Wereldwijd worden mensen steeds ouder en het aandeel ouderen binnen de bevolking neemt toe. Dit leidt ook tot een toename van het aantal ouderen dat kwetsbaar is. Ondanks dat de term kwetsbaarheid, in het Engels ‘frailty’ genoemd, vaak gebruikt wordt, is er nog geen consensus over wat dit precies inhoudt. Onderzoekers en zorgprofessionals gebruiken diverse benaderingen met diverse, bijbehorende meetinstrumenten. Desondanks is men het er wel over eens dat kwetsbaarheid leidt tot negatieve gezondheidsuitkomsten. Onderzoek laat zien dat kwetsbare ouderen een verhoogd risico hebben op bijvoorbeeld overlijden, opname in een ziekenhuis en beperkingen in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten (ADL). Om dit te voorkomen en mensen te ondersteunen of een behandeling aan te bieden, is het van belang dat we ouderen die kwetsbaar zijn goed kunnen identificeren. Op die manier worden mensen niet onterecht als kwetsbaar aangemerkt. Als namelijk de verkeerde groep mensen behandeld wordt zal het effect van een eventuele behandeling minimaal zijn en zullen de zorgkosten onnodig stijgen. Daarentegen zullen kwetsbare mensen die de zorg wel nodig hebben, deze wellicht niet ontvangen wanneer ze verkeerd gediagnostiseerd worden. De doelen van dit proefschrift zijn: (1) het verkrijgen van meer inzicht in de functionele profielen die behoren bij verschillende stadia van kwetsbaarheid; (2) het onderzoeken welke beschermende factoren het pad van kwetsbaarheid naar (verdere) negatieve gezondheidsuitkomsten kunnen beïnvloeden; en (3) het vergroten van de kennis van psychometrische eigenschappen van veelgebruikte vragenlijsten die kwetsbaarheid meten.
DOCUMENT
Doel. Vaststellen van de psychometrische eigenschappen van de Impact of Weight on Quality of Life-Kids (IWQOL-Kids), een meetinstrument om met lichaamsgewicht samenhangende kwaliteit van leven te meten bij adolescenten van 11 tot 19 jaar. Methode. De IWQOL-Kids werd door 104 adolescenten ingevuld en van hen werden de lengte en het gewicht gemeten. De Pediatric Quality of Life Inventory (PedsQL), een vragenlijst om algemene kwaliteit van leven te meten, werd afgenomen om de convergente validiteit te bepalen. De gevoeligheid voor verandering na een interventie werd vastgesteld. Resultaten. Op drie van de vier schalen was de interne consistentie goed (Cronbach's alpha .81 - .82) en voor één schaal redelijk (Cronbach's alpha .66). Het patroon van correlaties met schalen van de PedsQL ondersteunde de validiteit. De IWQOL-Kids was in staat te discrimineren tussen gewichtsklassen en bleek gevoelig voor verandering na een interventie. Conclusie. De IWQOL-Kids lijkt een valide meetinstrument voor het meten van met lichaamsgewicht samenhangende kwaliteit van leven van adolescenten.
DOCUMENT
Achtergrond: De Two-Minute Step Test (TMST) is een meetinstrument gericht op het beoordelen van uithoudingsvermogen. Verscheidene psychometrische eigenschappen van de TMST-NL (Nederlands vertaalde versie) zijn onderzocht bij intramuraal wonende ouderen. De gevoeligheid voor verandering en de responsiviteit is bij deze patiëntenpopulatie nog niet vastgesteld. Doel: Het vaststellen van de gevoeligheid voor verandering en de responsiviteit (Minimal Clinical Important Difference) van de TMST-NL bij intramuraal wonende ouderen. Design: Prospectief responsiviteitsonderzoek.Methode: De onderzoekspopulatie bestond uit intramuraal wonende ouderen. Deelnemers hebben twee meetmomenten (T0 en T1) ondergaan waartussen ze drie maanden fysiotherapie gericht op uithoudingsvermogen ontvingen. Om de gevoeligheid van verandering te meten werd de distributie methode gebruikt waarbij de correlatie met de 6-minuten wandeltest (6MWT) werd getoetst. Via de anker methode met de Receiver Operating Characteristic (ROC) curve werd de MCID bepaald.Metingen voor het aerobe uithoudingsvermogen werden verricht met de TMST-NL en de 6-minuten wandeltest (6MWT). De Global Rating of Change (GRC) en de Borg Category-Ratio10 (BORG-CR10) werden gebruikt als subjectieve vragenlijsten om verandering van de gezondheidssituatie en vermoeidheid te meten.Resultaten: Intramurale ouderen (N=50) met een gemiddelde (SD) leeftijd van 83,96 jaar (6,96) zijn geïncludeerd. De correlatie tussen de verschilscores van de TMST-NL en de 6MWT over de deelnemerspopulatie die T1 ook hebben afgerond (N= 36) kwam uit op r=0.51 (P <0.05). Vanuit de ROC curve werd een MCID van 8,50 stappen berekend. De AUC-waarde was 0,74 (95% CI 0,54-0,94; P =0.02). Conclusie: De TMST-NL is gevoelig voor verandering en responsief bij intramuraal wonende ouderen. Echter doordat de MCID binnen de minimale meetfout (MDC) valt moeten de resultaten voor individuele evaluatie bij deze doelgroep met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
DOCUMENT
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
Background: The proportion of frail older adults is increasing and is expected to further increase in the coming years, both globally and in the Dutch population. This poses a great challenge to public health. To determine the prevalence of frailty in a population, a frailty index (FI) is recommended. A FI is an accumulation model encompassing health deficits in multiple domains. Previous research has shown that a FI can be created out of existing health surveys, since it is a flexible instrument, fairly insensitive to the use of specific items. However, this is based on scale development using Classical Test Theory, while few studies have investigated the psychometric properties of their FI using Item Response Theory (IRT). The aim of this study was to create a FI using the Dutch Health Monitor 2016, and to investigate its psychometric properties using Item Response Theory (IRT). Methods: Forty-two deficits were selected in three health domains, i.e., physical, psychological, and social. Psychometric properties were investigated by using an IRT model for polytomous response categories: the Graded Response Model (GRM). Items were evaluated by Cronbach’s Alpha, Factor Analysis, Point Polyserial Correlations, and GRM. Results: The analyses showed that all items demonstrated a positive association with the scale. However, five items did not fit well to the FI scale. From the physical domain these were body mass index and three items about adherence to physical activity guidelines: moderate activity per week; bone and muscle strengthening activities; balance exercises. From the psychological domain this was an item about a sense of control over one’s own future. Conclusions: By using IRT, we showed that while 37 items were adequate and fitted the scale well, five items in our FI were redundant, indicating that it does matter which items are selected for a FI. IRT is a strong method for item selection and thus for creating a more concise Frailty Index. Key messages: Creating a solid and more concise Frailty Index with IRT is promising for epidemiological research and public health. For creating a Frailty Index, item selection needs careful consideration. [ABSTRACT FROM AUTHOR]
DOCUMENT
Binnen de revalidatie van patiënten met aspecifieke chronische lagerug pijn (CLRP) is het accent geleidelijk aan verschoven van eenbiomedische naar een bio-psychosociale revalidatie. Een benaderingbinnen de revalidatie is de cognitief somatische revalidatie. De positieveresultaten waren mede aanleiding voor dit promotieonderzoek. Decognitief somatische revalidatie heeft als doel het verminderen enonder controle houden van de ervaren beperkingen bij patiëntenmet aspecifieke CLRP. Binnen dit programma leeft de gedachte datnaast de beoordeling van de maximale en submaximale capaciteitook de ervaren inspanning van belang is voor een uitgebreider beeldvan het probleem van de patiënt en om de effecten van de cognitiefsomatische revalidatie te kunnen evalueren. De consequentie vandeze gedachtegang maakt dat er meetinstrumenten nodig zijn omzowel de fysieke capaciteit als ook de ervaren inspanning te kunnenbepalen. Tot op heden is het onduidelijk welke factoren bepalend zijnvoor het effect van de vermindering in ervaren beperkingen van depatiënten door het cognitieve somatische revalidatie programma. Ditonderzoek concentreert zich op het bepalen van de psychometrischeeigenschappen van de meetinstrumenten die zowel de fysieke capaciteitals ook de ervaren inspanning meten en de factoren die bepalendzijn voor de vermindering van de ervaren beperkingen van patiëntenmet aspecifieke CLRP die deel nemen aan een cognitief somatischerevalidatie programma.
DOCUMENT
Zowel in de jeugdgezondheidszorg als in het onderwijs worden verschillende instrumenten ingezet voor de monitoring van de spraak- en taalontwikkeling en de opsporing van mogelijke problemen in de spraak- en taalontwikkeling. Geen van deze instrumenten hebben bewezen voldoende psychometrische eigenschappen. Het doel is om een valide uniform signaleringsinstrument te ontwikkelen voor de opsporing van spraak-, taalproblemen bij kinderen van 1 tot 6 jaar voor zowel de Jeugdgezondheidszorg als voor het basisonderwijs.Voor de constructie van het signaleringsinstrument is (1) een Delphistudie uitgevoerd naar het construct ‘spraak-, taalontwikkeling’ en de alarmsignalen van een niet goed verlopende ontwikkeling; (2) is de face validity van de vragen over de items (samenvoeging alarmsignalen en items andere instrumenten) bepaald, en (3) zijn de ervaringen en wensen van ouders en professionals ten aanzien van signalering in kaart gebracht door middel van semigestructureerde interviews.In de normeringsfase wordt de geconstrueerde lijst afgenomen bij een gestratificeerde steekproef van in totaal 2000 ouders van kinderen (1 tot 6 jaar) in Nederland. De itembank bevat op dit moment 75 items die vallen binnen het construct ‘spraak-, taalontwikkeling’ en beschrijven de linguïstische domeinen en interactie. Selectie van de beste items gaat nog plaatsvinden op basis van nonparametrische item response theorie analyse. De definitieve set items wordt gevalideerd tegen uitgebreide taaltesten.Ons instrument uiteindelijke instrument kan gaan bijdragen aan de gezamenlijke taak van zorg en onderwijs in het monitoren van de spraak- en taalontwikkeling en de opsporing en verwijzing van kinderen met problemen in de spraak- en taalontwikkeling.
DOCUMENT
Measuring family caregivers’ experiences of collaboration with nurses is important in the context of health care reforms that advocate an increased role of families in care. The Family Collaboration Scale (FCS) measures collaboration between nurses and family caregivers, however, the scale has a broad scope. Thus, the aim of this study was to construct a measure that is focused on collaboration only. After revision, a 25-item version of the FCS was sent to 777 family caregivers of hospitalized patients (≥ 70 years). Psychometric evaluation was employed by the Non-Parametric Item Response Theory to evaluate how items of the revised FCS behave. In total, 302 (39%) family caregivers were found eligible, mean (SD) age 65 (13) and 71% female. A 20-item FCS is proposed showing good psychometric properties. This study contributes to the limited knowledge of measuring collaboration between family caregivers and nurses.
DOCUMENT
INTRODUCTION: Integrated care is considered to be a means to reduce costs, improve the quality of care and generate better patient outcomes. At present, little is known about integrated care in maternity care systems. We developed questionnaires to examine integrated care in two different settings, using the taxonomy of the Rainbow Model of Integrated Care. The aim of this study was to explore the validity of these questionnaires.METHODS: We used data collected between 2013 and 2015 from two studies: the Maternity Care Network Study (634 respondents) and the Dutch Birth Centre Study (56 respondents). We assessed the feasibility, discriminative validity, and reliability of the questionnaires.RESULTS: Both questionnaires showed good feasibility (overall missing rate < 20%) and reliability (Cronbach's Alpha coefficient > 0.70). Between-subgroups post-hoc comparisons showed statistically significant differences on integration profiles between regional networks (on all items, dimensions of integration and total integration score) and birth centres (on 50% of the items and dimensions of integration).DISCUSSION: Both questionnaires are feasible and can discriminate between sites with different integration profiles in The Netherlands. They offer an opportunity to better understand integrated care as one step in understanding the complexity of the concept.
DOCUMENT
In dit artikel bespreken we de bevindingen van een verkennend onderzoek naar talentscans. Doel van het onderzoek was om meer inzicht te krijgen in het gebruik van talentscans in de praktijk en om een aantal veel gebruikte talentscans te onderzoeken op hun meetpretentie.
DOCUMENT