In dit artikel wordt de literatuur verkend op het terrein van een meer sociaalparticipatieve benadering van actief burgerschap. In deze literatuur wordt de ontwikkeling van burgerschap verbonden met de noodzaak zicht te ontwikkelen op handelingscontexten die voor zowel burgers als sociale professionals van belang zijn. We verkennen relevante literatuur van onder andere De Tocqueville, Dewey, Putnam, Lichterman en Biesta. Door aandacht te besteden aan burgerschap als praktijk beogen we dichter op de huid van het werk van sociale professionals te kruipen, waardoor de huidige ontwikkelingen rondom de bevordering van actief burgerschap bevraagd kunnen worden. Wat deze literatuurverkenning in beeld brengt is dat actief burgerschap niet tot bloei komt vanuit een opgelegde moraal, maar verbonden dient te worden met het dagelijkse handelen van burgers, waarin het “al doende leren” samen op gaat met de ontwikkeling van betekenisvolle praktijken. Sociale professionals hebben vooral tot taak dit type praktijken te ondersteunen en te faciliteren.
DOCUMENT
In opdracht van de Dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer gemaakte sociale analyse van de wijk Lakerlopen in Eindhoven in het kader van de integrale wijkvernieuwing. Lakerlopen is statistisch gezien een van de 'slechtse'wijken van Eindhoven. Dit onderzoek heeft als insteek de sociale relaties tussen bewoners onderzocht. In de wijk worden bijna 30 leefgebieden onderscheiden. Leefgebieden zijn die pleintjes, straten, flats e.d. wat bewoners tot hun directe woonomgeving rekenen, en waarbij zij zich erg betrokken voelen. Dit onderzoek toont aan dat het niveau van de sociale relaties in de leefgebieden voornamelijk op of boven de gestelde norm zit. Voor vele betrokkenen, van actieve bewoner tot stedebouwkundige, was dit een verrassende uitkomst; het zorgde voor nieuw elan in de wijkvernieuwing, en een andere kijk op aandachtswijken in Eindhoven.
DOCUMENT
Zou het helpen als we zelf aardiger zijn op social media? Bart Wernaart, lector Moral Design Strategy gelooft er niets van. Want de infrastructuur van social media leidt tot polarisatie
LINK
Het sociaal netwerk vormt een belangrijk thema doordat vanuit de Wmo verondersteld wordt dat de cliënt eerst de eigen kracht aanboort, alvorens er professionele hulp kan worden ingeschakeld. Dat betekent dat hij ook de kracht die het eigen sociaal netwerk bezit moet benutten. Het gaat bij kracht van het sociaal netwerk om steun die door familie, vrienden , kennissen en buren gegeven kunnen worden. Hierdoor kan de cliënt langer zelfstandig thuis blijven wonen en/of meer participeren in de samenleving. In de literatuur wordt wel onderscheid gemaakt tussen het persoonlijk – en het maatschappelijk steunsysteem van de cliënt. Bij het maatschappelijk steunsysteem gaat het dan met name over het benutten van algemene voorzieningen als vrijwilligers of lotgenotencontacten etc. In deze docentenhandreiking ligt de focus op het persoonlijk steunsysteem. De opzet van deze handreiking is dat je als docent tijdens je lessen voor een bepaald vak waar het onderwerp Sociale netwerken bij aan de orde komt, kan putten uit dit lesmateriaal. Daarbij kun je gericht zoeken vanuit de deelthema’s waar deze docentenhandreiking uit is opgebouwd. Ieder deelthema wordt kort ingeleid. Hierdoor krijgt de lezer een goede indruk van de belangrijkste items die bij ieder deelthema aan de orde zijn. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de literatuur en onderwijsmodules uit de Wmo-werkplaatsen, zodat jij en studenten zich verder in het thema kunnen verdiepen. Tot slot wordt bij ieder deelthema een aantal opdrachten geformuleerd die je als docent kan gebruiken als opdrachten tijdens de lessen.
DOCUMENT
Fysieke nabijheid en persoonlijke banden tussen individuele buren zijn belangrijker voor het tot stand komen van een hulprelatie dan een op de buurt betrokken gemeenschapsgevoel. Sociale cohesie leidt dus niet tot meer informele zorg. Persoonlijke betrokkenheid doet er pas echt toe. Aldus Lilian Linders in haar proefschrift De betekenis van nabijheid.
DOCUMENT
In deze Wmo-wijzer beschrijven we een aantal aspecten van werken in en met sociale netwerken. Eerst bespreken we het begrip ‘sociaal netwerk’ en behandelen we een aantal kenmerken en functies. Daarna gaan we in op benaderingen om sociale netwerken te ondersteunen en versterken en de rol van professionals hierbij. Hierbij richten we ons vooral op mensen bij wie het niet zo vanzelfsprekend is om in sociale netwerken te participeren, bijvoorbeeld vanwege psychische of verstandelijke beperkingen.
DOCUMENT
Het sociaal werk bevindt zich in woelige tijden en in die dynamiek werken sociaal werkers aan het (zo integraal mogelijk) bevorderen van het sociaal functioneren van mensen. Dat vraagt om voortdurende afstemming met burgers, hun netwerk, betrokken professionals en andere actoren. In onze diverse, ongelijke, geïndividualiseerde en complexe samenleving is het leggen van verbindingen tussen verschillende groepen in de samenleving essentieel en een van de kerntaken van sociaal werk. Het blijkt vaak lastig om de communicatie en afstemming met al die partijen voor elkaar te krijgen en daarbij de focus op burgers/cliënten vast te houden (Feringa, Peels, Van der Sanden, & Linders, 2017; Linders & Feringa, 2014). Sociaal werkers hebben er bijvoorbeeld moeite mee om te bepalen wanneer ze echt de regie kunnen ‘laten’ bij burgers. Dat doen ze – al dan niet bewust – vanuit de gedachte dat zijzelf als professional de bepalende factor zijn in het samenspel met burgers. Dit zien we terug in het taalgebruik dat vaak gebezigd wordt in het sociale domein. Professionals leggen regie bij cliënten terug, regisseren lotgenotencontact, zetten mensen in hun kracht, of organiseren burgerinitiatieven (Linders & Feringa, 2014; Linders, Feringa, Potting, & Jager-Vreugdenhil, 2016). Gesprekken tussen professionals gaan vaak over rollen, taken en verdeling van verantwoordelijkheden of vraagstukken die betrekking hebben op de (on)mogelijkheden om conform de transformatiedoelstellingen te werken (Van der Sanden, Feringa, Peels, & Linders, 2017). Dat kan ten koste gaan van de verbinding met cliënten, wijkbewoners, vrijwilligers, enzovoorts.
DOCUMENT
Van oorsprong worden televisieprogramma’s op een lineaire manier aangeboden aan kijkers: een omroep bepaalt in welke volgorde programma’s worden getoond. Dit verandert echter langzaam. Ondemand mogelijkheden via internet en settopboxen zorgen ervoor dat kijkers zelf kunnen bepalen wanneer ze welk programma willen kijken. De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) speelt op die mogelijkheden in met onder meer de dienst Uitzending Gemist, een NPOapplicatie voor mobiele apparaten en verschillende themakanalen. Eén van die themakanalen is NPO Spirit. Ze biedt via internet ondemand video’s aan op het gebied van levensbeschouwing, spiritualiteit en diversiteit. Het aanbod is zo pluriform mogelijk. Dat wil zeggen dat verschillende religies en levensbeschouwingen naast elkaar worden aangeboden. NPO Spirit formuleert haar propositie dan ook als volgt: “NPO Spirit laat de kijker genieten en brengt op toegankelijke wijze (nieuwe) inzichten!" De uiteindelijke doelstelling van dit project is om méér mensen en meer verschillende groepen te bereiken. Het eindresultaat bestaat uit (1) een specifiek overzicht voor NPO Spirit van relevante trefwoorden, groepen ( hubs ) en sleutelfiguren ( influencers ) op internet, en (2) een algemene werkwijze om vanuit een organisatie of merk te bepalen welke groepen, trefwoorden en sleutelfiguren op het internet relevant zijn. Dit moet ertoe leiden dat NPO Spirit beter in staat raakt om video’s naar consumenten ‘toe te brengen’.
MULTIFILE
Sociaal werkers ondersteunen kwetsbare burgers. Elke keer is dat zoeken wat voor deze mens in deze situatie passend is. Behalve door praktische en theoretische kennis en een methodische aanpak, laat een professional zich sturen door het perspectief en de waarden van het beroep. Voor sociaal werkers staat de waarde ‘sociale rechtvaardigheid’ centraal. In dit artikel verbind ik kwetsbaarheid als kenmerk van de doelgroep van sociaal werkers aan sociale rechtvaardigheid als richtinggevende waarde.
DOCUMENT
Technologie staat niet centraal in het werk van agogen. Maar technologie biedt ons wel een kader om structurele vraagstukken inzake sociale kwaliteit van de samenleving en de professionele situering door hulpverleners aan de orde te stellen. Het brandpunt moet verschuiven naar het sociale kwaliteit van alle burgers - ook als het gaat om deelname aan ICT en internettechnologie. We zullen er bovendien naar moeten streven die burgers te engageren als co-producenten. Dat betekent een aanzienlijke vergroting van de bandbreedte waarin de sociale sector werkt en heeft dus budgettaire consequenties. Extra investeringen in de sociale infrastructuur van Nederland zouden dan ook het logische gevolg moeten zijn van de politieke keuzes. In de geest van de informatiesamenleving kan voor die bredere opvatting van sociaal agogisch handelen gebruik gemaakt worden van de term breedband-hulpverlening.
DOCUMENT