Huiselijk geweld lijkt sterk toe te nemen tijdens de Covid-19 pandemie. Wat opvalt in de berichtgeving, is dat er stelselmatig wordt uitgegaan van mannelijke daders en vrouwelijke slachtoffers. Is dit wel terecht? In dit artikel beschrijven Vivienne de Vogel en Kasia Uzieblo dat ook vrouwen huiselijk geweld plegen en gaan ze in op de weerstand in de maatschappij om vrouwen als pleger én om mannen als slachtoffer te zien van huiselijk geweld. The prevalence of domestic violence seems to be increasing during the COVID-19 pandemic. In most media coverage and calls for preventive initiatives from professionals and policy, males are consistently portrayed as perpetrators of domestic violence and females and children as victims, also by leading organizations like the WHO. However, research has clearly shown that there are more types of domestic violence, like sibling and elder abuse and that women are also capable of serious violence towards their family. The current article aims to summarize the literature on gender and domestic violence, and to discuss the societal reluctance to acknowledge females as potential perpetrators, and males as potential victims.
DOCUMENT
In deze lezing neem ik jullie mee in het denken over kindermishandeling en geweld in intieme relaties. Het inzicht in kindermishandeling en de aanpak ervan heeft zich ogenschijnlijk los ontwikkeld van de aandacht en aanpak voor geweld in intieme relaties (ook wel huiselijk geweld of partnergeweld genoemd). Pas recent komt meer aandacht voor en wetenschappelijk onderzoek naar de samenhang hiertussen, en voor een integrale en systeemgerichte aanpak met aandacht voor alle gezinsleden. Oog voor genderverschillen is hierbij (nog) niet vanzelfsprekend. Dat kinderen als kwetsbare partij tegenover de ouders bescherming behoeven door de overheid is algemeen geaccepteerd en vastgelegd in de wet. Dat volwassenen beschermd moeten worden in een intieme relatie is echter van een andere orde. In Nederland zijn mannen en vrouwen voor de wet gelijk. Dat betekent niet dat de patriarchale verhoudingen en ongelijkheden tussen mannen en vrouwen maatschappelijk gezien zijn verdwenen, zoals onder meer de discussie omtrent Me Too laat zien. Juist bij verschuivende machtsverhoudingen kan geweld toenemen (Van Lawick, 2003; Yerden, 2008). Bij geweld, dwang en controle in intieme relaties zijn er verschillen tussen slachtofferschap van vrouwen en mannen. Geweld uit onmacht of stressfactoren binnen intieme relaties heeft een ander effect op kinderen dan dwingende controle binnen intieme relaties. Wat dit betekent voor de bescherming en hulp aan kinderen en volwassenen en hoe dit vanuit een geïntegreerde visie kan worden vormgegeven is een enorme uitdaging. In deze lezing geef ik een aantal overdenkingen mee over de samenhang tussen kindermishandeling en geweld in intieme relaties, dilemma’s in het bieden van hulp en bescherming, en toekomstbeelden. Het gaat bij kindermishandeling en partnergeweld over onveiligheid. Onveiligheid kan bestaan uit allerlei vormen van geweld, zoals fysiek, psychisch, of seksueel geweld, maar ook uit verwaarlozing of financiële uitbuiting. Onveiligheid kan eveneens betekenen dat een ouder, bijvoorbeeld wegens psychiatrische problematiek, niet de zorg, aandacht en liefde kan geven die een kind nodig heeft. Onveiligheid gaat over het ontbreken van respect en vertrouwen, over de subjectieve beleving van veiligheid in termen van ‘mogen zijn wie je bent’. Om juridisch in te kunnen grijpen bij kindermishandeling moet sprake zijn van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind. Dit is niet hetzelfde als ‘opgroeien in onveiligheid’ en kan fricties opleveren. Het is duidelijk dat beide termen, onveiligheid en een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind, geen objectief vast te stellen begrippen zijn, het heeft ook subjectieve elementen. De invulling van de begrippen veranderen in de tijd (Adriaenssens et al., 1998; Baartman, 2009).
DOCUMENT
Met een groeiende aandacht voor seksueel trauma en de verstrekkende gevolgen is ook duidelijk geworden dat seksueel misbruik, ook in de jeugd, vaker voor komt bij mensen met licht verstandelijke beperkingen (LVB; IQ 50-85) terwijl de signalering en begeleiding en behandeling bemoeilijkt wordt door de cognitieve problematiek. Zo kan het voor hen extra lastig zijn hun ervaringen te verwoorden, emoties een plaats te geven en herhaling te voorkomen. Denk hierbij aan vroegkinderlijk misbruik dat zich later doorzet in volwassenheid en bij mannen soms leidt tot daderschap maar ook aan bijvoorbeeld aan seksueel geweld of misbruik van minder begaafde jonge meisjes door contact met zogenaamde ‘loverboys’. Vanuit de instellingen verantwoordelijk voor de begeleiding van jongeren en volwassenen met LVB wordt aangegeven dat er behoefte is aan een aan de doelgroep aangepaste aanpak van seksueel trauma en daaruit voortvloeiende problematiek. Binnen de instelling zijn het de psychomotorisch therapeuten (PMT-ers) die meer ervaringsgerichte behandelingen aan kunnen bieden: door deze invalshoek en tevens hun deskundigheid ook waar het gaat om interventies gericht op lichamelijkheid en contact kunnen zij een belangrijke bijdrage leveren. Daarbij kan voorgebouwd worden op inzichten vanuit de diagnostiek en de bredere traumagerichte behandelingen ontwikkeld in de GGZ waarbij echter specifieke aanpassingen, gericht op de specifieke problematiek van de doelgroep noodzakelijk zijn. Doelstelling van dit project is het verwerven van nieuwe kennis op het gebied van psychomotorische diagnostiek en behandeling die ingezet kan worden bij problematiek door seksueel trauma bij mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB). Hiermee beoogt het consortium een nieuw behandelaanbod (diagnostisch observatie-instrument en psychomotorische interventie) te ontwikkelen. De psychomotorisch therapeuten (PMT-ers) kunnen deze kennis inzetten in hun werk binnen de instellingen en via de onderzoekspartners in het project komt de kennis ten goede aan een breder werkveld en aan het onderwijs binnen en buiten de hogescholen.