In acht laagdrempelige Buurtwerkkamers in Amsterdam, Utrecht en Eindhoven helpen buurtbewoners elkaar met van alles, waaronder geldzaken en waar nodig toeleiding naar professionele schuldhulpverlening onder de noemer Schoon Schip. Uit eerder onderzoek bleek dat dit soort informele schuldhulp bijdraagt aan het vergroten van de financiële zelfredzaamheid van mensen en aan het verhelpen of verminderen van kleine schulden. In de doorverwijzing naar professionele schuldhulpverlening om ook grotere schulden effectief op te kunnen lossen is echter nog ruimte voor verbetering. Naast het verspreiden van kennis is voor een duurzame verbetering van financiële gezondheid vaak ook nodig dat er wordt gewerkt aan vaardigheden en bepaalde psychologische factoren, zoals motivatieen geloof in het eigen kunnen. Deze zaken kunnen echter juist worden bemoeilijkt in een situatie van financiële stress. Schoon Schip richt zich niet puur op het oplossen van financiele problemen maar ook op ontmoeting, activering en zingeving. Dit onderzoek kijkt daarom wat er met het mentale welzijn van mensen gebeurt die een tijdje de informele hulp van Schoon Schip krijgen.Honderdveertien respondenten beantwoordden twee zorgvuldig samengestelde en wetenschappelijk gevalideerde vragenlijsten (een nul- en een eenmeting), die werden aangevuld met enkele kwalitatieve diepte-interviews en een verifiëringsbijeenkomst met begeleiders van de Buurtwerkkamers. De resultaten wijzen uit dat er verbeteringen te zien zijn in mentaal welzijn, gevoel van zelfbeschikking, financiële stress en maatschappelijke participatie na een tijdje Schoon Schip. Een daadwerkelijke afnamevan betalingsachterstanden en problematische schulden blijkt geen noodzakelijke voorwaardete zijn voor de vermindering van financiële stress. Er treden geen aantoonbare verbeteringen op qua financiële gezondheid, maar dat gaat gezien de bredere maatschappelijke context waarbinnen deze hulp geboden wordt soms ook maar moeizaam. Een initiatief als Schoon Schip bereikt financieel (zeer) kwetsbare mensen, waaronder mensen in verborgen armoede, en heeft een bredere functie dan alleen schuldhulptoeleiding.
Er verschijnen doorgaans minder vrouwen dan mannen voor de rechter en het overgrote deel van de justitiële en forensisch psychiatrische instellingen wordt bevolkt door mannen. In de literatuur naar voorspellers van crimineel gedrag komt ‘man zijn’ steevast naar voren als één van de sterkste voorspellers. Hoewel vrouwen en meisjes een duidelijke minderheid vormen binnen justitiële en forensische psychiatrische instellingen (tussen de 6 en 10%), lijkt hun aandeel in de criminaliteit de laatste 20 jaar toe te nemen. Wereldwijd wordt gezien dat er meer vrouwen worden veroordeeld en gedetineerd of opgenomen in de forensische zorg (zie de Vogel & Nicholls, 2016; Walmsley, 2015). De laatste jaren is er dan ook beduidend meer aandacht gekomen voor de vrouw als dader.1 Het meeste onderzoek naar criminologische en forensisch psychologische vraagstukken is echter nog altijd verricht binnen mannelijke populaties. De vraag is dan ook of de huidige theoretische en empirische kennis over mannelijke daders wel voldoende van toepassing is op vrouwelijke daders en wat mogelijke verschillen betekenen voor de sanctietoepassing.
Verschillende studies laten zien dat zzp’ers en kleine ondernemers economisch het hardst worden getroffen door de coronacrisis. De gemeente Utrecht had echter nog geen coherent beeld van de aard van de problemen van regionale ondernemers. En dus ontbrak het de gemeente aan inzicht in de behoeften aan extra ondersteuning, naast bestaande, landelijke regelingen als de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Daarom vroeg de gemeente Utrecht het lectoraat Organiseren van Waardig Werk (OWW) van Hogeschool Utrecht om – gesteund door ZonMw en samen met zelfstandig onderzoekers Mayke Kromhout en Jurriaan Omlo – onderzoek te doen naar de impact van COVID-19 op deze ondernemers. De hoofdvraag van dit onderzoek was: welke ondersteuning kunnen de gemeente en partners (nog meer) bieden aan zzp’ers en kleine ondernemers bij het omgaan met de financieel-economische, psychologische en sociale impact van de coronacrisis?