The specificity of training for races is believed to be important for performance development. However, measuring specificity is challenging. This study aimed to develop a method to quantify the specificity of speed skating training for sprint races (i.e., 500 and 1,000 m), and explore the amount of training specificity with a pilot study. On-ice training and races of 10 subelite-to-elite speed skaters were analyzed during 1 season (i.e., 26 weeks). Intensity was mapped using 5 equal zones, between 4 m·s-1 to peak velocity and 50% to peak heart rate. Training specificity was defined as skating in the intensity zone most representative for the race for a similar period as during the race. During the season, eight 500 m races, seven 1,000 m races, and 509 training sessions were analyzed, of which 414 contained heart rate and 375 sessions contained velocity measures. Within-subject analyses were performed. During races, most time was spent in the highest intensity zone (Vz5 and HRz5). In training, the highest velocity zone Vz5 was reached 107 ± 28 times, with 9 ± 3 efforts (0.3 ± 0.1% training) long enough to be considered 500 m specific, 6 ± 5 efforts (0.3 ± 0.3% training) were considered 1,000 m specific. For heart rate, HRz5 was reached 151 ± 89 times in training, 43 ± 33 efforts (1.3 ± 0.9% training) were considered 500 m specific, and 36 ± 23 efforts (3.2 ± 1.7% training) were considered 1,000 m specific. This newly developed method enables the examination of training specificity so that coaches can control whether their intended specificity was reached. It also opens doors to further explore the impact of training specificity on performance development.
DOCUMENT
Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
DOCUMENT
InleidingBlessures zijn een groot probleem voor hardlopers. Zo raakt jaarlijks 64% van de midden-lange afstandslopers, 32% van de lange afstandslopers en 52% van de marathonlopers geblesseerd (1). Blessures veroorzaken niet alleen persoonlijk leed, maar hierdoor kunnen hardlopers ook niet (goed) trainen om hun prestatiedoel te bereiken. Daarom is het van groot belang om te bepalen wat de risicofactoren zijn om een blessure te krijgen. Een van de risicofactoren waar sporters en coaches zelf invloed op hebben is de trainingsbelasting (2). Daarom is in deze studie onderzocht of er patronen zijn in de trainingsbelasting die voorafgaan aan een blessure. Daarnaast is uitgezocht in hoeverre de blessures te voorspellen zijn op basis van deze patronen. MethodeDe trainingsbelasting en blessures van 23 hardlopers is twee jaar lang bijgehouden. Deze gegevens zijn met verschillende datamining technieken onderzocht om patronen te herkennen. Er is gekozen om dagelijkse acute trainingsbelasting (over 7 dagen) te delen door dagelijkse chronische trainingsbelasting (over 28 dagen), genaamd acute:chronic ratio (2). Dit is per hardloper over 720 dagen bepaald. Daarbij is specifiek gekeken naar het patroon van verandering in acute:chronic ratio over vier weken voorafgaand aan elke blessure. ResultatenDe resultaten laten zien dat de hardlopers twee weken voorafgaand aan een blessure hun acute:chronic ratio met gemiddeld 11,5% verhoogden ten opzichte van de twee weken daarvoor. Met deze verhoging van 11,5% is het relatieve risico op een blessure significant verhoogd met 9,4. De sensitiviteit van voorspellingen is 0,51 en de specificiteit is 0,94.DiscussieDit betekent dat een toename van 11,5% of meer in trainingsbelasting gedurende twee weken een verhoogde kans geeft op blessures bij hardlopers. Ondanks het verhoogde risico is de voorspelling van een blessure nog niet goed mogelijk met alleen trainingsgegevens. Toch kunnen hardlopers het risico op blessures misschien verkleinen door individueel goed te kijken naar verhogingen in trainingsbelasting.(1) Kluitenberg B et al. (2015) What are the Differences in Injury Proportions Between Different Populations of Runners? A Systematic Review and Meta-Analysis. Sport Med. 45(8):1143–61.(2) Gabbett, TJ. (2016) The training-injury prevention paradox: should athletes be training smarter and harder?. Br J Sports Med, bjsports-2015.
DOCUMENT
Falls are common after stroke. This article presents a literature review of the incidence and risk factors of falls and the consequences for professionals working with stroke patients. It is important to consider the specific problems after stroke. Depression and cognitive impairments were found to be risk factors for fall incidents after stroke. In the relevant literature many different risk factors and circumstances are described. When patients move from bed to chair, walk to the bathroom and the first few days after the patient is discharged to another setting, - all these circumstances showed high percentages of falling. A fall during hospital stay is a significant risk factor for future fall incidents. A reliable index to measure the fall risk is not (yet) available. But scores on the Barthel Index and the Timed-Up-and-Go test can be used as fall risk indicators. Fear of falling is an important complication after a fall and therefore it is recommended prior to discharge to inquire about the patients self efficacy in maintaining balance. Few intervention studies use the number of falls as an outcome measure. Exercising balance following a mass training protocol seems to diminish the risk of falling.
DOCUMENT
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van een opleidingstraject voor ervaringsdeskundigen uit de geestelijke gezondheids- en de verslavingszorg. De cursussen van dit Traject Opleiding ErvaringsDeskundigheid (TOED), bedoeld voor (ex-)cliënten die al werkzaam zijn in het cliëntenwerk, zijn erop gericht dat de cursisten hun ervaringsdeskundigheid kunnen uitbouwen en bruikbaar en professioneel in dit cliëntenwerk kunnen inzetten. Het opleidingstraject, dat nu drie jaar bestaat, is opgezet in een samenwerkingsverband tussen de Fontys Hogeschool Sociaal Pedagogische Hulpverlening, het Cliëntenbelangenbureau van de GGzE en het Instituut voor GebruikersParticipatie en Beleid. Naast een basiscursus zijn er vier vervolgcursussen ontwikkeld: voor kwaliteitstoetsing, training, voorlichting/consult en voor management. In het artikel wordt het begrip ervaringsdeskundigheid verkend en het waarom van de opleiding wordt uitgebreid beschreven. Doel en opzet van de verschillende cursussen komen aan de orde en worden verantwoord. De professionalisering van het cliëntenwerk krijgt een extra dimensie wanneer dit met behulp van eigen ervaringsdeskundigheid wordt uitgevoerd. Het artikel sluit af met een karakterisering van deze meerwaarde.
DOCUMENT
Dit artikel ligt momenteel ter beoordeling bij een reviewer van het European Journal of Sport Sciences.
DOCUMENT
Het aantal kwetsbare ouderen in Nederland neemt toe en huisartsen voelen vaak de behoefte om negatieve gezondheidsuitkomsten bij deze patiënten voor te zijn. Er zijn diverse screeningsinstrumenten ontwikkeld, waaronder veel vragenlijsten. Kwetsbaarheidsvragenlijsten waar onderzoek naar is gedaan, blijken negatieve gebeurtenissen echter niet beter te voorspellen dan de huisarts zelf. Het heeft dan ook geen zin om kwetsbaarheid te scoren met een standaard vragenlijst.
MULTIFILE
Ingezonden artikel in MEMO RAD: dit artikel is een samenvatting van afstudeeronderzoek dat de eerste auteur heeft uitgevoerd ter afronding van de bachelor opleiding Medisch Beeldvorming en Radiotherapeutische Technieken aan de hogeschool Inholland.
LINK
Het welbevinden van de Nederlandse jeugd staat onder druk. Jeugdprofessionals die dagelijks werken aan vorming, begeleiding, preventie en behandeling van jonge mensen, zien zich daarin geconfronteerd met de nodige uitdagingen. Aangezien kennis en protocollen ontoereikend zijn in het komen tot adequaat handelen, is het van belang te exploreren wat ‘praktische wijsheid’ van individuele professionals hierin kan betekenen. Data uit acht open interviews, met inzet van de rich pictures methode, zijn geanalyseerd om te onderzoeken wat praktische wijsheid in het jeugddomein behelst. Dit toonde aan dat professionals komen tot het juiste handelen in knellende situaties door het eigen morele kompas als belangrijke richting gever te gebruiken. Het handelingsrepertoire is rijk en loopt uiteen van het volgen van intuïtie en wendbaarheid tot het gebruikmaken van kennis en zelfkennis. Het is van belang dat organisaties ruimte maken voor wat professionals al doen hieromtrent, maar ook dat (gezamenlijke) reflectie wordt gefaciliteerd. Elementen uit onze onderzoeksmethode lijken hierbij behulpzaam te kunnen zijn.
DOCUMENT
The article describes what a restorative city is by looking at research, experiences in different countries and by describing the developments in Restorative City Wrocław. A restorative city is a city that recognises its urban environment as a network of relations in which – in the case of conflict – citizens, institutions and organisations choose a restorative approach to finding a solution in the first place. This necessitates proactive responses to conflict resolution, which go beyond criminal justice and crime prevention strategies that are still predominantly of a reactive nature. The concept of the restorative justice city builds a ‘criminology of trust’, for which crime is not a risk to be managed and controlled but a harm to be addressed by penal policies based on respect, solidarity, inclusion and active participation The restorative city concept, as also seen in Wrocław, is gaining momentum and while it is becoming an appealing policy transfer in an increasingly globalized world.
MULTIFILE