Lean is een ontwerptheorie op zoek naar een theoretische onderbouwing. In deze bijdrage laat de auteur zien dat de Moderne Sociotechniek (MST), zoals ontwikkeld door Ulbo de Sitter, kan dienen als een dergelijke theoretische onderbouwing. De overeenkomsten zijn dus groter dan menigeen, inclusief De Sitter zelf, denkt. Daarnaast wijst hij ook op verschillen. Zo is het de verdienste van De Sitter, dat hij het vraagstuk van de lerende organisatie als een structuurvraagstuk geherformuleerd heeft. En het is de verdienste van Lean dat ze de rol van standaarden en routines in dit leerproces geherwaardeerd heeft.
DOCUMENT
Op 28 juli 2014 is Ben Fruytier overleden. Hij was lector Organisatieconfiguraties en Arbeidsrelaties bij het Kenniscentrum Sociale Innovatie (KSI) van Hogeschool Utrecht (HU). Tevens was hij als universitair hoofddocent werkzaam bij de Faculteit der Managementwetenschappen van de Radboud Universiteit (RU Nijmegen). Aan deze universiteit heeft hij arbeid- en organisatiesociologie gestudeerd en is hij cum laude afgestudeerd. Hij was leerling van Ulbo de Sitter en heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de verdere ontwikkeling en toepassing van de sociotechniek in Nederland. In 1987 heeft hij de werkgroep Productie Organisatie en SocioTechniek (‘POST-groep’) opgericht, waarin wetenschappers, organisatieadviseurs en stafmedewerkers van bedrijven en vakbonden werkten aan de professionalisering van het vak van (sociotechnische) organisatieverandering.
MULTIFILE
Jos Pieterse studeerde sociotechniek aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde zijn doctoraat in change management aan de Open Universiteit in Heerlen bij Thijs Homan. Zijn promotieonderzoek richtte zich vooral op verschillen in het taalgebruik van professionals die samenwerken aan verandervraagstukken in en tussen organisaties. Bij circulaire- en duurzaamheidsvraagstukken in veelal multi-stakeholder netwerken is dit “elkaar begrijpen” cruciaal. De betekenisgeving die bij deze actoren al pratende in hun interacties ontstaat is niet te voorspellen, laat staan te managen. Dit sociale complexiteitsperspectief is door Thijs Homan verder uitgewerkt en vormt één van de pijlers in de onderzoeken van Jos.
LINK
Hoofdstuk 6 in HRM Heden en Morgen Het creëren van werk en aantrekkelijke banen is en blijft een actueel vraagstuk. Gezien de demografische ontwikkelingen is te verwachten dat werkgevers het in de nabije toekomst moeilijk zullen vinden voldoende gekwalificeerd personeel aan te trekken, al zal veel afhangen van de economische ontwikkeling. Het belang van het bieden van aantrekkelijk werk is groot, niet alleen qua salaris, maar zeker ook qua inhoud van het werk.
LINK
Dit artikel handelt over het organisatieveranderingsproces. De invalshoek is het veranderingsproces als betekenisgevend proces tegen de achtergrond van de ‘sociale doelen’: de ‘acceptatie’ door de leden van de organisatie en de ‘integratie’ in het handelen van de organisatieleden. Gezocht wordt naar een aansluiting in de sociotechnische systeemtheorie van De Sitter op de veranderkundige configuratieve integratietheorie van Van Dongen, De Laat en Maas (1996). Die aansluiting wordt gevonden in het werk van Weick. Doel van het artikel is een versterking van de veranderprogramma’s die tot nu toe door sociotechnische organisatieadviseurs worden gebruikt.
DOCUMENT
Rond 1980 werd personeelsontwikkeling in Nederland vooral geadopteerddoor een andere discipline, onderwijskunde, waardoor veel nadruk werd gelegd op bedrijfsopleidingen. Die werden gezien als ‘beroepsonderwijs in pocketformaat’: nascholing in cursusverband kreeg mede daardoor een dominante plaats binnen het geheel van HRD-praktijken(Thijssen, 2003). Sindsdien is er veel veranderd. De pas later ook in Nederland doorgebroken term Human Resource Development is daar een exponent van. De veelvormigheid van HRD-activiteiten is toegenomen net als het besef dat investeren in HRD noodzakelijk is. De meest ingrijpende contextuele verandering voor HRD-praktijken betreft de arbeidsmarktturbulentie die met name is ontstaan door de behoefte van organisaties aan personele flexibiliteit, waardoor lifetime employment een marginaal fenomeen is geworden. In verband daarmee is een omslag waar te nemen van een traditioneel naar een modern psychologisch contract, hetgeen met name inhoudt dat het initiatief en de verantwoordelijkheid voor ontwikkelingsinvesteringen niet meer zo zeer bij de arbeidsorganisatie ligt, maar primair bij het individu. Tegen deze achtergrond zal in het navolgende gedeelte worden ingegaan op drie HRD-deeldomeinen: loopbaanmanagement, talent management en management development. Daarbij wordt naast de betekenis van deze deeldomeinen aandacht besteed aan diverse ontwikkelingen in het recente verleden en aan enkele belangrijke agendapunten als verbinding naar de toekomst
DOCUMENT
Lectorale rede, in verkorte versie uitgesproken bij de aanvaarding van de functie van lector Dynamische Talentinterventies aan Fontys Hogeschool HRM en Psychologie op 29 september 2016.
DOCUMENT
Hoe kun je slim werken met talent in teams? Deze vraag staat centraal in deze bundel. We beschrijven tien teams uit het onderwijs en andere sectoren die vertellen hoe zij in hun team werken vanuit talent, en welke stappen zij hebben gezet om dat voor elkaar te krijgen. Er is geen ‘one best way’, zo is onze conclusie. Er zijn vele manieren om binnen het team talentgericht te werken. Toch zijn er enkele algemene lessen te trekken. Met de voorbeelden en de afsluitende conclusies in deze bundel willen we andere teams (in het onderwijs) inspireren om ook in hun team aan de slag te gaan met talentgericht werken.
DOCUMENT
Werknemers en werkgevers in het HBO hebben in 2007 afgesproken om in het kader van voortdurende actualisering van het sociaal beleid een „aanpak werkdruk‟ te ontwikkelen in samenhang met gezondheidsbeleid (Hoofdlijnenakkoord cao-hbo 2007). Om inzicht te krijgen in de omvang van de werkdruk is in de cao 2010-2012 afgesproken in het tweejaarlijkse medewerkerstevredenheidsonderzoek, dat voor elke HBO-instelling verplicht is, informatie over werkdruk te verzamelen waarmee vergelijking binnen de sector mogelijk is (AOB 2010). Een uniforme, valide meting van de ervaren werkdruk is belangrijk, maar voor een aanpak van de werkdruk is meer nodig. De ontwikkeling van het in dit rapport gepubliceerde Wehbo-instrument kan een belangrijke bijdrage leveren aan het effectueren van deze afspraak.
DOCUMENT