Jan Van der Noot (c.1540-c.1601) is a central figure in Dutch literature, widely regarded as the first true Renaissance poet in the Netherlands. He was the earliest Dutch poet to imitate Ronsard, Baïf, and Petrarch, and the first to use the sonnetform. Van der Noot also has vital links with sixteenth-century England and English literature. While living in London (1567-72), he produced the source-text for Spenser and Roest's Theatre of Voluptuous Worldlings. Yet despite this contribution, he is frequently overlooked by English-speaking critics. Even when he does receive consideration, he is seldom viewed as a poet in his own right. As an attempt to redress this, we offer here fresh translations from Van der Noot's work, lightly annotated throughout, concentrating on the sonnets that are the lynchpin of his reputation.
De havens die Groningen Seaports (GSP) faciliteert, zijn relatief kleine havens waar het tij bepaalt welke schepen kunnen aanmeren. GSP wil de concurrentie met grotere havens aangaan door voorop te lopen met innovatie en zet hier bewust stappen in. Denk aan het faciliteren van zelf varende schepen en het maximaliseren van gebruik van de kade. Groningen Seaports (GSP) kent in het kader van kademanagement een aantal uitdagingen. Essentieel voor kademanagement is dat de havenautoriteit inzicht heeft in welke schepen zich in de haven bevinden en welke schepen gebruik maken of willen maken van de kade. Dit inzicht draagt bij aan verscheidene doelen: Borgen van veiligheid in de haven Sturen op efficiënt gebruik van de haven en de kade Doorbelasting van gebruik van de kade Bottleneck vormt de uitgestrektheid van de haven, waardoor GSP geen actueel inzicht heeft in het gebruik van de kade. Het is daarbij o.a. aangewezen op het vertrouwen van de schippers in het correct doorgeven van het gebruik van de kade (duur en positie). De praktijk wijst uit dat het dat het kadegebruik niet altijd correct gefactureerd wordt. Dit zorgt voor een aanzienlijke jaarlijkse schadepost. Deze uitdagingen lijken overigens generiek voor alle havens (groot en klein) en gelden niet alleen voor GSP. Voor dit project zijn de volgende uitdagingen gedefinieerd: Registreren van afgemeerde schepen Het komt voor dat schepen niet of niet juist gefactureerd worden voor het gebruik van de kade. Door het detecteren van afgemeerde schepen aan de kade, o.a. in combinatie met de schipregistratie AIS, moet het gebruik van de kade correct geregistreerd worden. Daarnaast kan een goed beheer van de kade ondersteunen in het inzicht krijgen in de vrije plaatsen en het optimaliseren van het kadegebruik (zodat bijvoorbeeld bij een aankomende storm de kadecapaciteit optimaal benut kan worden). Het doel van het project was de detectie van schepen aan de kade onder diverse (weers)omstandigheden. De omgeving wordt gekenmerkt door uitgestrektheid, waarbij er geen vaste stroomvoorziening is. Daarnaast heeft GSP een eigen Low Power Long Range netwerk tot zijn beschikking in dit gebied, te weten een LoRa netwerk van TheThingsNetwork. Een aanvullend technisch doel van de pilot is te bepalen welke (combinatie van) sensoren geschikt zijn om schepen met voldoende zekerheid te detecteren. De sensor is uitgerust met een ultrasoon sensor, een magnetometer en een doppler radar sensor.
Terrorisme en drugs vormen een risico voor Nederlandse zeehavens en de zich daar bevindende schepen. De douane voert onder water inspecties uit ter bestrijding van dat risico. Deze inspecties met behulp van duikers zijn kostbaar en tijdrovend voor douane en koopvaardij. De Topsector Logistiek heeft het bedrijfsleven en de douane opgeroepen samen te werken bij de ontwikkelingen van nieuwe concepten. Binnen het voorliggende KIEM Logistiek projectvoorstel beoogt NHL Hogeschool een boundary research uit te voeren voor een innovatieve onder water dome ter oplossing van het gesignaleerde praktijkprobleem bij onder water inspecties. Dit onderzoek vormt een samenwerking tussen onderzoekers en studenten van NHL Hogeschool, het bedrijfsleven en de douane. Doel is een onder water dome daadwerkelijk te ontwikkelen binnen een aansluitend Raak project.
Het KIEM HBO project “Ecologisch onderzoek tegengaan biofouling met een ultrasoon anti-fouling systeem (UAF) in box-coolers” is gericht op het ontwikkelen van ecologische kennis t.a.v. het optimaliseren van UAF frequenties, intensiteit en blootstellingsduur om gegarandeerd bio-fouling te voorkomen in box-coolers van zeeschepen. Behalve in box-coolers, kunnen UAF-systemen in de toekomst ook worden toegepast op zogenaamde 'natte kunstwerken', zoals sluisdeuren of drijvende windmolens (in zout water). Nu wordt hiervoor giftige anti-fouling verf gebruikt, die uiteindelijk in het milieu terecht komt, of worden de kunstwerken mechanisch gereinigd, wat hoge kosten met zich meebrengt. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een consortium van HZ University of Applied Sciences, NIOZ EDS Yerseke en twee MKB bedrijven Delta-sistems en Meprom b.v. De samenwerking met beide MKB bedrijven is nieuw voor HZ en NIOZ. HZ en NIOZ participeren beide in het Centre of Expertise Wind op Zee waarin vragen op het gebied van milieuvriendelijk ontwerp en, installeren en onderhouden van windmolens en installaties op zee centraal staan. Dit onderzoek biedt de mogelijkheid dit onderwerp op kleinschalige wijze te verkennen. Achterliggend idee hierbij is aan de hand van positieve resultaten uitbreiding van het netwerk en vervolgonderzoek te kunnen realiseren. Het doel van dit project is drieledig, te weten: a. onderzoek te doen naar het gegarandeerd voorkomen van biofouling op box-coolers bij het gebruik van UAF-systemen; b. aan de hand van dit onderzoek de mogelijkheden voor meerjarige samenwerking tussen HZ, NIOZ met de twee MKB-ondernemers te verkennen; c. mogelijkheden verkennen om het thema “milieuvriendelijk aangroei (m.n. mosselen) tegengaan bij windmolens op zee en zoutwaterinstallaties” met meerdere partners meerjarig te onderzoeken. Het project start 01 september 2018 en heeft een looptijd van 1 jaar.
Het Lectoraat Kunststoftechnologie (LKT) van Windesheim heeft in samenwerking met midden- en kleinbedrijven (mkb) onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van een nieuwe hergebruik-methode voor End-of-Life producten van thermoharde vezelversterkte kunststof (composiet). De eerste industrialisatie hiervan begint zich nu te ontwikkelen. Bij pultrusie als verwerkingstechniek blijkt een goede business-case mogelijk te zijn. Een knelpunt bij andere productiemethodes, zoals lamineren en injectietechnieken blijkt de hoeveelheid benodigde nieuwe hars te zijn die hierbij nodig is. De nieuwe hars heeft een negatieve invloed op zowel circulariteit als op kosten. Vanuit de betrokken bedrijven komt daarom de volgende praktijkvraag naar voren: Hoe kunnen we de circulariteit van het hergebruikte composiet product verhogen en de kostprijs verlagen door het terugbrengen van het percentage nieuwe hars dat gebruikt wordt bij lamineren en injectietechnieken? Uit vooronderzoeken van LKT lijkt het mogelijk om het volume van het nieuwe product deels te vervangen door een opvulling. Deze opvulling kan uit gerecycled materiaal bestaan, zoals mix-plastics, versneden autobanden, of bedrijfsafval. Hiermee wordt de hoeveelheid benodigde nieuwe hars verminderd en wordt de circulariteit verhoogd omdat deze gerecyclede materialen momenteel vaak nog worden verbrand. Verder kan deze opvulling een functionele bijdrage geven aan het energie-absorberend vermogen en thermische isolatie van het product. Zo ontstaat een hybride hergebruik van EoL kunststoffen. In dit project zal een consortium onder leiding van LKT zich richten op de volgende onderzoeksvraag: Kunnen EoL kunststoffen in combinatie met hergebruikte thermoharde EoL composieten ingezet worden om middels lamineer- of injectietechnieken concurrerende circulaire producten te maken voor bouw en infra toepassingen? Met behulp van de volgende demonstrators wordt het onderzoek doorgevoerd door verschillende samenwerkende projectgroepen van (docent)onderzoekers, consortium-deelnemers en ondersteund door studenten: a) Balk met energie absorberend vermogen. b) Balk met hoge buigstijfheid. c) Warmte-isolerend vlakvullend bouwelement. d) Vormvast vlakvullend bouwelement.