Hoofdstuk 2 in Kansen in kunst. Als we de wereld als podium zien, in welke rollen hebben mensen met een handicap hier tot nu toe dan op mogen meespelen? Welke ruimte en kansen kunnen we voor hen creëren, zodat zij in nieuwe rollen, die ze zélf graag willen spelen, op dit wereldpodium kunnen meedoen? De algemene doelstelling van Kunst Inclusief was meer mogelijkheden te creëren, zodat mensen met een beperking in staat zijn hun talenten te ontwikkelen en door middel van hun talenten beter kunnen participeren in de samenleving. Gedurende het onderzoek werd echter besloten dat ‘mensen met handicaps’ een te brede groep was en is er gefocust op mensen met verstandelijke en psychiatrische ‘handicaps’. Maar ook deze indeling bleek niet eenvoudig. Want deze twee groepen verschillen erg van elkaar. En ook binnen deze zogenaamde doelgroepen zijn mensen erg verschillend. Mensen met een psychiatrische beperking geven aan dat zij vaak benaderd worden als ‘doelgroep’. Ze ervaren dit als stigmatiserend: door anderen wordt bedacht en bepaald hoe ze zich mogen ontwikkelen en op welke manier ze mogen meedoen. Sommigen ervaren zelfs dat de visie van meedoen gebaseerd is op bezuinigingen, met als achterliggende gedachte de deelnemers te forceren zo snel mogelijk aan het werk te gaan.
In deze notitie wordt de curriculumanalyse waarover Kees Freriks, directeur van de Theo Thijssen Academie en Kees van der Wolf, lector van het Lectoraat Gedragsproblemen in de Onderwijspraktijk hebben gesproken nader uitgewerkt. Zij zijn overeengekomen dat de kenniskring het curriculum van de Theo Thijssen Academie gaat analyseren. Dit krijgt gestalte vanuit een Critical Friend-rol. Onderzocht wordt op welke wijze speciale zorg voor kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden in het curriculum is opgenomen en op welke wijze dit mogelijk kan worden verbeterd. De analyse van wat er aangeboden wordt op het gebied van speciale zorg voor kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden gaat uit van de nota De Inhoudelijke Pit waarin de kern van de onderwijsinhoud en de pedagogische basis voor het werken op de Theo Thijssen Academie wordt beschreven.
Vluchtelingenkinderen kampen vaak met uiteenlopende problemen die te maken hebben met hun achtergrond, vluchtgeschiedenis en/of onzekere verblijf in Nederland. Om na te gaan of lesprogramma’s het welbevinden van vluchtelingenkinderen in het basisonderwijs kunnen bevorderen zijn de effecten van twee lesprogramma’s onderzocht. Bij 243 leerlingen in de leeftijd van 5 tot en met 14 jaar van AZC-scholen en opvangklassen is nagegaan in hoeverre zij vooruitgaan in hun welbevinden na het volgen van de lessen. De uitkomsten zijn vergeleken met een controlegroep van 131 vluchtelingenkinderen. Deze controlegroep heeft geen van beide lesprogramma’s gevolgd. Het welbevinden van leerlingen verbetert niet na het volgen van de programma’s. Dit wordt aangetoond met behulp van beschrijvende statistiek en variantie-analyses. Echter, docenten en leerlingen zijn wel zeer tevreden over de methodes. Tot slot wordt dan ook de vraag bediscussieerd of het feit dat geen effecten zijn aangetoond voldoende is om uitspraken te doen over het nut van de programma’s.
passend onderwijs, speciale onderwijsbehoeftenEen stimulerende omgeving waarin onderwijsprofessionals, ouders/verzorgers van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften (SOB-leerlingen) en zorgprofessionals goed samenwerken, draagt bij aan de ontwikkeling, kansengelijkheid en maatschappelijke participatie van kinderen. Ongeveer 8% van de schoolkinderen heeft extra onderwijsondersteuning nodig. Voor hen is een schoolcultuur waarin een goede relatie bestaat tussen thuis, school en zorgprofessionals extra belangrijk. De ontwikkeling van SOB-leerlingen kan verstoord raken wanneer de overgang van voorschoolse voorzieningen naar het reguliere basisonderwijs niet goed verloopt. Zo’n transitie kan stressvol zijn. Deze stress wordt vaak veroorzaakt door het gebrek aan overzicht van betrokken zorgprofessionals, door onduidelijkheid over regie en door handelingsverlegenheid van onderwijsprofessionals om met ouders/verzorgers van SOB-leerlingen samen te werken. Het doel van dit onderzoeksproject is om een bijdrage te leveren aan een soepele overgang van SOB-leerlingen naar het reguliere basisonderwijs, zodat zij vanaf de start van de basisschool kans krijgen om zich optimaal te ontwikkelen. Met een soepele overgang wordt bedoeld dat meer SOB-leerlingen succesvol overstappen van voorschoolse voorzieningen naar regulier basisonderwijs door: (1) Vermindering van stress van onderwijsprofessionals en ouders/verzorgers van SOB-leerlingen; (2) Verbetering van vaardigheden van onderwijsprofessionals, en (3) Een toename van ervaren familiemanagement, zelfregie en overzicht van families van SOB-kinderen.Het huidige project wordt gedragen door een interprofessioneel consortium met experts uit zorg en onderwijs. De doelstelling van dit project sluit aan bij NWA-route Jeugd in ontwikkeling bij het Thema Gezondheid & Zorg en het geven van een kansrijke start aan kinderen met behulp van een interprofessionele gezondheidsaanpak.