Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek naar online veiligheid en mediawijsheid onder 1432 jongeren uit het voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs in Leeuwarden. Het biedt een cijfermatig inzicht in online problemen: welke problemen komen voor en in welke mate? Met de via de tool ( Online Tool Internetveiligheid 2.0.) verkregen data zijn zowel analyses op gemeentelijk niveau als op schoolniveau gemaakt. In het verlengde hiervan kunnen preventiestrategieën op maat worden ontwikkeld. Uiteindelijk doel is het veiliger maken van het internet voor jongeren. Dit onderzoeksproject is uitgevoerd vanuit de cross-over Digital Citizenship: dit is een samenwerkingsverband tussen de onderzoeksgroep Cybersafety en het lectoraat Organisations & Social Media, beide van NHL-Stenden Hogeschool. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de afdeling openbare orde en veiligheid (OOV) van de gemeente Leeuwarden.
Er verschijnen doorgaans minder vrouwen dan mannen voor de rechter en het overgrote deel van de justitiële en forensisch psychiatrische instellingen wordt bevolkt door mannen. In de literatuur naar voorspellers van crimineel gedrag komt ‘man zijn’ steevast naar voren als één van de sterkste voorspellers. Hoewel vrouwen en meisjes een duidelijke minderheid vormen binnen justitiële en forensische psychiatrische instellingen (tussen de 6 en 10%), lijkt hun aandeel in de criminaliteit de laatste 20 jaar toe te nemen. Wereldwijd wordt gezien dat er meer vrouwen worden veroordeeld en gedetineerd of opgenomen in de forensische zorg (zie de Vogel & Nicholls, 2016; Walmsley, 2015). De laatste jaren is er dan ook beduidend meer aandacht gekomen voor de vrouw als dader.1 Het meeste onderzoek naar criminologische en forensisch psychologische vraagstukken is echter nog altijd verricht binnen mannelijke populaties. De vraag is dan ook of de huidige theoretische en empirische kennis over mannelijke daders wel voldoende van toepassing is op vrouwelijke daders en wat mogelijke verschillen betekenen voor de sanctietoepassing.
Huiselijk geweld lijkt sterk toe te nemen tijdens de Covid-19 pandemie. Wat opvalt in de berichtgeving, is dat er stelselmatig wordt uitgegaan van mannelijke daders en vrouwelijke slachtoffers. Is dit wel terecht? In dit artikel beschrijven Vivienne de Vogel en Kasia Uzieblo dat ook vrouwen huiselijk geweld plegen en gaan ze in op de weerstand in de maatschappij om vrouwen als pleger én om mannen als slachtoffer te zien van huiselijk geweld. The prevalence of domestic violence seems to be increasing during the COVID-19 pandemic. In most media coverage and calls for preventive initiatives from professionals and policy, males are consistently portrayed as perpetrators of domestic violence and females and children as victims, also by leading organizations like the WHO. However, research has clearly shown that there are more types of domestic violence, like sibling and elder abuse and that women are also capable of serious violence towards their family. The current article aims to summarize the literature on gender and domestic violence, and to discuss the societal reluctance to acknowledge females as potential perpetrators, and males as potential victims.
Jeugdigen in jeugdhulp en jeugdbescherming vormen een kwetsbare groep voor seksueel misbruik en grensoverschrijdend gedrag. Professionals die met deze jeugdigen werken spe-len daarom een belangrijke rol bij de begeleiding van de relationele en seksuele ontwikke-ling van deze jeugdigen, het herkennen van seksueel misbruik en het voorkomen van grens-overschrijdend gedrag. Het is essentieel dat zij dit gevoelige onderwerp niet uit de weg gaan, op dit punt durven opvoeden en weten hoe zij om kunnen gaan met de enorme diversi-teit aan jeugdigen en ouders die zij in hun werk tegenkomen. In de praktijk blijkt dit lastig en ervaren veel professionals handelingsverlegenheid om dit intieme onderwerp te bespreken met jeugdigen, ouder(s) en collega’s. Hoewel jeugd-zorgorganisaties sinds het rapport van de commissie Samson naar seksueel misbruik in de jeugdzorg in 2012, verplicht zijn hun professionals te trainen in gespreksvoering over dit thema, gaan veel professionals het onderwerp liever uit de weg. Implementatieonderzoek toont bovendien dat het volgen van een training alleen niet voldoende is om competenties te ontwikkelen en op lange termijn te blijven toepassen. Het kunnen oefenen in een veilige omgeving en het regelmatig opfrissen van vaardigheden zijn nodig om vaardigheden te blij-ven ontwikkelen. Dit project – een samenwerking tussen het lectoraat Kwaliteit en Effectiviteit in de Zorg voor Jeugd, de Digital Society School, docenten van de opleidingen Social work en Pedagogiek (Hogeschool van Amsterdam) en Jeugdhulporganisaties Altra en Spirit - verkent in hoeverre vier innovatieve technologische middelen – chatbots, interactieve fake mo-vies, virtual ‘agent’ en serious gaming - bruikbaar zijn om (toekomstige) professionals be-ter toe te rusten op dit terrein. Daarnaast willen wij een eerste prototype chatbot rondom seksuele opvoeding ontwikkelen en testen als basis voor vervolgonderzoek en doorontwik-keling naar de andere technologische middelen.