For German-speaking tourists, an Oriental market (in Arabic: souq) is an exotic place representing the ‘Otherness’. Referring to this Oriental context, the article aims to answer the following questions: What are the tourists’ imaginaries and social narratives and what is the role that cultural brokers play? Gaining insight into the imaginaries and on-site performances of German-speaking tourists of a mega-cruise liner will contribute to the discussion of imaginaries and embodied performances in general as well as the mediation and the construction of space. The research reported upon in the article is part of a larger field study (2012–2014) in Souq Muttrah, the oldest and formerly main market in Oman. Participant observation, photography and in-depth interviews with different types of tourists, local customers, cultural brokers and on-board employees were conducted and marketing material was analysed. Results indicate that in the marketing material, the tourists are already beginning to travel backwards in time. During their visit to the souq, the multi-sensory performances and embodied imaginaries are enhanced by stories of the Arabian Nights. Cultural brokers play an essential role in ‘localizing’ the tourist experience. They adjust their own identities and direct the tourists’ performances at different stages, similar to an Oriental theme park, for example, they stop at a frankincense shop.
Met dit onderzoek is getracht een indruk te krijgen van de overtuigingen die er in de praktijk bestaan ten aanzien van effectief ingrijpen om de ontwikkeling van ernstig crimineel gedrag in de adolescentie te voorkomen. Bij dit onderzoek is aan alle kanten de breedte opgezocht. Er is gekeken naar een brede range van factoren die van invloed zijn op een antisociale ontwikkeling en naar een heel scala aan inter-venties dat hierop aan kan grijpen. Dit heeft een breed overzicht van mogelijke aangrijpingspunten en daarop aansluitende, beschikbare interventies opgeleverd. De bij de praktijk opgehaalde resultaten dui-den op grote overeenstemming tussen respondenten over de prioritering van beschikbare interventies. Daarbij zien de respondenten duidelijk meerwaarde, voor de gehele ontwikkelingsperiode, in het ver-sterken van goed opgroeien (universele preventie) nog vóór er sprake is van problematisch antisociaal of delictgedrag. In grote lijnen zijn respondenten het ook eens over het inzetten van interventies gericht op het bijsturen in reactie op zorgwekkende signalen (primaire preventie) of op het stoppen en ombui-gen van delictgedrag (secundaire preventie). Wel is de mate van overeenstemming daarvoor iets min-der groot dan bij universele preventie. Praktijkprofessionals, onderzoekers en ervaringsdeskundigen sluiten met hun keuze voor deze interventies vooral aan bij interventies gericht op Familie, Kind en School om bijtijds in te grijpen op een antisociale ontwikkeling. Voor het bij bewoners versterken van gedeelde opvattingen rondom prosociaal gedrag in hun buurt is minder support, maar in de literatuur zijn er duidelijke aanwijzingen die het belang ervan onderschrijven. Tenslotte toont de literatuurstudie de meerwaarde om interventies multimodaal in te zetten, maar de wijze waarop dit het meest effectief is vraagt om aanvullend onderzoek. De resultaten van dit onderzoek bieden houvast voor beleidskeuzes, zowel landelijk als meer regionaal en lokaal. In respons op gesignaleerde problemen kan als eerste stap, met de praktijkprofessionals, lo-kaal informatie verzameld worden over: • beschikbare interventies voor 0-15 jarigen, gericht op Kind, Familie, School en Buurtfactoren op de verschillende preventieniveaus; • de wijze waarop deze interventies gecombineerd en multimodaal ingezet kunnen worden, best passend bij gesignaleerde problemen. • de keuze van interventies die ingezet kunnen worden als een antisociale ontwikkeling persistent en in toenemende mate ernstig blijkt te zijn. Ook kan er meer kennis opgedaan worden in het combineren van erkende interventies met ondersteunende vormen van advies, belangenbehartiging en begeleiding op dagelijkse stress verhogende om-standigheden. Beperkingen van het onderzoek liggen in: • de brede spreiding van respondenten waardoor zij als beroep of functie niet representatief zijn; • de beknopte vertaalslag van de interventies naar vragen in het Delphi-onderzoek die respondenten ruimte bood tot interpretatie; • de beperkte mate waarin respondenten op elkaars uitslag konden reageren.
Plant photosynthesis and biomass production are associated with the amount of intercepted light, especially the light distribution inside the canopy. Three virtual canopies (n = 80, 3.25 plants/m2) were constructed based on average leaf size of the digitized plant structures: ‘small leaf’ (98.1 cm2), ‘medium leaf’ (163.0 cm2) and ‘big leaf’ (241.6 cm2). The ratios of diffuse light were set in three gradients (27.8%, 48.7%, 89.6%). The simulations of light interception were conducted under different ratios of diffuse light, before and after the normalization of incident radiation. With 226.1% more diffuse light, the result of light interception could increase by 34.4%. However, the 56.8% of reduced radiation caused by the increased proportion of diffuse light inhibited the advantage of diffuse light in terms of a 26.8% reduction in light interception. The big-leaf canopy had more mutual shading effects, but its larger leaf area intercepted 56.2% more light than the small-leaf canopy under the same light conditions. The small-leaf canopy showed higher efficiency in light penetration and higher light interception per unit of leaf area. The study implied the 3D structural model, an effective tool for quantitative analysis of the interaction between light and plant canopy structure.
MULTIFILE