De literatuurstudie maakt duidelijk dat verreweg het meeste onderzoek op het gebied van uitgebreid onderwijs in de VS wordt uitgevoerd. In Nederland is er nog geen stevige onderzoeksmatige onderbouwing van de effecten van verlengde onderwijstijd. De bestudeerde bronnen laten zien dat er verschillende bewijzen zijn dat naschoolse programma’s effectief zijn voor schoolprestaties, sociale vaardigheden en het tegengaan van delinquent gedrag. Ook kinderen uit kansarme gezinnen lijken baat te hebben bij het naschoolse aanbod. De positieve resultaten zijn in veel gevallen echter matig of doen zich alleen onder bepaalde specifieke randvoorwaarden voor.
Het functioneren van binnensteden wordt vaak afgemeten aan de mate van winkelleegstand. Maar ze blijken veel bredere en grotere economische motoren dan gedacht. 'De binnensteden van Den Bosch en Eindhoven leveren elk twintigduizend banen op. Dat is beduidend meer dan waar ik zelf rekening mee hield. Maar ook in een willekeurige middelgrote gemeente praat je al snel over tweeduizend banen voor alle lagen van de bevolking.' Aldus reageert lector ondernemende regio Cees-Jan Pen van Fontys Hogescholen op het (vrijwel) eerste grote onderzoek naar het economisch functioneren van Nederlandse binnensteden. Daarvoor nam Bureau Louter 81 stadscentra onder de loep. In totaal blijkt bijna één op de vijf banen (18 procent) binnen stedelijke gebieden in de binnenstad gelokaliseerd. Binnensteden zijn goed voor 11 procent van het totale aantal banen in Nederland. Een 'eyeopener', volgens de bij het onderzoek betrokken Pen. 'Lokaal wordt nog weleens getwijfeld waarom er miljoenen worden geïnvesteerd in de binnenstad. Dat antwoord is simpel. Het gaat gewoon om veel banen.'
LINK
Van kinderen en jongeren wordt verwacht dat zij 24/7 scoren in een samenleving die weinig houvast biedt. Opvoeders en kinderen worstelen daarmee, maar staan er moederziel alleen voor. Maike Kooijmans betoogt vandaag in haar lectorale rede dat het collectieve kwesties zijn die om een gemeenschappelijke aanpak vragen. En de nadruk op prestaties moet hoognodig gerelativeerd.
LINK
De Wet passend onderwijs (2014) zou er voor moeten zorgen dat alle kinderen een goede onderwijsplek krijgen. Echter, voor leerlingen met autismespectrumstoornis (ASS) die substantiële ondersteuning nodig hebben, is dat lastig te realiseren. Zij laten problemen zien in hun betrokkenheid bij de leertaak, wat gerelateerd is aan lage schoolprestaties en voortijdige uitval. Deze leerlingen hebben baat bij een goede gezamenlijke ondersteuning van leerkracht en jeugdprofessional. Echter, leerkrachten hebben weinig kennis en ervaring met ASS om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. Jeugdhulpverleners, die op school ingezet worden, zijn onvoldoende op de hoogte van wat er vanuit het onderwijs moet gebeuren. Leerkrachten en jeugdhulpverleners kunnen elkaar versterken, maar er is nog te vaak sprake van figuurlijke afstand en gebrek aan verbondenheid. Professionalisering is nodig, gericht op het versterken van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in de klas en hun interprofessionele samenwerking. Hoe zo’n professionalisering eruit moet zien en hoe leerkrachten en jeugdhulpverleners elkaar kunnen versterken is nog onduidelijk. Er is behoefte aan good practices op dit terrein. Om dit complexe praktijkprobleem op te lossen, maken we gebruik van ontwerponderzoek. We richten ons op de vraag: Hoe draagt een professionaliseringstraject bij aan het versterken van het handelen in de klas en het interprofessioneel samenwerken van leerkrachten en jeugdhulpverleners, zodat zij een integrale aanpak kunnen vormgeven waarmee de betrokkenheid van leerlingen met ASS in de klas wordt vergroot? Daartoe ontwikkelen we een professionaliseringstraject, waarbij we voortbouwen op kennis uit onder andere het vooronderzoek ’T PASST WEL!. We voeren het traject uit en evalueren systematisch de genomen stappen. Het project levert een toepasbaar professionaliseringstraject met (e-)tools rondom good practices voor de (opleidings-)praktijk op. Deze producten bieden onderbouwde en overdraagbare oplossingen voor problemen waar leerkrachten en jeugdhulpverleners tegenaan lopen bij het integraal vormgeven van hun aanpak bij leerlingen met ASS.
Veel jongeren in Nederland voelen zich eenzaam. Hoewel eenzaamheid sinds de coronacrisis zichtbaarder is geworden, is eenzaamheid onder jongeren nog steeds een relatief onbekend fenomeen, terwijl (langdurige) eenzaamheid grote gevolgen kan hebben. Zo gaat eenzaamheid gepaard met een hoger risico op psychische problemen (zoals depressie, cognitieve achteruitgang, angsten) en suïcidale gedachten. Dit kan leiden tot minder participatie in de samenleving, lagere schoolprestaties en schoolvermijding. Eenzaamheid is nadrukkelijker aanwezig bij zogenoemde ‘kwetsbare jongeren’: jongeren waar bijvoorbeeld thuis weinig geld is, die een gezinslid hebben dat langdurig ziek is, waar thuis sprake is van onveiligheid of jongeren die mentale klachten hebben. Omdat jongeren nauwelijks hulp zoeken voor hun eenzaamheid, spelen betrokkenen uit hun directe omgeving – waaronder professionals uit jeugdzorg, onderwijs en jongerenwerk - een grote rol in het signaleren van eenzaamheid, bieden van steun en waar nodig toeleiden naar passende hulp. Professionals ervaren hierin nog handelingsverlegenheid, vooral bij het handelen in het contact met jongeren die eenzaam zijn. In dit projectvoorstel werken twee lectoraten, verschillende professionals (afkomstig uit de jeugdzorg, het onderwijs en het jongerenwerk) en jongeren intensief samen in het ontwikkelen en uittesten van onderbouwde handvatten voor professionals om het handelen bij eenzaamheid te versterken. De vraag hoe professionals op een praktische manier kwetsbare jongeren kunnen ondersteunen bij gevoelens van eenzaamheid staat hierbij centraal. Er is een aparte stap in het project opgenomen gericht op de implementatie en borging van de ontwikkelde producten in de eigen dagelijkse praktijk van professionals. Door het handelen bij eenzaamheid van professionals op een duurzame manier te versterken en te borgen, worden eenzame jongeren beter geholpen en gevoelens van eenzaamheid verminderd.
Gezond (leren) eten is niet vanzelfsprekend voor elk kind. Via schoollunchprogramma’s kunnen alle kinderen in aanraking komen met gezonde voeding en dit heeft positieve effecten op bijvoorbeeld schoolprestaties, met name voor kinderen uit lagere sociaal economische posities. Tegelijk blijkt dat het in de praktijk lastig is om een gezonde lunch met groenten aan te bieden op school. TommyTomato B.V. in Haarlem bedacht een innovatieve oplossing om kinderen op school gezonder en meer groenten te laten eten. Zij bieden een variatie van lunchmaaltijden aan op basisscholen met daarin minimaal 60% van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid aan groente. De maaltijden komen warm aan en worden direct uit het bakje gegeten. Ruim 200 scholen in verschillende regio’s hebben de aanpak van TommyTomato omarmd. Al meer dan 20.000 kinderen eten de lunchmaaltijden en TommyTomato heeft de ambitie om 100.000 kinderen te bereiken met hun maaltijden voor eind 2025. Om met deze aanpak groenteconsumptie te verhogen is het essentieel dat de lunches daadwerkelijk geconsumeerd worden. Uit eerdere observaties is opgemerkt dat niet alle maaltijden altijd (volledig) worden gegeten. De mate waarin maaltijden worden gegeten en factoren die daar invloed op hebben, zijn niet duidelijk. Het doel van dit KIEM MV onderzoek is inzicht verkrijgen in kritische factoren die van invloed zijn op de consumptie van groenterijke lunchmaaltijden op basisscholen. Dit inzicht ondersteunt TommyTomato, en mogelijk andere lunchaanbieders, om deze factoren mee te nemen in hun aanpak en het aanbod en waar nodig aan te passen. Daarnaast leveren inzichten verdere onderbouwing over het potentieel van gezonde schoollunches om de dagelijkse groenteconsumptie te verhogen. Dit KIEM MV onderzoek legt de basis voor de validatie en doorontwikkeling van de oplossingsrichting van TommyTomato. Het bredere maatschappelijke doel is om bij meer scholen gezonde schoollunches aan te bieden, groenteconsumptie te verhogen en toegankelijk te maken voor iedereen.