kracht van relaties en netwerken in de stad te versterken. Dat doen we vanuit onderzoek en onderwijs samen met de praktijk en het beleid. We werken ingebed, als embedded practice-based researchers. We willen relaties en netwerken niet alleen beter proberen te begrijpen, zoals de voortdurende en intrigerende spanningsverhouding tussen eenheid en verscheidenheid van mensen die daar deel van uitmaken. Ook willen we ze een positieve impuls geven, de kracht ervan benutten. Dat doen we mede door ook zelf met betrokkenen samen te werken, door samen te ‘zwermen’ tijdens het onderzoek, met als doel maatschappelijke participatie en stedelijke ontwikkeling te bevorderen. Want, zo zien wij het: voor de 21ste eeuw is er geen andere optie dan te delen. Na het inleidende eerste hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 uiteen gezet wat de kernbijdrage van het lectoraat is. Waar richt het lectoraat zich precies op als het gaat om participatie en stedelijke ontwikkeling? En waarom? In Hoofdstuk 3 werken we die bijdrage verder uit, door in te gaan op de doorontwikkeling van het lectoraat en het onderzoeksprogramma met drie onderzoekslijnen. Onze belangrijkste drijfveer is het realiseren van maatschappelijke impact. We besluiten de tekst in hoofdstuk 4 met een aantal slotbeschouwingen.
DOCUMENT
Een gezonde leefstijl draagt bij aan een goede ontwikkeling van kinderen. De kinderopvang is een belangrijke plek waar een gezonde leefstijl bij kinderen kan worden bevorderd. Om kinderopvangorganisaties te ondersteunen bij het bieden van een gezonde en veilige omgeving voor kinderen, waar medewerkers zelf een gezond voorbeeld zijn, is het landelijke programma Gezonde Kinderopvang ontwikkeld. Voor de evaluatie van het effect van het programma werd een RCT opgezet met een voor- en nameting bij kinderopvangorganisaties in een interventie- en controlegroep. Om veranderingen omtrent het (on)gezonde aanbod en opvoedpraktijken van medewerkers op de dagopvang (incl. peuteropvang en voorschoolse educatie) en buitenschoolse opvang te evalueren, werden observaties uitgevoerd.Dit rapport beschrijft de methoden en resultaten van het uitgevoerde observatieonderzoek.
DOCUMENT