Evaluatie van ontwerp en implementatie van het leerarrangement (innovatiewerkplaats, living lab) Value in the Valley, een samenwerkingsverband tussen twee hbo-, twee mbo-instellingen, bedrijven en overheden.
MULTIFILE
Op zondag 19 oktober 2014 vond de 39ste editie plaats van de TCS Amsterdam Marathon. Met het oog op de verdere ontwikkeling van het evenement wil organisator Le Champion graag een beter onderbouwd inzicht krijgen in de economische impact van de TCS Amsterdam Marathon. Zij heeft de Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Inholland en Sport2B gevraagd hier onderzoek naar te doen. Daarnaast heeft zij enkele aanvullende vragen geformuleerd over de tevredenheid van deelnemers en bezoekers en over de gezondheidseffecten van de marathon, die op dit onderzoek konden meeliften.
DOCUMENT
Onder de regeling Innovatiearrangement 2005 zijn 21 projecten goedgekeurd en gestart. Tussen eind 2009 en half 2010 hebben deze 21 projecten hun projectperiode beëindigd. Een goed moment om systematisch in kaart te brengen wat in de projecten gerealiseerd is. Daarbij is gekeken naar de doelstellingen die de projecten beoogden, de interventies die ze hebben ontwikkeldom aan de doelstellingen te voldoen en de mate waarin al zicht is op concrete resultaten. De projecten zijn geanalyseerd door de plannen die ze bij aanvang hebben geformuleerd naast de feitelijke realisatie te leggen. Om deze analyse kunnen maken , is gebruikgemaakt van de beschikbare projectdocumenten. Die documenten zijn voornamelijk materiaal dat door de projecten zelf is opgeleverd in het proces van monitor en audit. In dat proces brachten projectbetrokkenen de voortgang van het project zelf in kaart aan de hand van formats: het betrof een projectplan, tussenrapportage, eindrapportage en eventuele onderzoeken (al dan niet door externen uitgevoerd in opdracht van de projectleiders). Daarnaast diende het verslag van de auditcommissie die de projecten halverwege bezoekt en evalueert en een eindbeschouwing door procesmanagers van Het Platform Beroepsonderwijs (HPBO), als bron voor de analyse dit onderzoek.
DOCUMENT
Nederland kent ongeveer 220.000 bedrijfsongevallen per jaar (met 60 mensen die overlijden). Vandaar dat elke werkgever verplicht is om bedrijfshulpverlening (BHV) te organiseren, waaronder BHV-trainingen. Desondanks brengt slechts een-derde van alle bedrijven de arbeidsrisico’s in kaart via een Risico-Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) en blijft het aandeel werknemers met een arbeidsongeval hoog. Daarom wordt er continu geïnnoveerd om BHV-trainingen te optimaliseren, o.a. door middel van Virtual Reality (VR). VR is niet nieuw, maar is wel doorontwikkeld en betaalbaarder geworden. VR biedt de mogelijkheid om veilige realistische BHV-noodsimulaties te ontwikkelen waarbij de cursist het gevoel heeft daar echt te zijn. Ondanks de toename in VR-BHV-trainingen, is er weinig onderzoek gedaan naar het effect van VR in BHV-trainingen en zijn resultaten tegenstrijdig. Daarnaast zijn er nieuwe technologische ontwikkelingen die het mogelijk maken om kijkgedrag te meten in VR m.b.v. Eye-Tracking. Tijdens een BHV-training kan met Eye-Tracking gemeten worden hoe een instructie wordt opgevolgd, of cursisten worden afgeleid en belangrijke elementen (gevaar en oplossingen) waarnemen tijdens de simulatie. Echter, een BHV-training met VR en Eye-Tracking (interacties) bestaat niet. In dit project wordt een prototype ontwikkeld waarin Eye-Tracking wordt verwerkt in een 2021 ontwikkelde VR-BHV-training, waarin noodsituaties zoals een kantoorbrand worden gesimuleerd (de BHVR-toepassing). Door middel van een experiment zal het prototype getest worden om zo voor een deel de vraag te beantwoorden in hoeverre en op welke manier Eye-Tracking in VR een meerwaarde biedt voor (RI&E) BHV-trainingen. Dit project sluit daarmee aan op het missie-gedreven innovatiebeleid ‘De Veiligheidsprofessional’ en helpt het MKB dat vaak middelen en kennis ontbreekt voor onderzoek naar effectiviteit rondom innovatieve-technologieën in educatie/training. Het project levert onder meer een prototype op, een productie-rapport en onderzoeks-artikel, en staat open voor nieuwe deelnemers bij het schrijven van een grotere aanvraag rondom de toepassing en effect van VR en Eye-Tracking in BHV-trainingen.
Nederland staat voor enorme (ver)bouwopgaven. Er moet een miljoen nieuwe woningen worden bijgebouwd en een veelvoud aan gebouwen moet worden verduurzaamd. Daarvoor zijn goed getrainde én gemotiveerde vakmensen nodig. Ook het mkb in de bouw en infra staat hiervoor aan de lat. Juist dat mkb kampt echter met groeiende personeelstekorten en een snel vergrijzend personeelsbestand. Steeds meer mkb bedrijven in de bouw en infra geven aan niet alleen te worstelen met de vraag hoe zij aan voldoende vakmensen komen, maar ook met de vraag hoe zij vakmensen langer, beter en meer duurzaam kunnen inzetten. Daarvoor zeggen mkb bedrijven vooral behoefte te hebben aan slimme manieren om een actueel, volledig en betrouwbaar (‘valide’) inzicht te krijgen van het in hun bedrijf beschikbare vakmanschap. Daarnaast is er behoefte aan professionele hulp bij het inzetten en (langer) inzetbaar houden van vakmensen en aan passende en effectieve begeleiding daarbij. In dit project gaan we met 10 mkb bedrijven in de bouw en infra deze problemen aanpakken. Dat doen we door samen te experimenteren met het 'digitaal skills paspoort voor vakmensen (DSP)'. Het DSP geeft medewerkers en bedrijven een actueel en volledig inzicht in de eigen 'skills voorraad' en de ontwikkeling daarin. Dat inzicht gebruiken we om mkb bedrijven te helpen hun (aankomende) werknemers concrete handvatten te bieden voor verduurzaming van de inzetbaarheid. In vragenlijstonderzoek, in case studies en een cross cases study volgens de methode van realistische evaluatie stellen we vast of én hoe de DSP aanpak mkb bedrijven écht helpt meer vakmensen te vinden, ze langer inzetbaar te houden en daarbij de juiste begeleiding te bieden. We werken intensief samen met een breed consortium van roc’s, hogescholen, sociale partners, mkb bedrijven en kennisinstellingen om onderzoeksresultaten gedurende het project bruikbaar te maken voor (bouw)bedrijven zelf én het middelbaar en hoger beroepsonderwijs.
Er is momenteel een enorme groei op het gebied van consumentenproducten om activiteiten en bewegingen te meten; zowel voor de fitnessindustrie (bv. Fitbit, Jawbone) als in de gaming wereld (bv Kinect, Wii). Bedrijven op het gebied van zorgtechnologie vragen zich af of zij producten en diensten kunnen ontwikkelen op basis van deze technologie. In dit project richten we ons specifiek op de vraag van de bedrijven of met deze producten het valrisico van ouderen kan worden ingeschat. De incidentele metingen in een klinische omgeving kunnen dan worden vervangen door continue metingen in het dagelijks leven. Het onderzoek dat wordt uitgevoerd betreft het bepalen van de nauwkeurigheid, robuustheid en acceptatie van technologie om in realistische omgevingen (hier: woonomgeving en ziekenhuisom-geving) de bewegingskenmerken van ouderen te meten. Het onderzoek wordt ingericht rond de onderzoeksvraag: Hoe kunnen technologieën voor bewegingsregistratie die zich hebben bewezen in een labsetting worden ingezet in de woonomgeving en in het ziekenhuis, ten behoeve van het inschatten van val-risico bij ouderen? Het onderzoek zal worden uitgevoerd in twee parallel lopende cases: valrisico meten in de woon-omgeving en valrisico meten in het ziekenhuis. In beide gevallen wordt een living lab aanpak ge-volgd: de technologische oplossingen van de MKB worden op iteratieve wijze, in de praktijk , be-studeerd en verder ontwikkeld. Ook de inbedding van de technologie in het zorgproces wordt in het onderzoek meegenomen. De kennis die wordt opgedaan zal worden gebruikt door de participerende MKB in nieuwe pro-ducten en diensten. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een multidisciplinair team bestaande uit de Hogeschool van Amsterdam (Domein Digitale Media en Creatieve Industrie en Domein Gezond-heid), de Vrije Universiteit (Bewegingswetenschappen), het AMC (Geriatrie), zorgaanbieders Cor-daan en Amsta en de participerende MKB. De resultaten zullen worden gepresenteerd op twee publieke seminars, in vakbladen en op we-tenschappelijke conferenties.