Labs en soortgelijke rijke leeromgevingen groeien in aantal in het hoger onderwijs. De groei is grotendeels gebaseerd op een conceptueel positief ideaalbeeld waarin leren en innoveren tegelijk mogelijk zijn. De praktijk en eerder onderzoek laten zien dat deze combinatie niet eenvoudig is. Deze studie richt zich op het leren van studenten in de complexe situatie van innovatieve labs in de sociale sector. Eerder onderzoek laat zien dat studenten in die setting niet vanzelfsprekend de beoogde leeruitkomsten realiseren (Griffioen & van Heijningen, ingediend; Helleman, Majoor, Smit, & Walraven, 2019, p. 155; Huber et al., 2020).Het drievoudige perspectief van Markauskaite en Goodyear suggereert dat professionele, pedagogische en assessmentpraktijken (PPAP) op de juiste manier moeten samenkomen om het leren in dit soort leeromgevingen mogelijk te maken. In dit Comenius Senior Fellow-project in Faculteit Maatschappij en Recht van de Hogeschool van Amsterdam worden concept-ontwerpprincipes uitgewerkt op grond van de literatuur en interviews met betrokkenen in labs. Vervolgens wordt dit concept in drie labs toegepast in het herontwerp van hun PPAP, wat evaluatie en doorontwikkeling van het ontwerp mogelijk maakt.In een meedenksessie wordt gezamenlijk gereflecteerd op de concept-ontwerpprincipes. Deelnemers kunnen dit meenemen naar hun eigen praktijk en constructief meedenken over de doorontwikkeling.Dit onderzoek is NRO-gefinancierd.
MULTIFILE
Worldwide, pupils with migrant backgrounds do not participate in school STEM subjects as successfully as their peers. Migrant pupils’ subject-specific language proficiency lags behind, which hinders participation and learning. Primary teachers experience difficulty in teaching STEM as well as promoting required language development. This study investigates how a professional development program (PDP) focusing on inclusive STEM teaching can promote teacher learning of language-promoting strategies (promoting interaction, scaffolding language and using multilingual resources). Participants were five case study teachers in multilingual schools in the Netherlands (N = 2), Sweden (N = 1) and Norway (N = 2), who taught in primary classrooms with migrant pupils. The PDP focused on three STEM units (sound, maintenance, plant growth) and language-promoting strategies. To trace teachers’ learning, three interviews were conducted with each of the five teachers (one after each unit). The teachers also filled in digital logs (one after each unit). The interviews showed positive changes in teachers’ awareness, beliefs and attitudes towards language-supporting strategies. However, changes in practice and intentions for practice were reported to a lesser extent. This study shows that a PDP can be an effective starting point for teacher learning regarding inclusive STEM teaching. It also illuminates possible enablers (e.g., fostering language awareness) or hinderers (e.g., teachers’ limited STEM knowledge) to be considered in future PDP design.
LINK
In this paper we explore the influence of the physical and social environment (the design space) son the formation of shared understanding in multidisciplinary design teams. We concentrate on the creative design meeting as a microenvironment for studying processes of design communication. Our applied research context entails the design of mixed physical–digital interactive systems supporting design meetings. Informed by theories of embodiment that have recently gained interest in cognitive science, we focus on the role of interactive “traces,” representational artifacts both created and used by participants as scaffolds for creating shared understanding. Our research through design approach resulted in two prototypes that form two concrete proposals of how the environment may scaffold shared understanding in design meetings. In several user studies we observed users working with our systems in natural contexts. Our analysis reveals how an ensemble of ongoing social as well as physical interactions, scaffolded by the interactive environment, grounds the formation of shared understanding in teams. We discuss implications for designing collaborative tools and for design communication theory in general.
MULTIFILE
In the past decade additive manufacturing has gained an incredible traction in the construction industry. The field of 3D concrete printing (3DCP) has advanced significantly, leading to commercially viable housing projects. The use of concrete represents a challenge because of its environmental impact and CO2 footprint. Due to its material properties, structural capacity and ability to take on complex geometries with relative ease, concrete is and will remain for the foreseeable future a key construction material. The framework required for casting concrete, in particular non-orthogonal geometries, is in itself wasteful, not reusable, contributing to its negative environmental impact. Non-standard, complex geometries generally require the use of moulds and subsystems to be produced, leading to wasteful, material-intense manufacturing processes, with high carbon footprints. This research proposal bypasses the use of wasteful scaffolding and moulds, by exploring 3D printing with concrete on reusable substructures made of sand, clay or aggregate. Optimised material depositing strategies for 3DCP will be explored, by making use of algorithmic structural optimisation. This way, material is deposited only where structurally needed, allowing for further reduction of raw-material use. This collaboration between Neutelings Riedijk Architects, Vertico and the Architectural Design and Engineering Chair of the TU Eindhoven, investigates full-scale additive manufacturing of spatially complex 3D-concrete printed components using multi-material support systems (clay, sand and aggregates). These materials can be easily shaped multiple times into substrates with complex geometries, without generating material waste. The 3D concrete printed full-scale prototypes can be used as lightweight façade elements, screens or spatial dividers. To generate waterproof components, the cavities of the extruded lattices can be filled up with lightweight clay or cement. This process allows for the exploration of new aesthetic, creative and circular possibilities, complex geometries and new material expressions in architecture and construction, while reducing raw-material use and waste.
In this project, the AGM R&D team developed and refined the use of a facial scanning rig. The rig is a physical device comprising multiple cameras and lighting that are mounted on scaffolding around a 'scanning volume'. This is an area at which objects are placed before being photographed from multiple angles. The object is typically a person's head, but it can be anything of this approximate size. Software compares the photographs to create a digital 3D recreation - this process is called photogrammetry. The 3D model is then processed by further pieces of software and eventually becomes a face that can be animated inside in Unreal Engine, which is a popular piece of game development software made by the company Epic. This project was funded by Epic's 'Megagrant' system, and the focus of the work is on streamlining and automating the processing pipeline, and on improving the quality of the resulting output. Additional work has been done on skin shaders (simulating the quality of real skin in a digital form) and the use of AI to re/create lifelike hair styles. The R&D work has produced significant savings in regards to the processing time and the quality of facial scans, has produced a system that has benefitted the educational offering of BUas, and has attracted collaborators from the commercial entertainment/simulation industries. This work complements and extends previous work done on the VIBE project, where the focus was on creating lifelike human avatars for the medical industry.
We maken vrij toegankelijk, online opleidingsmateriaal voor lerarenopleidingen wiskunde. De basis hiervan vormt bestaand materiaal voor het voortgezet onderwijs uit het digitale repository van het Freudenthal Instituut. Dit materiaal wordt geactualiseerd en voorzien van opdrachten die studenten in de lerarenopleidingen uitdagen met het materiaal te oefenen in ontwerpen en uitvoeren van onderwijs.Doel We maken vrij toegankelijk, online opleidingsmateriaal voor lerarenopleidingen wiskunde. De basis hiervan vormt bestaand materiaal voor het voortgezet onderwijs uit het digitale repository van het Freudenthal Instituut. Dit materiaal wordt geactualiseerd en voorzien van opdrachten die studenten in de lerarenopleidingen uitdagen met het materiaal te oefenen in ontwerpen en uitvoeren van onderwijs. Om de effectiviteit van het materiaal te borgen en bij de opleidingen vertrouwen te kweken in het gebruik hiervan, ontwikkelen we een kwaliteitsstandaard. Zie voor meer informatie het activiteitenplan. Consortium/projectpartners HU, UU, NHL, HW, UvA, SLO (ondersteunend partner) Relevantie voor het onderwijs Momenteel geven alle lerarenopleidingen online opleidingsmateriaal een steeds grotere plaats in het curriculum. De wens, geëxpliciteerd in bijvoorbeeld het overleg van Samenwerkende Lerarenopleidingen Wiskunde, is om hierin samen te werken en materiaal ook open beschikbaar te stellen; dit is echter nog niet gerealiseerd. Een van de beoogde effecten van het plan is een verdere impuls in het gebruik en gezamenlijk beheer van open en online materiaal in alle opleidingen. Consortium/projectpartners HU, UU, NHL, HW, UvA, SLO (ondersteunend partner) Cofinanciering SURF Stimuleringsregeling Open en Online Onderwijs Resultaten We leveren in het project als resultaten op: (1) een verzameling open en online opleidingsmaterialen, (2) een kwaliteitsstandaard voor dergelijke materialen, (3) publicaties en structuren die bijdragen aan kennisdisseminatie en verduurzaming. Implementatie De kern van het project is om de rijke collectie leerlingmaterialen van het Freudenthal Instituut te actualiseren en vervolgens in te bedden in opleidingsmateriaal voor leraren-in-opleiding. Op deze manier slaan we een brug tussen het leerlingmateriaal en de behoeftes van de lerarenopleidingen, zodat de kwaliteit van de lerarenopleidingen verbetert en er zo impact is op het afnemend beroepenveld door effectiever didactisch handelen van leraren. Onderstaande figuur geeft een overzicht van de relevante producten; we zullen deze nu nader toelichten. Om het bestaande leerlingmateriaal te gebruiken als opleidingsmateriaal zullen we het voorzien van studieopdrachten. In deze studieopdrachten zal de verbinding worden gelegd met het theoretische materiaal dat reeds is geproduceerd door de samenwerkingsverbanden van lerarenopleidingen. Deze studieopdrachten zijn van tweeërlei aard: een deel richt zich op uitvoering en een deel op ontwerp. Opdrachten in de categorie uitvoering richten zich op de inzet van het leerlingmateriaal in de stagepraktijk, inclusief een evaluatie daarvan. Zo doen leraren-in-opleiding concrete ervaringen op met vernieuwende didactiek zonder dat ze alle complexe didactische keuzes meteen zelf moeten maken. De categorie ontwerp betreft aanpassing of uitbreiding van het leerlingmateriaal door studenten. Ook hier geldt weer dat studenten bij een complexe taak, te weten onderwijsontwerp, al een structuur krijgen aangereikt. Dit sluit aan bij de voornoemde opleidingsdidactische aspecten: authenticiteit, modelling, scaffolding en inzet van boundary objects. Om de effectiviteit van het materiaal te borgen en bij de opleidingen vertrouwen te kweken in het gebruik hiervan, ontwikkelen we een kwaliteitsstandaard. Deze standaard bestaat uit drie onderdelen: i) criteria ten aanzien van vormgeving, ii) relevantie van het materiaal vanuit het oogpunt van de gewenste ontwikkeling van het wiskundeonderwijs, en iii) bruikbaarheid en effectiviteit. Ten behoeve van deze laatste categorie testen we de materialen gedurende de looptijd van het project in cursussen van de lerarenopleidingen. Alles wat in het project wordt samengebracht en doorontwikkeld, dus de opleidingsmaterialen met de daarin ingebedde leerlingmaterialen, publiceren we onder een open licentie zodat het vrij is voor hergebruik en aanpassingen. Metadatering en publicatie op het Wikiwijs leermiddelenplein verhogen de vindbaarheid van het materiaal. Om de bekendheid te bevorderen, zullen we de materialen onder de aandacht brengen van alle Nederlandse lerarenopleidingen door een brochure die onder alle lerarenopleidingen wiskunde wordt verspreid, presentaties op conferenties voor leraren en lerarenopleiders en minimaal twee publicaties in vaktijdschriften. Het materiaal wordt al in de looptijd van het project ingebed in curricula van de deelnemende lerarenopleidingen en verbonden met de vakdidactische literatuur uit onder andere SLW. Aan het einde van een project is een gebruikerspool actief die zich blijvend eigenaar voelt van het materiaal. Looptijd 01 september 2019 - 28 februari 2021 Aanpak