De meeste risicodialogen worden gevoerd met professionals en op basis van kaarten en modellen. Burgers hebben tot nu toe in Nederland nog maar amper een rol in de risicodialogen die gehouden worden binnen het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie . Dat is wonderlijk, want zij ervaren aan den lijve waar het heet is in de stad en wat dat met hen doet. Zij zijn als het ware de ultieme graadmeters en ervaren dus ook welke maatregelen effectief zijn tegen hitte. Door burgers te betrekken bij het thema hitte en ze hun ervaringen en ideeën voor oplossingen te laten delen, kunnen zij een bijdrage leveren aan de risicodialoog en uiteindelijk ook aan de realisatie van een hittebestendige stad. Bovendien, wat het klimaatvraagstuk vraagt, is de EXTRA aandacht voor groepen mensen die je normaal gesproken niet betrekt of bereikt, mensen die je echt moet gaan opzoeken en waarvoor je de tijd moet nemen. Daar zitten ook vaak de meest kwetsbare groepen tussen die hun eigen beleving hebben van de zaken die professionals (wel of niet) bedreigingen noemen. Daarnaast wordt er in een risicodialoog met burgers veel minder binnen de lijntjes gekleurd en binnen hokjes gedacht dan wanneer deze met professionals wordt gehouden. Een dialoog met professionals bestaat veel meer uit antwoorden die in lijn zijn met de mores van het werkveld.
Klimaatverandering zet de leefbaarheid in grote steden onder druk. Volgens de KNMI’21 scenario’s moeten we in de toekomst rekening houden met hogere temperaturen, nattere winters, heftigere buien en drogere zomers. Om ons voor te bereiden op de risico’s van extreem weer zijn aanpassingen aan de leefomgeving nodig, ofwel klimaatadaptatie. Nederlandse gemeenten hebben de ambitie om in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te zijn. Om dat te halen moet elke ‘schop in de grond’ worden benut. Gemeenten hanteren echter veel verschillende richtlijnen ten aanzien van klimaatbestendig en waterrobuust. Ook een gedetaileerd overzicht aan gerealiseerde adaptatieprojecten en de effectiviteit hiervan ontbreekt. Gemeenten kunnen daardoor moeilijk antwoord geven op de vraag hoe ver zij zijn in de realisatie van hun ambitie om in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te zijn ingericht en kunnen daardoor niet bepalen wat nog nodig is in toekomstige plannen. Tijdens de vraagarticulatie in drie adaptatieregio’s gaven publieke partijen dan ook aan hier ondersteuning bij nodig te hebben en kennis en ervaringen te willen uitwisselen. Het doel van het project de Klimaat-Adaptatie-Monitor (KAM) is dan ook gemeenten te helpen met klimaatadaptatie door samen een monitor voor klimaatadaptatie te ontwikkelen. De vraag die daarin centraal staat is: Op welke wijze kunnen gemeenten monitoren hoezeer ze hun doelen ten aanzien van klimaatbestendigheid richting 2050 in de praktijk bereiken en indien nodig bijsturen? Het project de Klimaat-Adaptatie-Monitor brengt een consortium samen van circa vijftig publieke partijen (drie Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (DPRA) werkregio’s bestaande uit gemeenten en waterschappen), twee kennisinstellingen, vier MKB-ondernemingen en een ingenieursbureau. Dit consortium gaat onderzoek doen naar de implementatie van klimaatadaptatie in de praktijk en de ontwikkeling van een monitor voor de klimaatadaptatie, teneinde de gemeentelijke professional te ondersteunen en weloverwogen de klimaatadaptatie samen te versnellen.