The Hanze University Groningen offers more than 60 different honours programmes for students who want to do more than the regular programme offers them. In these programmes, students are guided to become an excellent professional. Competencies defining an excellent professional were assessed in a previous research by means of focus group discussions and Delphi survey with professionals and experts in the social worker field, resulting in a profile of the excellent social worker consisting of 6 domains. Our aim is to investigate the opinions of the teachers at the faculty Social Work regarding the profile of the excellent social worker. In addition, we aim to explore how teachers recognize, acknowledge and encourage excellence among their students.The Delphi method was used to investigate the opinions of the teachers. All teachers of Social Work Department were invited to fill in a survey giving their opinion on the excellent social worker profile as stated by the professionals. The teachers were asked to choose whether each domain was “essential”, “important but not essential” or “not needed” for an excellent Social Worker. Currently, 35 teachers answered the survey. Teachers agree that the competencies of the profile are essential for an excellent professional, with exception of ‘coaching and supporting your colleagues’. Over 50% of the respondents think that this is important but not essential. More than 90% of the teachers agree that “thinking out of the box” and “having the courage to think of different and innovative solutions” are essential competencies for excellence. In addition, teachers indicated that ethics, internationalization and entrepreneurship are missing in the profile.To conclude, the profile is acknowledged by teachers with broad support. In the next stage of the research, teachers will be asked about how they stimulate these competences by students. The research will be completed in June.
De incidentie van niet aangeboren hersenletsel (NAH) bij personen in de leeftijd tot 25 jaar in Nederland is aanzienlijk, met ca. 18.000 nieuwe gevallen per jaar. Kinderen en jongeren met NAH hebben naast fysieke, cognitieve en emotionele beperkingen, een significant lager niveau van sociale participatie dan hun gezonde leeftijdgenoten. Het gebruik van de Nintendo Wii, een spelcomputer die bewegingen op natuurlijke en intuïtieve wijze uitlokt, lijkt mogelijkheden te bieden om contacten met anderen en actieve vrijetijdsbesteding bij jongeren met NAH te stimuleren. In deze studie wordt onderzocht wat het effect is van het gebruik van de Nintendo Wii bij kinderen en jongeren met NAH op fysiek, cognitief en sociaal functioneren. Om dit te onderzoeken is een multicenter, observationele pilotstudie verricht, bij 50 kinderen en jongeren met NAH in de leeftijd van 6-29 jaar die onder controle of behandeling zijn van een revalidatiearts. De interventie, van in totaal 12 weken, startte met 2 trainingssessies van 60 minuten, waarbij de toe te passen games werden gekozen passend bij zelf gekozen behandeldoelen (te verbeteren functies of activiteiten) en uitvoerbaar gezien de individuele beperkingen van de deelnemer. Vervolgens werd er minimaal 2 keer in de week gegamed. Er was wekelijks contact met een therapeut per telefoon of e-mail. De effectmetingen (vragenlijsten en een neuropsychologische test) werden verricht aan het begin en einde van de interventie en betroffen het fysiek, cognitief en sociaal functioneren. De statistische analyse bestond uit vergelijkingen van de uitkomstmaten tussen 0 en 12 weken met behulp van gepaarde t-toetsen, Wilcoxon-Signed-Rank tests en chi-kwadraat toetsen. Deze eerste pilotstudie naar de effecten van het gamen met de Nintendo Wii bij jongeren met NAH laat significante verbetering zien op het fysiek en cognitief functioneren, en niet op het sociaal functioneren. Deze resultaten zijn aanleiding om de effectiviteit van de Nintendo Wii in deze patiëntengroep in een grotere, gecontroleerde studie verder te onder ABSTRACT Aim: To explore the effects of usage of the Nintendo Wii on physical, cognitive and social functioning in patients with acquired brain injury (ABI). Methods: This multicenter, observational proof-of-concept study included children, adolescents and young adults with ABI aged 6-29 years. A standardized, yet individually tailored 12-week intervention with the Nintendo Wii was delivered by trained instructors. The treatment goals were set on an individual basis and included targets regarding physical, mental and/or social functioning. Outcome assessments were done at baseline and after 12 weeks, and included: the average number of minutes per week of recreational physical activity; the CAPE (Children's Assessment of Participation and Enjoyment); the ANT (Amsterdam Neuropsychological Tasks); the achievement of individual treatment goals (Goal Attainment Scaling); and quality of life (PedsQL; Pediatric Quality of Life Inventory). Statistical analyses included paired t-tests or Wilcoxon-Signed-Rank tests. Results: 50 patients were included, (31 boys and 19 girls; mean age 17.1 years (SD 4.4)), of whom 45 (90%) completed the study. Significant changes of the amount of physical activity, speed of information processing, attention, response inhibition and visual-motor coordination (p<0.05) were seen after 12 weeks, whereas there were no differences in CAPE or PedsQL scores. Two-thirds of the patients reported an improvement of the main treatment goal. Conclusion: This study supports the potential benefits of gaming in children and youth with ABI.
The future of the business sector for students in higher education is uncertain. The reasons for this are technological developments, the effects of globalisation and the shifting of business models (Brynjolfsson & McAfee, 2014; Helbing, 2014). The consequences of digitalisation and robotisation are large for professions in the financial-economic sector, such as accountancy and finance, business economy, and marketing (Frey & Osborne, 2013; Deloitte, 2016). As a result, certain jobs will disappear, but on the other hand new types of jobs will arise. It is expected that people in employment will have to have a strong adaptive ability to handle fast changes. There is an increasing expectation that they need to be mobile between employers and that they should be able to deal with a variety of new tasks, roles and positions (Dochy, Berghmans, Koenen, & Segers, 2015). Professionals need to have a sense of great flexibility in order to be able to anticipate these changes based on their own power and ambition. In addition to this adaptive ability, good interpersonal skills are essential due to the need for working in multidisciplinary teams on complex issues (Onstenk, 2017). The Social and Economic Council of the Netherlands (Sociaal-Economische Raad, 2017) presumes that the level of basic skills required to participate in an increasingly complex society is continuously growing, and they advise upcoming professionals to train their resistance, flexibility and the ability to continuously develop in order to maintain sustainable employability. In this way professionals regularly need to be able to reinvent themselves during periods of change (Van Water & Weggeman, 2017; Frie, Potting, Sjoer, & Van der Heijden, submitted for publication). This chapter will describe how the Department of Business, Finance & Marketing (BFM) of The Hague University of Applied Sciences (THUAS) has found an answer to the challenges of a Department-wide educational innovation. First it is outlined what this innovation involves and how it will be designed. The net paragraph clarifies the overlap in the competency profiles of the five programmes of BFM. Then the next steps of this educational innovation process are described. Finally, insights will be discussed as to the role of the lecturers and the business sector, as valuable partners, within this educational reform.
Om complexe maatschappelijke vraagstukken het hoofd te bieden is het een voorwaarde dat professionals op school, in de wijk en rond het gezin goed samenwerken. Dit vraagt om innovatie van de bestaande infrastructuur waarbinnen professionals worden opgeleid. Hierbij is de koppeling met onderzoek, specifiek rondom het thema ‘boundary crossing’, essentieel. Doel Het doel van het project is het creëren en onderzoeken van deze innovatieve opleidings-en professionaliseringsinfrastructuur door het vormgeven van professionele leernetwerken (PLN’s) in Utrecht en Amersfoort. Resultaten Binnen een PLN wordt een leer-en onderzoeksomgeving gecreëerd waarin opleiden, professionaliseren, onderzoeken en innoveren verbonden zijn: Studenten uit het sociaalpedagogisch en educatieve domein werken samen aan complexe vraagstukken en tonen hun leeruitkomsten Opleiders vormgeven de (blended) leeromgeving binnen het PLN Praktijkprofessionals werken binnen het PLN aan de verbetering van hun eigen professioneel handelen Onderzoekers verwerven kennis met betrekking tot boundary crossen en de inhoudelijke vraagstukken waaraan binnen het PLN wordt gewerkt. Podcast Een leven, een verhaal, een kind, maar met bijvoorbeeld de leerkracht, de zorgcoördinator, de psycholoog, de wijkagent, de jongerenwerker, de pedagoog cirkelen er soms wel tien professionals om dat kind heen. Naast natuurlijk de eigen familie en allemaal kijken ze door hun eigen bril. In de serie Bruggenbouwers en Grensverleggers kijken we naar wat de raakvlakken zijn tussen al die professionals en wat ze van elkaar kunnen leren. De serie volgt drie verhalen uit de praktijk waarbij de verschillende partijen betrokken zijn Met deze podcastserie willen we de dialoog op gang brengen over interprofessioneel samenwerken. Looptijd 01 september 2022 - 31 augustus 2025 Aanpak De PLN’s zullen worden ontwikkeld door het uitvoeren van participatief actieonderzoek. Aan de hand van concrete casuïstiek uit de dagelijkse praktijk van professionals (in opleiding) die deelnemen aan het PLN worden, kortcyclisch, de verschillende stappen van actieonderzoek doorlopen. Relevantie Het project levert inzicht op in hoe je op een revolutionare wijze kan kijken naar het opleiden van professionals binnen het educatieve, pedagogische en sociale domein. Downloads en links Cofinanciering Financiering komt vanuit de HU-Profileringsmiddelen (Expertisegebied Samen Lerend).
Door COVID-19 crisis zijn er extra uitdagingen om de verdere doorontwikkeling van het praktijkgerichte onderzoek en de onderliggende infrastructuur en professionalisering kwalitatief en kwantitatief te realiseren. De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) zet de IMPULS 2020 middelen in om de rol van het praktijkgericht onderzoek hierin te bestendigen en versterken. Het betreft een academie overstijgende aanvraag. Het beschikbare budget vanuit de regeling bedraagt 550.000 euro en zal in 2021 via twee lijnen worden ingezet: 1. Netwerk- en visievorming Dit richt zich op de versterking van de strategische netwerkvorming en samenhang overstijgend aan de zwaartepunten als focus gebieden voor de samenwerking onderwijs, onderzoek en werkveld (deels is hier aandacht voor de ontwikkeling en samenwerking bij regelingen als SPRONG of MMIP). Dit moet leiden tot het ontwikkelen van een meerjarige roadmap SLIM, SCHOON & SOCIAAL (S3). De regie ligt bij dit deel bij het zwaartepunt management. (Sustainable Energy & Environment (SEE), Smart Region en Health). 2. Professionalisering onderzoeksondersteuning Dit gedeelte betreft het vervolg op het project professionalisering onderzoeksondersteuning en richt zich (in lijn met het nationale project DCC) op de doorontwikkeling van: datastewardship, FAIR data & open access, ICT kennisinfrastructuur en communicatie rondom onderzoek en ondersteuning, verdere ontwikkeling van een Open Science Platform en voorbereiding op een HAN Open Access Fonds. Dit deel zal vanuit Services Onderwijs, Onderzoek en Kwaliteitszorg gecoördineerd worden. Middels deze inzet geeft de HAN een extra stimulans aan de strategische samenwerking en de verdere ontwikkeling van een consistente en herkenbare onderzoeksprogrammering en -ondersteuning.
Een op de drie Nederlanders heeft een chronische aandoening en dat aantal neemt sterk toe bij mensen boven de 75 jaar. De meeste mensen zijn niet zorgafhankelijk maar leven met de gevolgen van chronische gezondheidsproblemen. Dit vraagt andere inrichting van de zorg, waarin aandacht moet verschuiven van behandeling van ziekte en geven van zorg naar aandacht voor functioneren en zelfmanagement. Hierbij gaat het niet alleen om het omgaan met de medische consequenties en behandeling, maar ook om sociaal-maatschappelijke participatie en emotionele uitdagingen. Voor zorgverleners is de opdracht om dit zelfmanagement effectief te ondersteunen lang niet altijd vanzelfsprekend; zij zijn gewend aan de ‘expertrol’ maar worden nu geacht samen met de patiënt / zorgvrager te beslissen en om persoonsgerichte zorg te leveren. Bovendien vraagt het ondersteunen van zelfmanagement en eigen regie bij kwetsbare groepen zoals ouderen met multimorbiditeit, jongeren met chronische aandoeningen, mensen met lage gezondheidsvaardigheden of kwetsbare zwangeren extra aandacht. Ook voor veel mensen zelf – en vooral bij kwetsbare groepen – zijn zelfmanagement en eigen regie niet vanzelfsprekend. De afgelopen jaren is de nadruk steeds meer komen te liggen op het versterken van eigen kracht van burgers. Zelfmanagement en eigen regie worden steeds belangrijker in het omgaan met gezondheid en welzijnsvraagstukken, ook ten behoeve van participatie. Een kanteling naar een zorg- en welzijnsmaatschappij waarin zelfmanagement centraal staat, vergt een cultuurverandering in organisaties en attitude- en gedragsveranderingen bij professionals. Door met lectoren vanuit verschillende hogescholen en domeinen – samen met de praktijk en het onderwijs – aan praktijkgericht onderzoek te werken, wordt optimaal gebruik gemaakt van de expertise en het netwerk van deze lectoren en wordt samenwerking tussen hen bevorderd. De lectoraten zijn naar elkaar aanvullend in expertise waardoor kennis en oplossingen die worden ontwikkeld breed toepasbaar zijn in de praktijk en in de verschillende curricula van de betrokken opleidingen. Tevens worden uniforme definities ontwikkeld en wordt een gemeenschappelijke, (lectoraat)overstijgende benadering ontwikkeld voor het bevorderen van zelfmanagement en eigen regie, ook voor kwetsbare groepen binnen het domein zorg en maatschappelijke participatie. Hierbij kiezen we voor een persoonsgerichte aanpak. Hiermee wordt interprofessioneel samenwerken – zowel in lokale als in landelijke netwerken – gestimuleerd. Dit alles draagt bij aan het beter toerusten van huidige en toekomstige professionals. De initiërende lectoren willen met gezamenlijk praktijkgericht onderzoek bijdragen aan het versterken van het zelfmanagement en de eigen regie van burgers en vooral kwetsbare groepen en aan het goed toerusten van relevante beroepsgroepen. Ze beogen daarbij een langdurige samenwerking, ondersteund door de platformregeling.