Sinds een aantal jaren is het beleid in Nederland dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig wonen. Vooral geclusterde woonvormen met zelfstandige wooneenheden en een ontmoetingsruimte zijn populair. Het initiatief hiertoe wordt veelal genomen door een woningcorporatie of projectontwikkelaar, maar ook steeds vaker door groepen ouderen. Zij willen zelfstandig maar geclusterd wonen om een gemeenschap te vormen, samen activiteiten te ondernemen en naar elkaar om te kijken. Maar in hoeverre voldoet dit samenwonen aan hun verwachtingen?
LINK
Onderzoeksrapport van het lectoraat Toegankelijkheid van het Recht over de toegang tot basisbehoeften van Oekraïense ontheemden in Nederland in Nederland.
DOCUMENT
Nu ouderen worden geacht zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, blijkt er grote behoefte aan woonvormen die tussen zelfstandig wonen in de eigen woning en het verpleeghuis in liggen. Dit heeft geleid tot het ontstaan van allerlei nieuwe woonvormen, waarvan een belangrijk deel is gericht op geclusterd wonen. Hiermee wordt bevorderd dat ouderen elkaar ontmoeten en wordt beoogd eenzaamheid tegen te gaan en het welzijn van de ouderen te verhogen. Deze geclusterde woonvormen variëren van appartementencomplexen met een ontmoetingsruimte tot wooncomplexen die gerealiseerd worden voor en/of door een groep ouderen die er bewust voor kiezen met gelijkgestemden samen te gaan wonen, om samen activiteiten te ondernemen en naar elkaar om te kijken.Aan het bouwen van geclusterde woonvormen voor gelijkgestemde zelfstandig wonende ouderen liggen de hypothesen ten grondslag dat als deze ouderen bij elkaar gaan wonen, zij gezamenlijk activiteiten gaan ondernemen en naar elkaar omkijken, en dat zij hierdoor langer zelfstandig kunnen blijven wonen en minder, of minder snel, een beroep zullen doen op formele betaalde (thuis)zorg en ondersteuning. Vanuit het Netwerk Vitaliteit worden deze hypothesen onderzocht en is een onderzoeksplan opgesteld voor een langjarig onderzoek. Onderdeel van fase 1 is een kwalitatief onderzoek naar de relatie tussen het type geclusterde woonvorm en het welzijn dat ouderen ervaren. Dit onderzoek is uitgevoerd door het lectoraat Gezonde Stad van de Hanzehogeschool Groningen. In dit rapport wordt voor “naar elkaar omkijken” de term “noaberschap” gebruikt.De onderzoeksvragen zijn:1. Wat voor ontmoetingsplekken en andere voorzieningen vinden de bewoners belangrijk en hoe worden die gebruikt?2. Wat voor onderlinge sociale contacten hebben de bewoners en wat doen zij samen?3. Hoe kijken de bewoners aan tegen noaberschap en hoe pakt dat uit in de praktijk?4. Heeft het samenwonen binnen een geclusterde woonvorm voor ouderen waarbij bewust wordt gekozen voor noaberschap meerwaarde ten opzichte van samenwonen binnen een geclusterde woonvorm waarbij niet bewust wordt gekozen voor noaberschap, en zo ja, wat is die meerwaarde?De data zijn verzameld door middel van interviews met bewoners van acht geclusterde woonvormen voor senioren. Vier van deze wooncomplexen zijn gericht op ouderen die er bewust voor kiezen samen te wonen met een groep gelijkgestemden die naar elkaar willen omkijken. Bij de andere vier wooncomplexen kiezen ouderen er niet bewust voor naar elkaar om te kijken.Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de respondenten van de wooncomplexen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap over het geheel genomen (nog) tevredener zijn dan de respondenten van de andere wooncomplexen, dat zij meer gebruik maken van de ontmoetingsruimte, dat zij meer sociale contacten hebben en minder last van eenzaamheid, dat zij vaker deelnemen aan gezamenlijke activiteiten, dat zij vaker hulp ontvangen van of bieden aan medebewoners en dat zij er meer op vertrouwen dat medebewoners ook in de toekomst bereid zullen zijn andere bewoners inclusief henzelf hulp te bieden.5Het onderzoek resulteert in de volgende aanbevelingen:Voor de initiatiefnemers van wooncomplexen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap:1. Bij de start van een wooncomplex de bewoners begeleiding aanbieden bij het bestuur van de bewonersvereniging en het vormgeven van zelforganisatie, op een zodanige wijze dat deze begeleiding aansluit bij de eigen initiatieven van de bewoners en deze versterkt.2. Continue aandacht voor het realiseren van qua leeftijd divers samengestelde bewonersgroepen, zowel voor bestaande als nieuwe wooncomplexen.Voor het bestuur van de bewonersvereniging:3. Samen met alle bewoners afspraken maken over wat er uit de gezamenlijke pot wordt betaald en wat niet.Voor de onderzoekers van het Netwerk Vitaliteit:4. Vervolgonderzoek naar geclusterde woonvormen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap met betrekking tot:o in hoeverre het zowel de tweede lichting bewoners als bewoners van de sociale huurwoningen lukt er tussen te komen bij de eerste groep bewoners die met elkaar is gestart en wat hiervoor succesfactoren zijn;o In hoeverre en hoe bewoners elkaar daadwerkelijk ondersteunen als een deel van hen meer hulp nodig heeft en wat succesfactoren zijn om te bewerkstelligen dat bewoners elkaar zo goed en zo lang mogelijk ondersteunen en zich hierbij ook prettig voelen.5. Vervolgonderzoek naar succesfactoren die ertoe bijdragen dat bewoners van geclusterde woonvormen op een prettige manier contact met elkaar hebben en eenzaamheid wordt tegengegaan.
DOCUMENT
De respondenten van de wooncomplexen voor ouderen die bewust kiezen voor noaberschap zijn over het geheel genomen (nog) tevredener dan de respondenten van de andere wooncomplexen. Zij maken meer gebruik van de ontmoetingsruimte, hebben meer sociale contacten en minder last van eenzaamheid. Ook nemen zij vaker deel aan gezamenlijke activiteiten. Verder ontvangen zij vaker hulp van medebewoners en bieden zij ook vaker hulp aan. Tot slot vertrouwen zij er meer op dat medebewoners ook in de toekomst bereid zullen zijn andere bewoners inclusief henzelf hulp te bieden.Nederland vergrijst in hoog tempo. Dit levert verschillende maatschappelijke vraagstukken op, waaronder het realiseren van passende woon- en zorgvormen voor senioren. Zo kiezen steeds meer groepen ouderen ervoor om samen met gelijkgestemden te gaan samenwonen. Dit gebeurt bijvoorbeeld binnen wooncomplexen zoals Knarrenhof, of het Groningse Ebbingehof.erondersteld wordt dat ouderen binnen deze wooncomplexen vaker samen activiteiten ondernemen en meer naar elkaar omkijken, ook wel noaberschap geheten. Hierdoor zouden zij langer zelfstandig kunnen blijven wonen en minder, of minder snel, formele zorg nodig hebben. Dit zou betekenen dat zij meer welzijn ervaren dan bewoners van een “standaard” geclusterde woonvorm voor ouderen, zoals een seniorenappartement met ontmoetingsruimte. Het lectoraat Gezonde Stad heeft deze aanname onderzocht.De data zijn verzameld door middel van interviews met bewoners van acht geclusterde woonvormen voor senioren. Vier van deze wooncomplexen zijn gericht op ouderen die er bewust voor kiezen samen te wonen met een groep gelijkgestemden die naar elkaar willen omkijken. Bij de andere vier wooncomplexen kiezen ouderen niet actief voor noaberschap. De interviews zijn afgenomen door studenten van de Hanzehogeschool en Hogeschool Rotterdam.Doel van het onderzoek is na te gaan of bewoners van een wooncomplex voor senioren waarbij bewust wordt gekozen voor noaberschap, meer samen doen en meer naar elkaar omkijken dan bewoners van een wooncomplex waar noaberschap geen bewuste keuze is.Dit onderzoek is onderdeel van een langjarig onderzoek vanuit het Netwerk Vitaliteit.
Wat leren we uit onderzoek naar gemengde-woonprojecten? Hoe kijken bewoners, medewerkers van woningcorporaties, zorg- en opvangorganisaties en gemeenten naar deze vormen van huisvesting? Onderzoekers en studenten van de Hogeschool Utrecht onderzoeken in de regio Utrecht en daarbuiten wat er nodig is om goede buren van elkaar te worden in dit soort woonprojecten. De Ontwikkelwerkplaats Gemengd Wonen (2016-2019) vormde de start daarvan, inmiddels gevolgd door meerdere evaluaties en actie-onderzoeken in de regio Utrecht en daarbuiten. De Hogeschool deelt haar kennis met de praktijk ook via de landelijke Leergang Gemengd Wonen en door middel van presentaties en publicaties.
Wat leren we uit onderzoek naar gemengde-woonprojecten? Hoe kijken bewoners, medewerkers van woningcorporaties, zorg- en opvangorganisaties en gemeenten naar deze vormen van huisvesting? Onderzoekers en studenten van de Hogeschool Utrecht onderzoeken in de regio Utrecht en daarbuiten wat er nodig is om goede buren van elkaar te worden in dit soort woonprojecten. De Ontwikkelwerkplaats Gemengd Wonen (2016-2019) vormde de start daarvan, inmiddels gevolgd door meerdere evaluaties en actie-onderzoeken in de regio Utrecht en daarbuiten. De Hogeschool deelt haar kennis met de praktijk ook via de landelijke Leergang Gemengd Wonen en door middel van presentaties en publicaties.Doel Er is steeds meer belangstelling voor gemengd wonen. Gemengd wonen gaat over woonprojecten waarbinnen verschillende groepen mensen doelbewust en in een georganiseerd verband samen wonen, contact onderhouden en soms ook gezamenlijk activiteiten ondernemen. In gemengde-woonprojecten wonen reguliere huurders samen met bewoners die (tijdelijk) ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld mensen die eerder dak- of thuisloos waren, jongeren met een licht verstandelijke beperking, mensen die psychisch kwetsbaar zijn of statushouders. In onze onderzoeken kijken we naar de positieve en negatieve ervaringen van bewoners, medewerkers en bestuurders van deze bijzondere wooncomplexen. En trekken we lessen voor bestaande en toekomstige projecten. Resultaten Wat hebben we tot nu toe geleerd uit ons onderzoek? In de publicaties hieronder (onderzoeksrapporten en mediapublicaties) worden veel lessen getrokken. Enkele belangrijke zijn: Gemengd wonen biedt passende huisvesting voor een brede groep mensen, waaronder huurders die (tijdelijk) ondersteuning nodig hebben. Om de woonprojecten te laten slagen moeten huisvestingsorganisaties (vaak maar niet alleen woningcorporaties), zorg- of opvangorganisaties en gemeenten al vanaf de eerste voorbereiding samen optrekken en dat ook blijven doen. Bewoners van gemengd wonen zijn over het algemeen tevreden. Ze ervaren een positieve sociale controle, hebben het gevoel erbij te horen en te kunnen bijdragen aan een prettige woonomgeving. ‘Goede buur’ van elkaar proberen te zijn is het belangrijkste dat de bewoners kunnen doen. Voor de rest moeten de verwachtingen niet te hoog gesteld worden. Een gemeenschap ontstaat niet vanzelf. Verschillen in belevingswereld zorgen soms voor ongemak en onbegrip. Bewoners zijn gebaat bij goede raad voor de onderlinge omgang. De eigen inzet van bewoners voor hun woon-community is belangrijk en waardevol. Ze is gebaat bij sterk sociaal beheer en een goede begeleiding van individuele bewoners én de community. Publicaties Welkom in onze woonkamer. Gemeenten willen door met gemengd wonen. ('23) Eerst een thuis Utrecht. ('23) Psychische zorg voor statushouders toegankelijker ('23) Een goede woonstart ('23) Wat we kunnen leren van eerdere projecten waarin jongeren en statushouders samenwonen ('22) Verslag webinar maart '22: Gemengd wonen: weinig nodig voor een landelijk succes. Goed wonen! Evaluatie van het gemengd-wonenproject De Molen in Houten (feb '22). Trouw.nl: wie een goede buur wil zijn is welkom in de woonvereniging ('22). Als je wijkbewoners mixt, worden ze dan aardiger voor elkaar? ('20). Gemengd wonen met statushouders: een onderzoek naar de stek-projecten in Amsterdam ('20) Goede buren. Lessen uit gemengde woonprojecten in Utrecht ('18). Looptijd 01 november 2016 - 01 januari 2026 Interview Oranjefonds Niels doet mee aan het project Veelzijdig wonen en is een van de Nieuwe Buren in een flat waar veel kwetsbare mensen wonen. De Nieuwe Buren kijken naar de bewoners om, organiseren activiteiten en hebben veel contact met elkaar. Niels: "Dat spinnenweb van contact is heel handig als je bijvoorbeeld een verwarde bewoner tegenkomt. Een berichtje in de groepsapp en iemand schiet te hulp." Artikel over gemengd wonen in Utrecht Nico is als projectleider bij de Tussenvoorziening, een organisatie voor maatschappelijke opvang in Utrecht, voornamelijk bezig met het zogenoemd gemengd wonen. In dit artikel vertelt hij waarom gemengd wonen zo belangrijk is en deelt hij zijn ervaringen. Aanpak Dit onderzoek is onderdeel van de Ontwikkelwerkplaats Gemengd Wonen. In deze Ontwikkelwerkplaats komen bewoners, medewerkers en bestuurders bij elkaar om hun ervaringen te delen. Van deze bijeenkomsten hebben we veel geleerd over wat mensen vinden van gemengd wonen. Ook zijn er interviews en groepsgesprekken gehouden met bewoners, medewerkers en begeleiders. Vervolg De inzichten uit het onderzoek staan centraal in de leergang 'Gemengd wonen'. Werk jij bij een gemeente, woningcorporatie, zorginstelling of opvangorganisatie? Of wil je als sociaal ondernemer of actieve bewoner een woonproject opzetten? Dan kun je je aanmelden voor de achtste editie van deze interactieve cursus die in 2023 van start zal gaan. In vijf bijeenkomsten tussen februari en juni 2023 ga je aan de slag met de theorie en praktijk van gemengd wonen. Je kunt samenwerken aan nieuwe woonprojecten of bestaande projecten verbeteren. Samenwerking met kennispartners De Ontwikkelwerkplaats Gemengd Wonen heeft dit onderzoek uitgevoerd. De Ontwikkelwerkplaats is een initiatief van lector Lia van Doorn, Nico Ooms ('t Groene Sticht/Tussenvoorziening) en zelfstandig onderzoeker en projectleider Maarten Davelaar. In dit project werkten onderzoekers van Hogeschool Utrecht met veel organisaties samen: Stichting ’t Groene Sticht Stichting De Tussenvoorziening Woningcorporatie Portaal Lister Abrona Woonwerkgemeenschap Emmaus