Voor studenten die de overstap maken naar het hbo is soms onvoldoende duidelijk welke rol er van hen als student verwacht wordt. In dit onderzoek wordt de hbo-studentenrol verkend door gedragingen en strategieën te identificeren die hbo-studenten moeten beheersen en tonen om succesvol te kunnen studeren. De rolopvattingen van studenten en docenten worden in kaart gebracht, alsmede hun visie op de wijze waarop studenten geholpen kunnen worden om hun weg te vinden in het hbo, de ondersteuning die daarbij nodig is en de vraag hoe, wanneer en door wie die ondersteuning geleverd zou moeten worden. Het onderzoek beoogt daarmee bij te dragen aan de ontwikkeling van praktijken die studenten ondersteunen in het vinden van hun rol in het hbo.
DOCUMENT
Voor studenten die de overstap maken naar het hbo is soms onvoldoende duidelijk welke rol er van hen als student verwacht wordt. In dit onderzoek wordt de hbo-studentenrol verkend door gedragingen en strategieën te identificeren die hbo-studenten moeten beheersen en tonen om succesvol te kunnen studeren. De rolopvattingen van studenten en docenten worden in kaart gebracht, alsmede hun visie op de wijze waarop studenten geholpen kunnen worden om hun weg te vinden in het hbo, de ondersteuning die daarbij nodig is en de vraag hoe, wanneer en door wie die ondersteuning geleverd zou moeten worden. Het onderzoek beoogt daarmee bij te dragen aan de ontwikkeling van praktijken die studenten ondersteunen in het vinden van hun rol in het hbo.
DOCUMENT
Samenvattend hebben vrijwilligers en professionals een gezamenlijke verantwoordelijkheid in het bieden van adequate ondersteuning en dienen ze op harmonische wijze met elkaar samen te werken, wil er optimale ondersteuning geboden worden aan jeugdigen en/of hun gezinnen met een ondersteuningsvraag. Dit vraagt inzicht en duidelijkheid in de rol- en taakverdeling tussen beide typen ondersteuners en de daarmee gepaard gaande grenzen en verantwoordelijkheden. Vanuit de praktijk en eerder onderzoek blijkt echter dat vrijwilligers en professionals nog zoekende zijn naar heldere rolopvattingen en daarmee wat zij wel en niet van elkaar kunnen verwachten (Jansen, 2015; Scholten, 2016; Grootegoed et al., 2018). Een zoektocht die volgens Post (2017) nog eens wordt bemoeilijkt door verschillen en verschuivingen in interpretaties van centrale begrippen in de transformatie. De Utrechtse jeugdregio’s Eemland, Food Valley en Utrecht-stad hebben het lectoraat Jeugd van de Hogeschool Utrecht dan ook de vraag gesteld om te onderzoeken hoe het samenspel tussen vrijwilligers en professionals binnen hun regio verloopt.
DOCUMENT
In our work as lecturers, teachers, researchers, coaches or managers in a university of applied sciences, we do feel that the amount and variety of societal challenges on higher vocational education (HVE) is growing. Institutions in HE are in a process of transforming from traditional ‘either or’ research or education institutions into more complex hybrid knowledge institutions. Nowadays, universities of applied sciences (as institutions for HVE) in The Netherlands have three main objectives: providing education, conducting practice-oriented research to add to the professional knowledge base, and contributing to innovation in the professional fields of work. Education, research and innovation form the three pillars in the strategy of Dutch Universities of Applied Sciences (Educational Council of The Netherlands, 2015). These changing societal demands form an impetus for educational reform and innovation at both organizational and individual employee levels (Cummings & Shin, 2014). Changes in context and roles lead to questions: As a teacher/lecturer/researcher, how do I relate to the different stakeholders? What is the real meaning of being a ‘good’ lecturer or researcher in creating added values, and for whom? Some propose that the new challenges concern everybody and thus should be everyone’s job. But when everything becomes everyone’s job, how can we really realize the required added values? Others promote a more differentiated approach of accurately fitting talents and tasks to create the flow and employee satisfaction that is needed to realize the desired outcomes. But then how do we work together and cooperate with such an individualistic approach? These opposing positions in the discourse concern the question of how to define the ‘professional me’ amongst the ‘we’. In other words, the challenge is how we define and navigate our professional identities within the context of a dynamic multiple-identity organization with increasing pressures for professional diversity (Foreman & Whetten, 2002; Aangenendt, 2015).
DOCUMENT
In 2015 startte het lectoraat Boundary crossing praktijken van opleiders en onderzoekers bij Aeres Hogeschool Wageningen (AHW, toen nog Stoas Wageningen | Vilentum Hogeschool). We zijn het lectoraat later Grenspraktijken van opleiders en onderzoekers gaan noemen. Het lectoraat wordt momenteel bemensd door lector Niek van den Berg en docentonderzoekers Arjen Nawijn, Sara Albone en Hanneke Maassen. Intern werken we samen met de andere lectoraten van de onderzoeksgroep en met de opleidingen van AHW. Ook werken we onder meer samen met Aeres vmbo en mbo (over onderzoek in de scholen), met Marco Mazereeuw en Lisette Munneke in EAPRIL Cloud 11 over de methodologie van praktijk(gericht)onderzoek, en met onderzoekers en onderwijsprofessionals in diverse projecten. Het huidige eerste hoofdstuk beschrijft hoe het lectoraat tot stand kwam en hoe het begrippenkader zich vormde tot de eerste openbare les van januari 2016. Daarna gaan de volgende hoofdstukken over de vier werklijnen van het lectoraat in de afgelopen jaren. Het slothoofdstuk gaat over de ideeën voor het vervolg.
DOCUMENT
In het Expeditie-onderzoek is vanuit een systeemperspectief op micro-, meso- en macroniveau en in verschillende sectoren van het onderwijsveld gekeken naar of en hoe adaptief vermogen zich bij onderwijsprofessionals manifesteert. In het eindrapport presenteren we de bevindingen van het Expeditie-onderzoek in antwoord op de hoofdvraag: Op welke wijze is sprake van adaptief vermogen in het Nederlandse onderwijsveld in de wisselwerking tussen micro- (individu), meso- (organisatie) en macroniveau (opleiding en beleid) van leraarschap en wat zijn de belangrijkste kenmerken en verklarende en transfereerbare mechanismen van dit adaptief vermogen? Om die vraag te beantwoorden, hebben we gekeken naar manifestaties van adaptief vermogen in het systeem leraarschap, de beleving van onderwijsprofessionals bij veranderingen en factoren en mechanismen die daarbij een rol spelen. In het Expeditie-onderzoek ontdekten we dat twee kenmerken (naast andere kenmerken) die van invloed lijken te zijn op adaptief vermogen – systeem- en toekomstbewustzijn – waarover in de literatuur minder bekend is. In het eindrapport beschrijven we hoe systeem- en toekomstbewustzijn zich manifesteren in het systeem in de context van verandering. In de uitvoering van het onderzoek is gewerkt vanuit een specifieke benadering van sociaal-wetenschappelijk onderzoek genaamd kristallisatie. Kristallisatie omvat het gebruik van diverse onderzoeksmethoden, van wetenschappelijke methoden en technieken tot het inzetten van creatieve werkvormen) om een veelzijdig begrip van complexe vraagstukken te ontwikkelen. In de Expeditie hebben we kristallisatie vertaald naar zeven bouwstenen: literatuurstudie, praktijkvalidatie, TeacherTapp, veldstudie, kunst dialoog methoden, interventiestudie en vignettenstudie. De resultaten van uit de bouwstenen van het Expeditie-onderzoek zijn samengebracht in een model van adaptief vermogen voor het navigeren naar toekomstbestendig leraarschap. Implicaties voor wetenschap en praktijk zijn opgenomen in het rapport.
MULTIFILE
De training Digital Storytelling en opleiding tot trainer Digital Storytelling worden door het lectoraat Vernieuwende Opleidingsmethodiek en -didactiek van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht samen met de Faculteit Maatschappij en Recht van de Hogeschool Utrecht uitgewerkt tot een multimediale methode voor pedagogen, docenten, coaches, opleiders, leraren en social workers.
DOCUMENT
Boekje uitgegeven ter gelegenheid van de afronding van lectoraat Grenspraktijken van opleiders en onderzoekers bij Aeres Hogeschool Wageningen op 26 juni 2025.Dit boekje gaat vooral over de dynamiek en interactie in intensieve gezamenlijke grenspraktijken. Het geeft een beeld van inzichten die ruim tien jaar lectoraat hebben opgeleverd. In de vele bijdragen in tekstkaders vertellen collega’s hoe de samenwerking in en met het lectoraat voor hen doorwerkt. Hiermee is dit boekje dus zelf ook weer in Grenspraktijken tot stand gekomen. Hopelijk is het een aanzet en inspiratiebron om te houden voor grenswerk en om dat verder te versterken.In de volgende hoofdstukken wordt aangegeven hoe het lectoraat is ontstaan en hoe het conceptueel kader zich heeft ontwikkeld (hoofdstuk 1). Daarna een beschrijving van de opbrengsten van de huidige drie werklijnen van het lectoraat: - opleiden en professionaliseren van onderzoekende educatieve professionals (hoofdstuk 2); - samen onderzoekend werken in het mbo (hoofdstuk 3); - de eigen aard van praktijk(gericht)onderzoek (hoofdstuk 4, 5 en 6).Waar de eerstgenoemde werklijn AHW als context heeft, heeft de tweede vooral betrekking op het mbo. De derde werklijn richt zich breder op de vraag naar de eigen aard van praktijk(gericht)onderzoek en komt in drie hoofdstukken aan bod. Die gaan achtereenvolgens over onderzoekssamenwerkingen, kwaliteitsdilemma’s in praktijk(gericht)onderzoek, en creativiteit in onderzoek.
DOCUMENT
Rede van Lector Lilian Linders, Lectoraat Empowerment en Professionalisering Het is niet bepaald voor het eerst in de geschiedenis van sociaal georiënteerde opleidingen dat het gedachtegoed van empowerment op de agenda staat. Toen ik ongeveer 40 jaar geleden begon als student aan de ‘Sociale Academie’ kregen wij al les over empowerment en eigen kracht, over Paulo Freire, Ivan Illich en Hans Achterhuis. We werden waarschuwend toegesproken over dat het doel van deze opleiding was te leren hoe we onszelf zo snel mogelijk overbodig konden maken. En dat instituties het grote kwaad van de samenleving zijn, die zo snel mogelijk omver geworpen moesten worden. Vervolgens ging ik stage lopen in een grootschalige psychiatrische inrichting. Daar was het snel gedaan met het realiseren van wat toen ook mijn idealen waren. Het was slikken of stikken: conformeren of een onvoldoende halen voor mijn stage. Ik pruttelde nog wat na, haalde bakzeil en een jaar later mijn diploma. Vervolgens ben ik door gaan studeren, want ik moest er niet aan denken dat ik zou moeten werken in deze sector. Maar wat mij nooit heeft losgelaten is dat ik in mijn stagejaar geen enkele cliënt zag verbeteren. En dat de enigen die zogenaamd met ontslag gingen ‘patiënten’ waren die wegliepen en voortijdig de behandeling afbraken. Mijn hart brak voor degenen die achterbleven in deze verstikkende setting. Waar de vaak jonge mensen bij binnenkomst nog erg op mij en mijn vrienden leken, veranderden zij gaandeweg in gedrogeerde zombies. Het enige waar ze heel goed in werden, leek het zich eigen maken van therapeutentaal. Zelf werden we daar trouwens ook meesters in. Want als personeel moesten we ook flink onder het therapeutische mes. We hadden wekelijks verplichte therapie voor stagiaires. Daarnaast hadden we therapie met de collega’s van de open setting van de bovenbouw en de gesloten setting van de onderbouw. Het vaste personeel had ook nog therapie met hun partners erbij. Gewapend met tissues en papieren zakdoekjes togen wij dus frequent naar de therapieruimte. Tijdens deze sessies ging het geen enkel moment over ons werk. We hadden het alleen over onszelf. Het waren rare tijden…
DOCUMENT
ICT is veel meer dan een hulpmiddel bij onderwijs en opleiding: zij provoceert een voortdurend nieuwe kijk op de essentie van leren en daarmee ook op het leraarschap. Opvallend is dat ICT in onderwijs penetreert nog voordat er enig model of theorievorming over haar bijdrage gevormd is; dat is pragmatisch en opportunistisch. Sterker nog: als we achteraf kijken naar hervormingen van onderwijsopvattingen, dan worden ze vaak aangedreven door technologische innovaties op dat moment: de entree van de boekdruk, telecommunicatie, computersystemen en virtuele realiteit. Binnenkort zullen we ingrijpende invloeden zien vanuit de biotechnologie, genetische modificatie, nanotechnologie etcetera. De huidige stap van laptop naar het veelkunnende mobieltje is er slechts één van de lange rij ICT-hulpmiddelen die er nog aan gaan komen. Als we de trend van ICT in onderwijs doortrekken, dan valt te verwachten dat 'mobiel leren' vooral zal leiden tot 'ubiquitous learning': overal- en voortdurend leren. Het begrip 'learning by heart' krijgt opnieuw betekenis: niet alleen het 'van buiten' leren, maar het opbouwen van een relatie met het onderwerp dat je bestudeert. De persoon van de docent wordt nog belangrijker dan hij nu al is. Mobiele communicatie gaat haar eerste vruchten afwerpen bij het 'voortdurend leren' van de docent. Het mobieltje en de on-line PDA gaan hierin een cruciale rol spelen. De Fontys lerarenopleidingen nemen met enthousiasme deze voortrekkersrol op zich. Het lectoraat Educatieve Functies van ICT begeleidt docenten en promovendi hierbij.
DOCUMENT