Werkgroep Het Groene Spoor van de Vereniging Duurzaam Soesterkwartier uit Amersfoort is ervan overtuigd dat het vestigen van een groen-recreatieve verbinding tussen binnenstad en buitengebied een oplossing kan zijn voor de maatschappelijke en de stedenbouwkundige opgaven waar Amersfoort zich mee geconfronteerd ziet. Deze groen-recreatieve verbinding heeft ze Het Groene Spoor genoemd. In dit rapport wordt deze hypothese getoetst door allereerst de maatschappelijke en de stedenbouwkundige opgaven verder uit te werken, en dievervolgens af te zetten tegen een op studiegebieds-niveau en perceelsniveau ingevulde inrichting voor Het Groene Spoor. Leidende concepten in het onderzoek waren Hergebruik Van Ruimte, Tijdelijke Ruimtelijke Ordening en Meervoudig Ruimtegebruik.
MULTIFILE
Brownfields is een container begrip voor verlaten, ondergebruikte, verloederde en her te gebruiken gebieden. Ze bestaan uit (voormalige) industriële, militaire, infrastructurele en commerciële terreinen. Brownfields kennen milieuproblemen als gevolg van (bodem)verontreiniging, vastgoedproblemen en/of sociale problemen, of het beeld bestaat dat deze problemen er zijn. De problematiek kan dus zowel reëel als vermoed zijn. Hergebruik van Brownfields vraagt om maatregelen. Brownfields zijn niet eenduidig en verschillen in omvang, problematiek, historie, sociale en fysieke omgeving. Brownfields zijn dus geen eenduidige gebieden, waardoor een eenduidige aanpak ook niet mogelijk is. Brownfields zijn veelal verweven in hun stedelijke omgeving. Zij hebben impact op deze omgeving, en de omgeving op hen. Herontwikkelen van voornoemde ‘klassieke’ brownfields vraagt dan ook per definitie een stedelijke gebiedsontwikkelingsaanpak. Een herontwikkeling van brownfields kan ecologisch, economische en sociale voordelen voor zijn omgeving hebben. Herontwikkeling vraagt minder gebruik van nieuwe infrastructuurwerken en een intensiever ruimtegebruik dan bij greenfields en kan daarom efficiënter in ruimtegebruik zijn. Ook kan een diensten-intensieve herontwikkeling van brownfields substantieel bijdragen aan de regionale en zelfs nationale economie. Een herontwikkeling van Brownfields is veelal niet zelfstandig rendabel: sluitende exploitatie op projectniveau is lastig. Investeren van publiek geld in Brownfields is echter wel aantrekkelijk: de private multiplier kan van een factor vijf tot zelfs het meervoudig oplopen.
MULTIFILE
Inzicht in de bedrijfsafvalstromen in steden, op basis van gecombineerde data en expertsessies met meerdere partijen in de bedrijfsafvalbranche en bij gemeentes. Er is in steden nauwelijks zicht op wat er aan bedrijfsafval vrijkomt, en hoe dit wordt ingezameld. De gegevens ontbreken, of zijn in handen van verschillende private partijen en worden onderling niet gedeeld. Hierdoor staan bereikbaarheid en ruimtegebruik onder druk en is er geen zicht op de potentie van circulaire modellen. Het doel van dit project is om inzicht te krijgen in bedrijfsafvalstromen in steden door data van meerdere bedrijfsafvalinzamelaars en gemeentes te combineren. Zowel inzamelaars (vanuit hun uitvoerende taak) als overheid (vanuit haar regulerende taak) hebben hier belang bij. De verkregen inzichten vormen de basis voor een dialoog over innovaties op het gebied van circulaire reststroom modellen. Met dit inzicht kunnen wiskundige modellen voor efficiëntere inzameling en benutting van reststromen in de circulaire stad worden ontwikkeld. Daarbij kan door monitoring van reststromen de druk van bedrijfsafvalinzameling op de leefomgeving worden verminderd met data gedreven logistieke modellen (zoals betere voertuigmodaliteit, afvalscheiding, routes). De kennis wordt samengebracht door- en gedeeld met deelnemende consortiumpartners, die tezamen het grootste deel van het bedrijfsafval inzamelen.
Dit voorstel betreft een onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van een nieuw biocomposiet in het circulaire bouwproces. Met behulp van innovatieve digitale ontwerp- en productietechnieken wordt onderzocht hoe en waar het biocomposiet, zowel functioneel als esthetisch, hoogwaardig toegepast kan worden in de bouw, met het circulaire paviljoen ‘Waterfront’ als testcase. Het onderzoek wordt uitgevoerd door het onderzoeksprogramma Urban Technology van de Hogeschool van Amsterdam, Studio Samira Boon en NEXT architects. De rijksoverheid heeft als doelstelling dat niet alleen alle nieuwbouwwoningen per 2020 energieneutraal gebouwd moeten worden, maar ook dat per 2050 alle bouw in Nederland circulair moet zijn. In de “Transitieagenda circulaire bouweconomie 2018” is de strategie hiervoor opgesteld. Het bouwproject ‘Paviljoen Waterfront’ is een test op basis van de ambities die de rijksoverheid heeft voor Nederland in 2023: energie neutraal EN circulair. Het door de HvA ontwikkelde circulaire biocomposiet lijkt een uitermate geschikt materiaal voor architectonische toepassingen binnen de circulaire bouw. Het is echter een halffabrikaat, zacht als vilt op rol (plaat), en door de unieke eigenschappen ook met digitale nabewerkingstechieken te bewerken. Origamitechnieken kunnen middels patronen van zachte buiglijnen en harde vlakken belangrijke eigenschappen, o.a. draagkracht, flexibiliteit en akoestiek, toevoegen aan een vlak materiaal. Daarom lijkt een combinatie van dit biocomposiet, origami techniek en digitale productie een ultieme combinatie. Studio Samira Boon heeft jarenlange ervaring in het gebruik van origamitechnieken voor textiele 3D constructie en heeft de vraag of deze techniek ook op circulair biocomposiet kan worden toegepast. Next Architects ziet een kans om vernieuwende circulaire bouwconcepten met biocomposiet te ontwerpen, als dit materiaal eenvoudig en flexibel kan worden toegepast. Door dit onderzoek beogen betrokken partijen kennis te verwerven zodat dit materiaal kan worden verwerkt tot visueel aantrekkelijke 3D producten ten behoeve van klimaatbeheersing, akoestiek en flexibel ruimtegebruik in de circulaire bouweconomie.
Door veranderingen in landgebruik en klimaat en daarmee samenhangende veranderingen in biotoop, voedselbeschikbaarheid en predatiedruk, blijven de aantallen weidevogels in Nederland dalen, ondanks jarenlange inspanningen om ze te beschermen. Met de huidige kleine weidevogelpopulaties ligt er veel nadruk op predatiedruk. Predatiedruk is niet alleen afhankelijk van aantallen predatoren en potentiële prooien in het broedseizoen, maar ook van terreinbeheer en ruimtegebruik van al die soorten door het jaar heen. Daarvoor zijn continue beschikbare gegevens over het voorkomen en gedrag van dieren in het veld, gecombineerd met gegevens over de kwaliteit van de biotoop en het beheer essentieel. Deze vorm van integrale jaarrond beheermonitoring staat echter pas in de kinderschoenen. Op dit moment zijn er veel nieuwe technieken in ontwikkeling die kunnen bijdragen aan het verbeteren van de beheermonitoring, zoals de inzet van wildlife camera’s, drones, satellieten en citizen science. Helaas zijn data uit deze monitoring versnipperd over verschillende databases en is een integrale en betrouwbare beoordelingssystematiek van deze data momenteel niet voorhanden. Daardoor worden de mogelijkheden van het gebruik van dit soort data op dit moment nog onderschat en onderbenut. Hierdoor blijven kansen voor verbetering van de bescherming van weidevogels liggen. Het doel van dit project is om een kennissysteem te ontwikkelen dat beschikbare data uit meerdere bronnen integreert en toepasbaar maakt voor onderbouwen van keuzes in biotoop- en populatiebeheer voor het duurzaam beheer van weidevogelgebieden. Dit detectie- en analysesysteem wordt in een co-creatieproces met eindgebruikers, beheerders, dataverzamelaars en systeemontwikkelaars opgesteld aan de hand van een iteratieve monitoring- en evaluatieserie in drie weidevogelgebieden. De volgorde van die gebieden is gekozen met het oog op toenemende naïviteit met betrekking tot hoogtechnologische bronnen en toenemende complexiteit van de vraagstukken. Daarnaast wordt een sensorintensieve meting georganiseerd om verschillende databronnen aan elkaar te kalibreren.