Deze notitie bevat de afsluitende rapportage van een onderzoek naar de behandeling van bezwaarschriften in vijf gemeenten in Noord-Holland. Dit praktijkgerichte onderzoek moet een burgervriendelijke en oplossingsgerichte werkwijze bij bezwaar dichterbij brengen. Het is in februari 2018 van start gegaan, het veldwerk is in januari 2020 afgerond. Het is uitgevoerd op basis van een subsidie in het kader van de RAAK-Publiek regeling voor praktijkgericht onderzoek aan hogescholen.
De arbeidsmarkt in de Eemsdelta regio staat onder druk: enerzijds telt de regio een relatief groot aantal werkzoekenden, anderzijds dreigen er personeelstekorten in de technische beroepen. Onduidelijk is waar en wanneer die tekorten zich in termen van specifieke opleidingsrichtingen, -niveaus en beroepen zullen aandienen. Regionale actoren hebben behoefte aan die gedetailleerde informatie ten behoeve van arbeidsmarkt- en opleidingsbeleid ter bestrijding en preventie van arbeidsmarktknelpunten. Het Kenniscentrum Arbeid van de Hanzehogeschool Groningen (KCA) heeft een onderzoeksmethodiek ontwikkeld waarmee op structurele wijze meer gedetailleerd inzicht in de toekomstige personeelsbehoefte verkregen kan worden. In 2012 is de methodiek tijdens een pilotproject in de praktijk beproefd. Dit rapport beschrijft de aanpak van de pilot en de daaruit voortgekomen gegevens en resultaten en geeft conclusies en overwegingen richting toekomst voor mogelijke uitrol en opschaling van dit arbeidsmarktonderzoek.
In deze bijdrage wordt verkend welke positie de lokale overheid inneemt bij de aanpak van leegstand van bedrijfsmatig vastgoed en welke implicaties deze opstelling heeft voor het handelen van de publieke professional. Aan de analyse ligt een praktijkconsultatie met vertegenwoordigers van gemeenten, provincies en regionale samenwerkingsverbanden ten grondslag. Deze consultatie had als doel te verkennen wat de praktische obstakels, kennis- en uitvoeringsvragen zijn waar publieke professionals bij hun taakuitvoering tegenaan lopen. Het artikel bespreekt de voornaamste bevindingen van de vraagarticulatie en reflecteert aan de hand hiervan op de verschuivende verhoudingen tussen publieke en private actoren in de aanpak van werk- en winkellocaties. De tekst sluit af met een pleidooi voor de vorming van een regionale community of practice waarin publieke professionals ondersteund kunnen worden bij de ontw
Onze huidige voedselvoorziening wordt gekenmerkt door overmatig gebruik van bestrijdingsmiddelen zoals antibiotica, genetische manipulatie, overdadig veel transport, water en andere grondstoffen worden gebruikt en productieprocessen gebaseerd op fossiele brandstoffen. Ook wordt veel landbouwgrond dusdanig uitgeput dat de kwaliteit van de grond en de diversiteit sterk achteruit gaan. Gezonde en duurzaam geproduceerde voeding zou voor iedereen bereikbaar moeten zijn. Bovendien is er veel leegstand in verschillende regio’s, deze leegstand kan door middel van aquacultuur systemen zeer waardevol worden benut. Dit is de aanleiding geweest om te zoeken naar alternatieve mogelijkheden voor duurzame productie van voedsel binnen de agrifoodsector. Geïntegreerde aquacultuur systemen worden verwacht goed toepasbaar te zijn voor duurzame voedingsproductie. Deze systemen verminderen de afhankelijkheid van de huidige voedselvoorziening van chemie, olie en gas. Bovendien stimuleert het de lokale en regionale economie en schept het duurzame werkgelegenheid. De doelstelling is het sluiten van de materiaalstroomketen, het voorkomen van afvalstoffen en het stimuleren van grondstof besparing. De aanpak van dit project is daarom gericht op de transitie naar circulaire materiaalstromen waarbij hoogwaardig hergebruik van de materialen mogelijk is op een manier waarbij waarde wordt toegevoegd. Hierbij worden mogelijkheden verkent in het kader van de biobased economy en nieuwe business- en verdienmodellen van dergelijke geïntegreerde aquaculturen. De onderzoeksvraag voor A2FISH is welke circulaire business- en verdienmodellen er realiseerbaar zijn voor kansrijke geïntegreerde aquacultuursystemen binnen de agrifoodsector. Om die onderzoeksvraag uiteindelijk te kunnen beantwoorden, zijn een aantal deelvragen geformuleerd: • Welke aquacultuursystemen zijn kansrijk toepasbaar binnen de agrifoodsector? • Aan welke technische en economische aspecten moet een aquacultuursysteem voldoen om te komen tot kansrijke business- en verdienmodellen? • Welke soorten planten kunnen worden met waardevolle inhoudsstoffen kunnen worden gekweekt met de aquacultuursystemen? • Welke soorten gangbaar industrieel visvoer kan worden gefabriceerd uit reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie en welke invloed heeft dit voer als bemesting op de waterkwaliteit? • Hoe ziet een vervolgtraject voor een geïntegreerd circulair aquacultuursysteem eruit en in hoeverre is dit anders dan voor gangbare alternatieven?
De Human Capital Agenda van GroenvermogenNL is de ‘enabler’ voor de ambitieuze activiteiten t.a.v. de productie en transport, op- & overslag van waterstof en de (grootschalige) toepassing ervan in de industrie en de overige toepassingsgebieden zoals mobiliteit & transport en de gebouwde omgeving. Belangrijke voorwaarde voor de realisatie van deze ambities is de voldoende beschikbaarheid van professionals met kennis en vaardigheden van waterstof en de toepassing ervan. Hiervoor moet nieuwe en noodzakelijke kennis snel beschikbaar komen in het reguliere onderwijs en voor de scholing en training van professionals die al werkzaam zijn. Eén van de werkstromen binnen de human capital agenda van GroenvermogenNL is de ontwikkeling en verduurzaming van learning communities rond waterstof. Learning communities zijn in transitieomgevingen een bruikbaar vehikel om derde-orde leren mogelijk te maken. In de energietransitie is zulk derde-orde leren of ook transformatief leren nodig. Dat vindt niet spontaan plaats maar vraagt om een gestructureerde manier van leren, waarin systematisch gewerkt wordt aan het conceptualiseren van complexe problemen, vraagarticulatie en het bedenken van oplossingsstrategieën. Een learning community kan dienen als innovatieruimte waarin kruisbestuiving plaatsvindt tussen verschillende types kennis en vaardigheden. Het project “Aanloopactiviteiten learning communities” is erop gericht om in de projectperiode (2022-2023) in grote lijnen twee met elkaar verweven hoofdactiviteiten uit te voeren, namelijk activiteiten die in de tweede fase zorgen voor daadwerkelijke opschaling én activiteiten die zorgen voor leren en kennisontwikkeling óver leren, werken en innoveren in learning communities. De projectperiode is een voorbereidingsjaar waarin in 6 regio’s gebouwd wordt aan een ecosysteem waarmee de HCA GroenvermogenNL gerealiseerd kan worden. Naast de regionale ontwikkeling zijn er 2 landelijke projecten, het onderhavige rond learning community-ontwikkeling en een project waarin gebouwd wordt aan een kennisplatform.
Hoe zou de wereld er uitzien als de samenwerking tussen school en Veilig Thuis perfect zou zijn? In het bijzonder voor kinderen die het zwaar te verduren hebben door verwaarlozing, misbruik of mishandeling?Doel In dit onderzoek gaan we na wat de belemmerende en bevorderende factoren bij leerkrachten in het primair onderwijs zijn in hun aanpak van kindermishandeling (denk aan signaleren, melden en het toepassen van de verplichte Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling). Ook onderzoeken we het resultaat van een korte interventie waarbij een Veilig Thuis medewerker een gesprek heeft met de leerkracht over diens knelpunten bij deze aanpak. Daarbij gaan we na of deze aanpak de duur van wel gemelde kindermishandeling kan verkorten. Resultaten Inzicht in de verbeterpunten in de samenwerking tussen Veilig Thuis en primair onderwijs bij het signaleren en melden van (vermoedens van) kindermishandeling. Aanbevelingen aan beleidsmakers, jeugdprofessionals en opleidingen. Publicatie in vakblad voor professionals in het primair onderwijs. Publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift Looptijd 01 september 2020 - 01 mei 2022 Aanpak Een medewerker van Veilig Thuis spreekt met de leerkracht op school over de knelpunten die deze leerkracht (of school) ervaart. De bevindingen worden in elk van de betreffende regio’s besproken met de belanghebbende ketenpartners. Ook wordt een bovenregionale expertmeeting gehouden waarin naast de resultaten ook de economische aspecten van deze samenwerking tegen het licht gehouden worden.