Met de JIM-aanpak wordt beoogd gezinnen met jongeren te ondersteunen zelf de regie te nemen in het hanteerbaar maken van hun problematiek, door het betrekken van een door de jongere zelfgekozen mentor. Huidig onderzoek richt zich op de manier waarop professionals bij Youké tijdens het uitvoeren van de JIM-aanpak uiting geven aan vier theoretische kernconcepten onderliggend aan de JIM-aanpak. Dit is onderzocht door middel van kwalitatieve analyses van audio-opnames bij 17 gezinnen en interviews met negen gezinnen, waarvan negen ouders en acht jongeren. Uit de resultaten is gebleken dat de vier kernconcepten duidelijk terugkomen in het handelen van de professionals en ook als zodanig door jongeren en ouders worden herkend. Jongeren en ouders zijn over het algemeen tevreden over de hulp die zij hebben ontvangen en zouden de JIM-aanpak aanraden aan anderen. Er kwam een aantal aanbevelingen uit het onderzoek naar voren: 1) Meer duidelijkheid in de keuze wie van de gezinsleden wel of niet betrokken wordt in een gesprek tijdens het traject, 2) Het maken van heldere afspraken tussen alle betrokkenen over rolverdeling, contactmomenten en de richting van het traject, 3) Concrete afspraken met de gezinsleden en de JIM over de betrokkenheid van de JIM na afsluiting van het traject. De bevindingen uit dit onderzoek kunnen bijdragen aan de doorontwikkeling van de JIMaanpak binnen Youké en de JIM-training voor professionals. Om implementatie van de bevindingen te stimuleren, worden deze besproken en geduid met professionals tijdens een organisatiebrede methodiekbijeenkomst.
In Amsterdam heeft 33% van de kinderen een motorische achterstand op de basisschool (factsheet Gymmermansoog, 2017), wat veelal ook gevolgen heeft voor de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling (Taanila et al., 2005; Veiga et al., 2017). Kinderen met een ernstige motorische achterstand (categorie ‘rood’) worden vanuit de school doorverwezen naar externe zorg (zorgtraject Gymmermansoog, zie Figuur 3). Echter, de gymleraar moet ondersteuning bieden aan de grote groep kinderen met een matige achterstand (categorie ‘oranje’). Voor dit traject is momenteel nog onvoldoende aandacht, terwijl we weten dat door natuurlijk beloop een aanzienlijk deel van deze groep kinderen een ernstige achterstand zal ontwikkelen (zie Figuur 1). Gerichte preventieve ondersteuning aan deze grote groep kinderen, om ernstige motorische achterstanden te voorkomen, is daarom belangrijk. In Amsterdam werken gymleraren al actief aan het terugdringen van motorische achterstanden via programma’s als Motor Remedial Teaching (MRT) en Gym+. Echter, de effectiviteit van deze interventies is niet aangetoond. De gymleraar is, met ondersteuning van ALO en gemeente, in staat risicokinderen te screenen. Maar daarmee rijst de vraag welke ondersteuning de gymleraar deze risicokinderen het beste kan bieden. In dit onderzoek zal de effectiviteit van twee motorische interventies op school bepaald worden door een voor-, na- en retentiemeting. Door middel van een checklist en observaties worden de kenmerken van de interventies bepaald. De kenmerken van de kinderen worden in kaart gebracht, om te achterhalen voor welke kinderen deze interventies wel of niet werken. Vervolgonderzoek kan zich dan richten op verdere interventie-ontwikkeling, zodat de gymleraar voor ieder kind op school gepaste ondersteuning binnen en buiten de les kan realiseren.