De meest recente ontwikkeling op het gebied van onderwijshuisvesting is het advies van de Onderwijsraad om de sluitingsnorm te verhogen van 23 naar 100 leerlingen. Het is begrijpelijk dat dit protesten oproept. Deze wijziging heeft landelijke impact maar raakt ook zeker Oost Groningen. Er is echter meer aan de hand. Eerder hebben de PO Raad en de Rijksbouwmeester al geconstateerd dat de bekostigingssystematiek voor de huisvesting van primair onderwijs niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd. Vanuit die gedachte wordt een promotieonderzoek gedaan naar de mogelijkheden om te komen tot een nieuwe bekostigingssystematiek voor de huisvesting van primair onderwijs. Deze bijdrage is gebaseerd op één van de deelonderzoeken van het promotieonderzoek.
DOCUMENT
Zou het niet verantwoord zijn om extra middelen aan de huisvesting van basisonderwijs te besteden als dit een positief effect op de waarde van het gebouw heeft? Vanuit die gedachte is een waarderingsmethodiek voor schoolgebouwen ontwikkeld die de meerwaarde van extra investeringen inzichtelijk maakt. Bij de bouw van een school worden allerlei keuzes gemaakt ten aanzien van bijvoorbeeld installaties en ruimtegebruik. Een gebrek aan financiële middelen zorgt ervoor dat deze keuzes niet altijd tot het best mogelijke gebouw leiden.
DOCUMENT
Column, waarin een pleidooi wordt gevoerd om jongeren te betrekken bij het ontwerp van schoolgebouwen en multifunctionele accomodaties en gebruik te maken van hun jeugdkultureel kapitaal.
DOCUMENT
Deze publicatie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 wordt het onderwerp ingeleid en wordt uitgelegd hoe deze publicatie tot stand is gekomen. In hoofdstuk 2 wordt een impressie gegeven van de verschillen en overeenkomsten tussen de ateliers. In hoofdstuk 3 gaat Mathijs Rutten, directeur Facility Management, in op de vraag wat er nodig is om al die ateliers ook echt een plekje te geven in de gebouwen van de hogeschool. Daarna komt in hoofdstuk 4 Siebren Baars aan het woord. Hij is - naast zijn functie als docent-onderzoeker - een ervaren architect die verschillende schoolgebouwen heeft ontwikkeld. Hij gaat in op rol die de fysieke onderwijsomgeving van gebouwen ateliers speelt in het onderwijs. De 31 ateliers zijn beschreven in hoofdstuk 5 en worden voorafgegaan door een inleiding van Frank Scholten. In hoofdstuk 6 beschrijven Roelien Wierda en Ron Barendsen hun ervaringen tijdens de ontwikkeling van het InnovationLab. Tenslotte gaat Gerry Geitz in hoofdstuk 7 in op de relatie tussen ateliers en Design Based Education
DOCUMENT
Binnen de gemeente Borger-Odoorn zijn vooral vrijkomende scholen een actueel thema. De gemeente vraagt zich in het geval van een vrijkomende school vaak af of zij deze zouden moeten willen herbestemmen, of dat ze deze willen vervreemden. In het tweede geval, vervreemden, komen al snel de volgende vragen naar voren: moet het pand zo maar op de markt gezet worden, of moeten ze het met een (mogelijk) plan aanbieden op de markt en wat doen we in the time being?
DOCUMENT
DOCUMENT
Het onderwerp van het onderzoek is het zoeken naar een geschikte contractvorm voor scholenbouw. Hierbij worden twee contractvormen vergelijken: het Living Building Concept (LBC) en de Open Oproep.Het LBC wil de bouw laten werken zoals de gewone consumentenmarkt. De expertise en de oplossingen worden gezocht bij de aanbieder en de vrager heeft de keuze heeft uit verschillende concepten. De Open Oproep gaat uit van een professionele opdrachtgever die vanaf het begin voor een goed lopend proces zorgt.De doelstelling was om het LBC en de Open Oproep te vergelijken aan de hand van vijf criteria: maatschappelijke kosten, faalkosten, flexibiliteit, integrale samenwerking en duurzaamheid. Hierbij werd de vraag gesteld hoe beide vormen scoren op de gestelde criteria. Het LBC is aan de hand van literatuur en interviews onderzocht. De Open Oproep is onderzocht aan de handvan de procedure zoals deze in Nederland gebruikt gaat worden, welke is opgesteld door Stichting Scholenbouwmeester Noord Nederland.De belangrijkste conclusies zijn dat het LBC en de Open Oproep veel van elkaar verschillen. Beide vormen hebben een ander uitgangspunt. Het LBC laat de expertise aan de kant van de aanbieder, en wil door marktwerking en concurrentie er voor zorgen dat de aanbieders zich onderscheiden. De Open Oproep probeert het opdrachtgeverschap te professionaliseren door een Schoolschap met expertise de opdrachtgever bij te laten staan.Een ander verschil is de toepassing van de vormen. Het LBC kan bij verschillende projecten worden toegepast, maar er bestaan nog geen partijen die werken volgens het LBC. De Open Oproep richt zich puur op scholenbouw, waardoor de markt voor deze procedure beperkt is. Daarbij is de Open Oproep nog niettoegepast in Nederland en is met het LBC slechts één pilot-project geweest, waardoor zowel het LBC als de Open Oproep niet getoetst kunnen worden aan de hand van praktijkvoorbeelden.Het antwoord op de hoofdvraag: Op welke manier Is het Living Building Concept, binnen de context van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van aanbestedingsvormen en verbeterde afstemming van actoren in hetbouwproces een goed alternatief voor een Open Oproep bij scholenbouw?, is samenvattend: Het LBC zoekt de oplossing aan de kant van de aanbieder en de Open Oproep zoekt de oplossing aan de kant van de vrager. Beide vormen zijn goede oplossingen, maar hierdoor scoren ze wel verschillend op de onderzoekscriteria, waarbij de kanttekening geplaatst moet worden dat beide vormen nieuw, in ontwikkeling en nog niet getoetst zijn.Studentenonderzoek in het kader van het thema Duurzaam bouwen.
DOCUMENT
In het voorjaar van 2014 is voor het eerst een vragenlijst over vastgoedmanagement verstuurd aan particuliere, institutionele, gemeentelijke opdrachtgevers / beleggers en corporaties. De resultaten zijn anoniem verwerkt. Dit onderzoek is uitgevoerd door het lectoraat Maatschappelijk Vastgoed van het Kenniscentrum NoorderRuimte van de Hanzehogeschool Groningen in opdracht van Vastgoedmanagement Nederland (VGM NL), de branchevereniging voor vastgoed- en VvE-managers in Nederland. De vragenlijst heeft vijf weken opengestaan en is door 150 organisaties ingevuld.
DOCUMENT
Rural communities in the Netherlands experiencing (selective) population decline in recent years focused on concentrating services / facilities within te boundaries of their own communities. In order to prepare for a future in which the consequences of (selective) population decline are felt even stronger communities have to enter the discussion on concentrating basic services / facilities in their region.
LINK
Deze rapportage bevat de resultaten van het onderzoek ‘Barometer Gemeentelijk Maatschappelijk Vastgoed 2011’. Dit onderzoek is uitgevoerd door het Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling NoorderRuimte van de Hanzehogeschool Groningen, in opdracht van het Consortium Maatschappelijk Vastgoed. Het begin is gemaakt door een groep studenten¹ van de opleiding Vastgoed & Makelaardij onder supervisie van mevrouw drs. J.M. Terlaak Poot. Daarna is het onderzoek voortgezet in de vorm van een afstudeeronderzoek onder supervisie van mevrouw A. Tjeerdsma MSc. Dit jaar zijn aanvullende vragen over cultureel maatschappelijk vastgoed in de Barometer opgenomen. Een uitgebreide toelichting vindt u in het artikel van mevrouw Eltje de Klerk.
DOCUMENT