Deze handreiking is ontwikkeld voor logopedisten die werken met kinderen met spraak- en taalontwikkelingsstoornissen. De handreiking is hoofdzakelijk gebaseerd op ervaringen van logopedisten die werken in een eerstelijnspraktijk. Tijdens de eerste Covid-19 lockdown in maart 2020 zijn we in Nederland massaal overgestapt naar online werken. Ook logopedisten gingen hiermee aan de slag. Er was weinig bekend over geschikte en veilige beeldbelplatforms of over de aanpak van online spraak- en taaltherapie. De urgentie om met kinderen te blijven werken was echter hoog. Er is in de beroepspraktijk een schat aan kennis en ervaring opgedaan. Om logopedisten te ondersteunen bij het online werken is in deze studie de kennis uit de literatuur geïnventariseerd en zijn de kennis en ervaringen van logopedisten opgehaald. Deze handreiking is tot stand gekomen in drie fases van een studie die liep van juni 2020 tot en met september 2020. In de eerste fase zijn ervaringen van logopedisten met online logopedie verzameld op sociale media als Facebook en LinkedIn. Wij hebben gekeken naar succeservaringen en belemmeringen die logopedisten met elkaar deelden, maar ook naar materiaal dat online is uitgewisseld. Deze ervaringen vormden de basis voor het opstellen van een online enquête om meer te weten te komen over de geïnventariseerde onderwerpen. In de tweede fase is deze enquête online verspreid en ingevuld door 218 logopedisten uit verschillende werk-settingen. Op basis van de enquête en een literatuuronderzoek zijn per onderwerp de belangrijkste conclusies en vragen gebundeld tot een concept Handreiking online logopedie voor kinderen met spraak- en taalstoornissen. In de derde fase zijn in samenwerking met Auris onderwerpen voor focusgroepen opgesteld. Deze onderwerpen werden besproken in twee focusgroepen met in totaal negen logopedisten.
DOCUMENT
Het doel van deze handreiking is om logopedisten te ondersteunen bij het Samen Gamen, het toepassen van tabletgames in taaltherapie met jonge kinderen. We geven aanbevelingen over hoe je tabletgames op een juiste manier kunt inzetten om de communicatie en interactie tijdens het Samen Gamen te optimaliseren. Om tot deze aanbevelingen te komen is binnen het project DigiTaal onderzoek gedaan naar de verschillen in de interactie en communicatie tussen kind en logopedist tijdens taaltherapie met tabletgames en tijdens taaltherapie met traditioneel materiaal. Daarnaast hebben logopedisten onder begeleiding van een video-interactiebegeleider aan de hand van gemaakte videobeelden positieve interactiemomenten tijdens gamen geïdentificeerd en besproken. De logopedisten hebben geleerd om deze interactiemomenten vervolgens zelf te herkennen en uit te bouwen, waardoor hun expertise over Samen Gamen is vergroot. De opbrengst aan best practices hebben wij vertaald naar aanbevelingen voor logopedisten.
DOCUMENT
Deze leidraad is voortgekomen uit ons afstudeerproject voor de opleiding Logopedie te Hogeschool Utrecht. Aan de hand van de leidraad willen wij logopedisten in Nederland op weg helpen met het toepassen van dynamisch testen in de praktijk. Zoals de titel weergeeft is de leidraad gericht op dynamisch testen bij kinderen met spraak- en/of taalproblemen. U vindt informatie over de term dynamisch testen, de verschillende methodes en natuurlijk hoe dynamisch testen toegepast kan worden. Om u een duidelijk beeld te geven zijn er voorbeeldcasussen uitgewerkt met betrekking tot spraak- en/of taalproblemen. In deze casussen zijn bestaande taaltesten gebruikt. Hiermee hopen wij de drempel om dynamisch testen toe te passen te verlagen.
DOCUMENT
Deze openbare les is uitgesproken door dr. Ellen Gerrits ter gelegenheid van haar installatie als lector Logopedie aan Hogeschool Utrecht. Dit lectoraat is ontstaan vanuit een samenwerking tussen de Faculteit Gezondheidszorg van Hogeschool Utrecht, de opleiding Logopediewetenschap van de Universiteit Utrecht en de Koninklijke Auris Groep, een instelling voor begeleiding, zorg en onderwijs voor kinderen met een communicatieve en/of auditieve beperking. Het lectoraat Logopedie heeft als missie om de transparantie van de logopedische zorg te vergroten en kennis te ontwikkelen en te verspreiden over de effectiviteit van logopedische interventie. Hierbij ligt de focus op preventie en care bij kindertaalstoornissen. Het lectoraat wil dit bereiken met praktijkgericht, toegepast onderzoek. Het lectoraat is uniek in Nederland omdat het zich specifiek richt op het vakgebied Logopedie. Het heeft daarom ook als missie om in brede zin bij te dragen aan de onderbouwing en profilering van het beroep logopedie, en aan de professionalisering en academisering van de logopedist.
DOCUMENT
Dit artikel beschrijft de bevindingen uit een explorerend literatuuronderzoek naar de grammaticale ontwikkeling van Nederlandstalige kinderen tussen 7 en 10 jaar met en zonder een taalontwikkelingsstoornis (TOS). De resultaten worden ook in een klinische context geplaatst, met als doel logopedisten te ondersteunen in de behandeling van grammaticale problemen bij kinderen met TOS in deze leeftijdsgroep. Grammaticale problemen zijn een kernprobleem van kinderen metTOSen behandeling van deze grammaticale problemen is daarmee een kerntaak van de logopedist. De verwervingsvolgorde van grammaticale structuren bij Nederlandstalige kinderen met een normale taalontwikkeling is redelijk duidelijk tot een leeftijd van 5 á 6 jaar. Voor oudere kinderen is dit veel minder het geval. Deze informatie is echter wel van belang om passende grammaticale behandeldoelen te kunnen selecteren en prioriteren.
DOCUMENT
Een spontane taalanalyse (STA) wordt gezien als de gouden standaard voor de analyse van grammaticale problemen en het stellen van behandeldoelen bij kinderen met TOS. Logopedisten erkennen het belang van STA maar geven ook aan deze analyses weinig uit te voeren. Genoemde redenen hiervoor zijn een gebrek aan tijd, kennis en vaardigheden. Er is veel behoefte aan meer kennis over grammaticale ontwikkeling bij kinderen in de leeftijd van 7-10 jaar, het slim en snel uitvoeren van STA en het selecteren van geschikte behandeldoelen. Deze handreiking heeft als doel in deze behoefte te voorzien door kennis en vaardigheden over STA toegankelijker en beter toepasbaar te maken. Omdat logopedisten vooral veel vragen hebben over kinderen met TOS van 7-10 jaar, ligt de focus in deze handreiking op deze leeftijdsgroep. De handreiking is ontwikkeld binnen het onderzoeksproject ZINnig van het Lectoraat Logopedie van Hogeschool Utrecht.
DOCUMENT
Children with developmental language disorders (DLDs) may experience barriers to communicative participation. Communicative participation is defined as ‘participation in life situations in which knowledge, information, ideas or feelings are exchanged’. Barriers experienced in communicative participation cannot be explained by language competence alone and are thought to be influenced by contextual factors. A better understanding of these factors will contribute to tailored speech and language therapy services for children with DLD. We conducted a focus group study with 13 speech and language therapists’ (SLTs) to explore their perspectives on contextual (environmental and personal) factors in early childhood that are associated with communicative participation in children with DLD. The personal factor of child well-being, and the environmental factors of familial support and SLT service provision were developed through thematic analysis. The potential mediating role of these factors on communicative participation implies that it is important to address contextual barriers and facilitators in speech and language therapy services.
DOCUMENT
Logopedisten en klinisch linguïsten onderzoeken de taalontwikkeling van jonge kinderen met een vermoedelijke of al vastgestelde taalontwikkelingsstoornis. Ze onderzoeken ook de taalvaardigheid van personen met afasie. Naast gestandaardiseerde tests worden samples spontane taal geanalyseerd. Hiervoor worden uitingen ontlokt aan de patiënten via vaste protocollen. De sessies worden opgenomen, getranscribeerd en vervolgens grammaticaal geanalyseerd. Bij de grammaticale analyse wordt bepaald welke soorten constructies en fouten voorkomen en in welke mate, en dit wordt vergeleken met een norm. Taal- en spraaktechnologie (TST) kan er in prin-cipe aan bijdragen om het proces van transcriptie en grammaticale analyse efficiënter te maken en mogelijk zelfs om de kwaliteit van de assessments te verhogen. In dit artikel richten we ons op de mogelijkheden van TST voor de analyse van kindertaal.
LINK
Deze handreiking is voortgekomen uit het onderzoeksproject ‘Hulpverlening voor kinderen en jongeren met FASD’. Het onderzoek is gefinancierd door het Centre of Expertise Preventie in Zorg & Welzijn van de hogeschool Inholland en is uitgevoerd door het lectoraat GGZ-Verpleegkunde (Inholland) in samenwerking met de FASD Stichting, ’s Heeren Loo en de FAS-poli van Gelre ziekenhuizen in Zutphen. Tijdens de eerste fase van het onderzoek werd een probleem- en behoefteanalyse gedaan door middel van literatuuronderzoek, aangevuld met interviews met acht jongvolwassenen met FASD en elf ouders1. Daarnaast werd een focusgroep gehouden met zes hulpverleners die expertise hadden op het gebied van FASD. De onderzoeksvragen in deze eerste fase van het onderzoek waren de volgende: 1. Welke wetenschappelijke kennis is er beschikbaar op het gebied van ondersteuningsbehoeften van kinderen en jongeren met FASD en hierop aansluitende hulpverlening? 2. Welke zijn de huidige knelpunten in de hulpverlening aan kinderen en jongeren met FASD en welke oplossingsrichtingen worden hiervoor geopteerd? 3. Op basis van vraag 1 en 2: uit welke componenten bestaat een interventieprogramma dat adequaat aansluit bij de ondersteuningsbehoeften van kinderen en jongeren met FASD? In de tweede fase van het onderzoek zijn de onderzoeksresultaten samengevoegd in deze handreiking. Een expertisepanel heeft in twee rondes feedback gegeven op de conceptversies. Ook de stuurgroep van het onderzoeksproject heeft inhoudelijk bijgedragen aan het eindresultaat. De opbouw van de handreiking is als volgt. Ten eerste zal een beschrijving worden gegeven van FASD (hoofdstuk 2). Vervolgens zal beschreven worden wat wordt verstaan onder goede zorg voor kinderen2 met FASD (hoofdstuk 3). Deze wordt nader uitgewerkt in een aantal componenten, die tot stand zijn gekomen aan de hand van wetenschappelijke literatuur, aangevuld met ervaringskennis van jongvolwassenen met FASD (aangeduid in het document met jongvolwassenen), biologische, bonus-, pleeg -en adoptieouders (aangeduid met ouders) en ervaren hulpverleners (aangeduid met focusgroep). Elke component bestaat uit een inhoudelijke toelichting, een beschrijving van de knelpunten en aanbevelingen die zijn voortgekomen uit ons onderzoek. Daarna zal besproken worden welke interventies er zijn voor kinderen met FASD (hoofdstuk 4). Ten slotte worden de knelpunten en aanbevelingen op organisatieniveau beschreven (hoofdstuk 5).
DOCUMENT
BACKGROUND: Communicative participation is the primary outcome of speech and language therapy for people with communication disorders. However, there are no instruments that measure communicative participation from the perspective of adolescents and young adults. Moreover, little research has been conducted in which adolescents and young adults with various communication problems were asked about relevant participation situations in which they need to communicate. Before a new measurement instrument can be developed, it is necessary to explore adolescents' and young adults' views on their communicative participation.AIMS: In this study we identified situations in which adolescents and young adults experience barriers participating because of communication problems, as well as situations in which they have no difficulties. In addition, we identified aspects of these situations that influence communicative participation in order to gain a deeper understanding of concepts related to communicative participation.METHODS AND PROCEDURES: This concept elicitation study concerned in-depth interviews on self-experienced communicative participation, in which diaries were used as a sensitizing exercise. Participants were asked to keep a diary for 1-2 weeks in which they described their communicative participation during the day. They were asked to describe situations in which they were not able to participate because of their communication disorder, and to describe situations in which they were able to participate. Within 1 week after completing the diary, participants were invited for an in-depth interview, in which the content of the diary was discussed.OUTCOMES AND RESULTS: Twelve participants were included in this study (7 females, 5 males; 13-27 years) with a variety of communication disorders, including language disorders, speech disorders, hearing loss, or a combination of them. They described a total of 234 situations related to different domains (e.g., communicative participation in school or with friends). Out of these situations, 37 concepts that influence communicative participation were found that were related to the six categories: person (e.g., strangers), topic (e.g., figurative language), pace (e.g., time pressure), location (e.g., school), moment (e.g., energy) and mode (e.g., group conversations).CONCLUSIONS AND IMPLICATIONS: The results of the study provide understanding in adolescents' and young adults' perspectives on communicative participation. The identified situations form the basis for developing an item bank for measuring communicative participation in adolescents and young adults with communication disorders. In upcoming studies, the items will be extensively assessed on the quality aspects of comprehensiveness, comprehensibility and relevance.WHAT THIS PAPER ADDS: What is already known on this subject Communicative participation is the most important outcome of speech and language therapy. However, measurement instruments (preferably patient reported outcome measures, PROMs) to assess communicative participation of adolescents and young adults are scarce. Moreover, perspectives of adolescents and young adults on self-experienced communicative participation, which can lead to the development of a measurement instrument, have not yet been identified. What this paper adds to existing knowledge This study is about the self-experienced communicative participation situations mentioned by adolescents and young adults themselves. It presents 37 concepts describing communicative participation that were identified from communicative participation situations mentioned by adolescents and young adults themselves. What are the potential or actual clinical implications of this work? This study provides more insight into concepts that describe communicative participation from the perspectives of adolescents and young adults. The results will be used to develop an item bank measuring communicative participation in the target population.
DOCUMENT