The Centre of Research in Knowledge Organisations and Knowledge Management of Zuyd University has developed a knowledge management scan. The scan initiates from two models. The first model is based on the Value Based Knowledge Management approach (Tissen, Andriessen & Lekanne Deprez, 1998) and includes 6 basic abilities of a knowledge-intensive organisation that will enable the organisation to operate successfully in a knowledge based economy (.The second model, developed by Wierdsma and Swieringa (2002), categorises organisations according to their level of learning that is to say, how it develops a specific learning ability. Both models are briefly reviewed within this paper. This knowledge management scan is a tool that enables an organisation to assess the development of its six basic abilities. Once the organisation has a clear insight into its own abilities, it will be able to strengthen its overall learning ability and improve the organisations’ competitive position. Additionally we take a close look at our research approach for developing and implementing the knowledge management scan. The scan encompasses 15 statements per ability (90 statements in total). The complete scan will be assessed on a five-point scale by a representative group of selected employees and managers of an organization, supervised by a researcher/consultant. During the analysis of the results and the presentation of recommendations, specific attention is paid to those statements that achieve high and low scores respectively (invitation to implement improvement actions) and statements that have a relatively high spread across a broad range (differences of opinion or the statement is open to different interpretations). In particular we have examined how the knowledge management scan was put into practice in one of the departments of Zuyd University. After a short summary of the organisation's initial situation, we discuss subsequent steps taken during the assessment, analysis and the advisory process. This paragraph is followed by a concise summary of the results generated by the scan. Finally we offer the recommendations and subsequent steps to be taken to implement these advices in the near future.
Cities are becoming increasingly vulnerable to climate change and there is an urgent need to become more resilient. This research involves the development of the City Climate Scan methodology to measure, map, scan and assess different parameters that provide insight into the vulnerability of urban areas and neighborhoods. The research involved the development of a set of measurement tools that can be applied in different urban neighborhoods in a low-cost low-tech approach with teams of stakeholders and practitioners. The City Climate Scan method was tested in different cities around the globe with groups of young professionals and stakeholders in rapid urban appraisals.For the Rotterdam City Climate Scan (September 2017), the following challenges were selected: risk of flooding, heat stress, water quality (micro-pollutants and plastic waste) and air quality. The Rotterdam climate scan is evaluated with their triple helix partners (public, private and academic partners). The conclusion is that the City Climate Scan approach helps policy makers and practitioners to gather valuable data for decision makers in a rapid appraisal at the neighborhood and city level. The results of the City Climate Scan methodprovides insights, creates awareness and brings together stakeholders. The most valuable deliverable is the concrete and tangible results. The participatory approach brings residents and practitioners together and provides insight into local problems, while at the same time the method facilitates the collection of valuable data about the robustness of neighborhoods. As a result of this positive evaluation, the City Climate Scan will be up scaled to a number of cities in Europe and Asia in the upcoming months.
De scan brengt in kaart hoe werknemers (en desgewenst andere doelgroepen) de leefkwaliteit op en om een bedrijventerrein ervaren. De focus is de bedrijfsomgeving, en dus niet de bedrijfsinterne situatie (d.w.z. voor zo ver onderdeel van Arbo-management). De scan bevat vragen over verschillende thema’s: “Bereikbaarheid en parkeren”, “Veiligheid”, “Geluid en luchtkwaliteit”, “Uitstraling en imago”, en “Voorzieningen en gezamenlijke activiteiten”. De respondenten worden gevraagd om de beleefde sterktes en zwaktes van het terrein aan te geven en de zwaktes te prioriteren met betrekking tot urgentie en belang, en ze kunnen hieraan gekoppeld verbeteropties en wensen benoemen. Verschillende werkwijzen zijn mogelijk. De scan kan uitgevoerd worden in de vorm van (diepte) interviews, enquêtes of als interactieve werksessies. De verschillende vormen kunnen gecombineerd worden: Bijvoorbeeld kunnen de resultaten van een enquête als basis dienen voor een werksessie. Het hoofddoel van de scan is om input te geven voor continu verbeterprocessen. Inzicht in de beleving en de tevredenheid van de werknemers levert één specifieke bijdrage aan het ontwikkelen van de integrale basis voor het verbeterproces. De uitkomsten van de scan worden besproken en gecombineerd met de beleving en ideeën van alle actoren met een belang bij de ontwikkeling van een terrein, en het totaalresultaat wordt verwerkt in een verbeterplan. De scan kan (als een onderdeel van dit proces) ook gebruikt worden voor monitoring van hoe de tevredenheid met het terrein, mede vanwege geïmplementeerde verbetermaatregelen, zich heeft ontwikkeld in de tijd.
MULTIFILE
In het project wordt een nieuw door de HvA ontwikkelde methodiek (Open Collaborative Business Modelling methodiek, verder: ‘OCBM-methodiek’), toegepast om waardeproposities voor circulaire en biobased verpakkingen te ontwikkelen, samen met partijen uit de waardeketen. De inzet van biobased materialen is essentieel voor het terugdringen van het gebruik van fossiele plastics en – uiteindelijk – voor het bereiken van een volledig circulaire economie. De specifieke waardeketen waar het project zich op richt is die van verpakkingen op basis van Olifantsgras / Miscanthus. Projectpartner Vibers is een bedrijf dat dit gewas als grondstof gebruikt voor het produceren van o.a. verpakkingsmaterialen. Tijdens het project zal een viertal OCBM-sessies worden georganiseerd waarin Vibers in nauwe samenwerking met een wisselende groep ketenpartners en andere stakeholders een nieuwe waardepropositie formuleert. Projectpartner Kennisinstituut Duurzaam Verpakken (verder: KIDV) bewaakt in de OCBM-sessies de duurzaamheid van de ontwikkelde propositie en speelt een rol bij evaluatie van de OCBM-methodiek voor de verpakkingsindustrie. Het project levert daarmee twee belangrijke resultaten op: 1. Een met behulp van de OCBM-methodiek ontwikkelde waardepropositie voor een circulair business model waarin een biobased verpakking centraal staat; 2. Aanbevelingen voor het verfijnen van de OCBM-methodiek: specifieke aandachtspunten voor het ontwikkelen van innovatieve, circulaire business modellen met behulp van deze methodiek.
De aanvraag betreft het ontwikkelen en verkennen van de marktmogelijkheden van een IT-tool dat de slaagkans van bedrijfsoverdrachten verbetert. De (emotionele) barrières die ondernemers bij de verkoop hun bedrijf tegenko-men worden inzichtelijk gemaakt. Tevens wordt getoetst of de manier waarop ondernemers nu omgaan met die barrières (coping) effectief is. De doelgroep voor het onderzoek zijn overname-adviseurs, kopende en verkopende ondernemers alsmede investeerders.
Bedrijfsovername is een grote uitdaging voor agrarische familiebedrijven, waarbij het sociaal-emotioneel welzijn van de familie is geïdentificeerd als een belangrijk knelpunt. Vanuit het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in 2019 het beleidsprogramma Duurzame Bedrijfsopvolging gestart om het aantal succesvolle bedrijfsoverdrachten te verhogen. Een belangrijk onderdeel hiervan is een op te richten Kenniscentrum. Dit project wil het Kenniscentrum voeden met onderzoek naar de familiale dimensie van bedrijfsopvolging. Het praktijkonderzoek wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit het Lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim, Aeres Hogeschool Dronten, Van Hall Larenstein Leeuwarden, het Fries Sociaal Planbureau, het NAJK en LTO Noord. Doel van dit project is het inventariseren en evalueren van de ondersteunende advies- en kennisinfrastructuur op de familiale dimensie bij het opvolgingstraject van agrarische familiebedrijven. Dit doen we door inzichten op te halen bij zestien agrarische bedrijfsfamilies, in verschillende stadia van het opvolgingsproces. In het project vergelijken we hoe de families en de ondersteunende advies- en kennispartijen omgaan met de belangen en behoeften van verschillende familieleden (opvolgers, overdragers, partners en niet-opvolgers) tijdens het opvolgingsproces. Daarnaast wordt kwantitatief onderzoek gedaan onder studenten op de twee deelnemende agrarische hogescholen, om de behoeften en verwachtingen van potentiële opvolgers en niet-opvolgers ten aanzien van bedrijfsoverdracht in kaart te brengen. Het project moet resulteren in gevalideerde verbetervoorstellen (stappenplannen) voor zowel agrarische bedrijfsfamilies als adviseurs gericht op de verschillende stadia van bedrijfsopvolging. Ook worden spelvormen ontwikkeld om moeilijke en relationeel ingewikkelde onderwerpen beter bespreekbaar te maken in het agrarisch onderwijs. Tot slot worden de resultaten van het onderzoek geschikt gemaakt voor gebruik binnen agrarische scholen om het curriculum over de zachte kant van bedrijfsopvolging te versterken.