Mensen uit wijken met een lage sociaaleconomische status (SES) zijn moeilijk te bereiken voor natuuractiviteiten. Samenwerking met welzijnsorganisaties blijkt een succesfactor bij het betrekken van bewoners van lage "SES-wijken". Deze organisaties hebben al een goed netwerk onder deze mensen. Het komt er wel op aan om deze samenwerking een vervolg te geven. Een van de projecten die probeert hier wat aan te doen is Natuur om de Hoek. Dit is eensamenwerkingsverband dat Naturalis heeft opgezet met lokale partners in enkele lage SES-wijken in Leiden en Katwijk.
MULTIFILE
Ouderbetrokkenheid heeft een positief effect op de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Leraren van nieuwkomers geven aan het moeilijk te vinden ouders te bereiken. Wel is duidelijk dat een responsieve houding naar de thuistaal en de culturele achtergronden nodig is. Ook leiden een persoonlijke benadering, eigen inbreng, ondersteuning bij praktische zaken, duidelijke uitnodigingen en de inzet van bruggenbouwers tot een beter contact.
Van oorsprong worden televisieprogramma’s op een lineaire manier aangeboden aan kijkers: een omroep bepaalt in welke volgorde programma’s worden getoond. Dit verandert echter langzaam. Ondemand mogelijkheden via internet en settopboxen zorgen ervoor dat kijkers zelf kunnen bepalen wanneer ze welk programma willen kijken. De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) speelt op die mogelijkheden in met onder meer de dienst Uitzending Gemist, een NPOapplicatie voor mobiele apparaten en verschillende themakanalen. Eén van die themakanalen is NPO Spirit. Ze biedt via internet ondemand video’s aan op het gebied van levensbeschouwing, spiritualiteit en diversiteit. Het aanbod is zo pluriform mogelijk. Dat wil zeggen dat verschillende religies en levensbeschouwingen naast elkaar worden aangeboden. NPO Spirit formuleert haar propositie dan ook als volgt: “NPO Spirit laat de kijker genieten en brengt op toegankelijke wijze (nieuwe) inzichten!" De uiteindelijke doelstelling van dit project is om méér mensen en meer verschillende groepen te bereiken. Het eindresultaat bestaat uit (1) een specifiek overzicht voor NPO Spirit van relevante trefwoorden, groepen ( hubs ) en sleutelfiguren ( influencers ) op internet, en (2) een algemene werkwijze om vanuit een organisatie of merk te bepalen welke groepen, trefwoorden en sleutelfiguren op het internet relevant zijn. Dit moet ertoe leiden dat NPO Spirit beter in staat raakt om video’s naar consumenten ‘toe te brengen’.
MULTIFILE
Dit onderzoeksproject heeft als doel het oplossen van knelpunten die zich voordoen bij het uitgeven van publicaties en aldus kennis te produceren over het verwerven en behouden van economisch en cultureel kapitaal in de uitgeefsector, ook in digitale tijden. De snelheid van debat en publicatie is in de gedigitaliseerde samenleving sterk toegenomen. Dit betekent dat de beschikbaarheid van betrouwbare, kwalitatieve en verzorgde informatie onder druk staat. Uitgeverijen spelen van oudsher een belangrijke rol in het maatschappelijk debat door het publiceren van zulke informatie. Zij ervaren echter moeite om mee te gaan in de hoge omloopsnelheid. Het versnellen van het proces van uitgeven is niet vanzelfsprekend gunstig. Te vaak gaat namelijk een van de drie succespijlers in het vak - snelheid, kwaliteit en positionering - ten koste van de andere. Toepassingen en methoden uit de digitale technologie kunnen in dit proces ten voordele worden aangewend. De in de vraagarticulatie geïdentificeerde knelpunten liggen op het gebied van verwachtingsmanagement, redactie en publieksbereik. Deze knelpunten houden de optimalisering van het uitgeefproces op gebied van snelheid, kwaliteit en positionering tegen, en verzwakken de positie van de uitgever als producent van economisch en cultureel kapitaal en als aanjager van een veerkrachtige samenleving. Dit project onderzoekt hoe (digitale) applicaties en werkmethoden het uitgeefproces kunnen optimaliseren om deze maatschappelijke functie te verstevigen. Het state-of-the-art-onderzoek heeft daarvoor de volgende veelbelovende strategieën uitgewezen: 1) modulair werken, waarbij het uitgeefproces wordt opgedeeld in losse onderdelen; 2) automatisering, waarbij kleine stappen in het uitgeefproces worden geautomatiseerd; 3) hybride en publieksspecifieke formats, waarbij met verschillende vormen van publicatie wordt geëxperimenteerd. Dit leidt tot volgende hoofdvraag: Welke toepassingen en werkwijzen uit de digitale technologie, vallend binnen de strategieën van modulair werken, automatisering en nieuwe formats, kunnen worden ingezet om de knelpunten in het uitgeefproces op gebied van verwachtingsmanagement, het redactietraject en nieuwe publieken te verhelpen, met het oog op het versterken van het economisch en cultureel kapitaal van de sector? Na het gedetailleerd in kaart brengen van de knelpunten en het uitvoeren van een vergelijkingsanalyse van bestaande state-of-the-art tools, worden oplossingen ontwikkeld in de genoemde categorieën. Deze oplossingen worden in de uitgeefpraktijk getest alvorens doorontwikkeld te worden tot werkbare prototypes voor de gehele sector. Het onderzoek wordt uitgevoerd in multidisciplinaire teams, waarin professionals uit het werkveld samenwerken met onderzoekers. Deze oplossingen opereren in de bredere context van disciplines als publishing studies en communicatiewetenschap, creatieve industrie en zelfstandige MKB-bedrijven, en innovatie in de cultureel-maatschappelijke tak van de economie. De ontwikkelde software en handleidingen en de theoretische kennis worden publiekelijk ontsloten en gedeeld met alle stakeholders. Het consortium bestaat uit drie hogescholen, en uitgevers, vormgevers en softwareprogrammeurs, en heeft ruime ervaring opgebouwd in innovatief en toegepast onderzoek in een gedigitaliseerd domein. Het consortium wordt ondersteund door de Vereniging van Zelfstandige Uitgevers en heeft een uitgebreid internationaal netwerk. De partners zetten zich in om bij te dragen aan de versteviging van de concurrentiepositie van uitgevers en professionals in de boekproductie, met de ambitie het economische en culturele kapitaal van de uitgevers te behouden.
Dit PD-traject richt zich op het versterken van de toekomstbestendigheid van musea in de regio’s Twente, Achterhoek en Arnhem-Nijmegen. In tegenstelling tot de grote musea in het westen van het land missen regionale musea vaak de tijd, middelen en kennis om datagedreven te werken. Data van brancheorganisaties zijn vaak verouderd en regionaal onvoldoende relevant. Innovaties in datatechnologie bieden echter kansen om doelgroepen beter te begrijpen en nieuwe bezoekers te bereiken, maar ook om op regionaal niveau beter samen te werken met partijen uit de toeristische-recreatieve sector. De centrale strategie hiervoor is het bevorderen van samenwerking tussen musea en Destinatie Management Organisaties (DMO's) op het gebied van bezoekersdata. Door data te verzamelen, te delen en te analyseren, krijgen musea beter inzicht in hun doelgroepen. Dit stelt hen in staat gerichter marketingcampagnes op te zetten en hun tentoonstellingen en evenementen beter af te stemmen op de voorkeuren en behoeften van bezoekers. De inzichten uit de bezoekersdata dragen niet alleen bij aan het verbeteren van de bezoekerservaring, maar ook aan het versterken van de maatschappelijke waarde van musea. Musea fungeren immers als belangrijke plekken voor educatie, cultuurparticipatie en gemeenschapsvorming. Door data-gedreven inzichten kunnen musea deze rol beter onderbouwen richting beleidsmakers, subsidiegevers en het bredere publiek. Dit is essentieel in een tijd waarin culturele instellingen steeds meer onder druk staan om hun relevantie en impact aan te tonen. Daarnaast draagt het project bij aan de ontwikkeling van de regio’s Twente, Achterhoek en Arnhem Nijmegen tot slimme toeristische bestemmingen. DMO’s brengen hun expertise in op het gebied van dataverzameling en -analyse en beschikken over sterke netwerken binnen de regio. De samenwerking tussen musea en DMO’s creëert zo synergie, waarbij cultuur en toerisme elkaar versterken. Dit vergroot niet alleen het publieksbereik van musea, maar draagt ook bij aan de economische en maatschappelijke vitaliteit van de regio’s.